Een bekend Antwerps strafpleiter las blijkbaar met enige vertraging mijn column van twee weken geleden en ergerde zich aan mijn beschouwing over advocaten die ’s avonds voor de televisiecamera’s hun pleidooi overdoen van ’s ochtends in de zittingszaal, maar waar ik er vooral ook op wees dat de advocaat niet noodzakelijkerwijze de woordvoerder is van zijn cliënt in de media. De steeds grotere groep van lezers zijn bij deze gewaarschuwd, want deze column is niet meer of minder dan “conservatief geneuzel in de wandelgangen” die de beroepsgroep meer schade toebrengt dan het inzichten aanreikt. Het is misschien vanaf nu aangewezen een disclaimer te plaatsen onder deze columns, om op die manier aansprakelijkheidsvorderingen te voorkomen.
Laat me misschien eerst nog eens herhalen wat ik al elders en veel uitgebreider schreef: wanneer een advocaat zijn cliënt bijstaat en verdedigt voor de rechter – pleiten dus – oefent hij een kerntaak van zijn beroep uit. Om zijn onafhankelijkheid te waarborgen gebeurt dat binnen een deontologisch kader. Dat moet de cliënt én de advocaat beschermen, maar ook het algemeen belang vrijwaren. Ja, de deontologie dient ook om de rechtsstaat te beschermen. In de rechtbank is er de vrijheid van het pleidooi (het Grondwettelijk Hof laat toe dat nu zelfs de Koning mag beledigd worden). Eens buiten de zittingszaal vervalt die immuniteit van het pleidooi en vereist het beroepsgeheim terughoudendheid, zeker in zaken waarin nog geen vonnis is uitgesproken.
Advocaten kunnen zich ook manifesteren als woordvoerder van de cliënt in de media, maar ze moeten beseffen dat dit geen kerntaak is van een advocaat
Reeds eerder heb ik al de stelling verdedigd dat dit alles niet belet dat er over rechtszaken in de media kan worden gecommuniceerd. Het ontgaat strafpleiters wel eens dat er ook andere zaken worden gepleit en dat het bijvoorbeeld in ondernemingsgeschillen wel vaker voorkomt dat naar aanleiding van een procedure voor de rechtbank de onderneming een communicatiebureau als woordvoerder inschakelt. Die spindoctors waken over de reputatie van het bedrijf en trachten de beeldvorming in de media bij te stellen. Advocaten kunnen zich ook manifesteren als woordvoerder van de cliënt in de media, maar ze moeten beseffen dat dit geen kerntaak is van een advocaat en het is mijn stelling dat ze daarvoor een bijzonder mandaat moeten krijgen van hun cliënt. Sinds de ‘perimeter’ van het beroep werd uitgebreid, mogen advocaten tal van andere beroepsactiviteiten uitoefenen en wat mij betreft zeker ook het beroep van woordvoerder. Het is voor mij geen kerntaak en dus is daarop niet de volledige advocatendeontologie van toepassing, maar die nevenactiviteit zal worden getoetst aan de ‘waardigheid’ van het beroep. Over dat laatste begrip heb ik recent ook al uitgebreid standpunt ingenomen en daar heb ik uiteengezet dat dit moet getoetst worden aan de noodzakelijke onafhankelijkheid van de advocaat. Sommigen vonden die stelling provocerend en het leverde mij niet enkel applaus op, maar nieuw is wel dat dit nu ook conservatief geneuzel is geworden. Of ‘conservatief’ moet worden geïnterpreteerd in de lijn van het boek van onze confrater Frank Judo (waarop ik eerder in een column alludeerde), valt te betwijfelen.
10 minuten
Een rechtszaak moet in de eerste plaats in de zittingszaal worden behandeld door onafhankelijke rechters. De Orde van Vlaamse Balies was ontstemd dat het Hof van Cassatie in een arrest van 14 maart oordeelde dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling de advocaat van een gedetineerde na 10 minuten mocht sommeren om zijn pleidooi af te ronden. De woordvoerder van de OVB noemde dat een onrustwekkende evolutie. Het debat gaat breder dan de pleidooien bij de voorlopige hechtenis in strafzaken. De vraag is of de rechter beperkingen kan opleggen aan de wijze waarop de advocaat zijn cliënt verdedigt. Voor het Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Hof van Justitie is er voor de meeste zaken geen mondelinge behandeling en zijn de schriftelijke conclusies aan strikte regels onderworpen, met onder meer een beperking van het aantal pagina’s conclusies. Ook in Nederland is de omvang van de conclusies aan banden gelegd en die gedachte leeft ook in ons land.
Een goede behandeling van de zaak vereist dat er voldoende ruimte is om de juridische vragen toe te lichten. In burgerlijke en commerciële kamers wordt steeds vaker gebruik gemaakt van het interactief debat, waar pleidooien worden vervangen door het beantwoorden van de vragen die bij de rechter opkwamen bij de voorbereiding van de zaak. Dat levert soms korte(re) maar pittige debatten op, die meer opleveren voor de rechtsbedeling dan een zich eindeloos herhalende advocaat voor een passieve rechter. Het kan natuurlijk ook zijn dat dit eens te meer conservatief geneuzel is.
Hugo LAMON
Disclaimer: het lezen van deze column kan uw juridische gezondheid schaden.
Lees hier eerdere columns van Hugo Lamon
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen de juridische en fiscale wereld?
Volg Jubel.be op LinkedIn
0 reacties