Rechter op rust Walter De Smedt, gewezen strafrechter, onderzoeksrechter en voormalig lid van de Comités I (Inlichtingen) en P (Politie) laat zijn licht schijnen over het onderzoek naar de Bende van Nijvel in nasleep van de veelbekeken tv-serie 1985.
1985: feiten en fictie
Al is de reeks 1985 gesteund op waargebeurde feiten, het is ook fictie. Dat heeft tot gevolg dat heel wat kijkers de fictie vergeten en hun buikgevoel alles voor waar aanneemt. Het is daarom niet verkeerd, naargelang de afleveringen verlopen, er op te wijzen dat het maar om cinema gaat en dat alles wat er in getoond wordt daarom niet de juiste weergave is van wat mogelijk en vermoedelijk in het gerechtelijk dossier staat.
Anderzijds brengt de reeks, terecht, een aantal vragen opnieuw in de aandacht, wat dan weer het risico inhoudt dat enkel de door de verfilming gegeven antwoorden zullen blijven nazinderen. Hoe moet je tegen dit alles aankijken?
Succes 1985 toont aan dat burgers de waarheid willen kennen
Bijna één miljoen mensen zijn geïnteresseerd in de verhalen over de Bende van Nijvel in 1985. Daaruit mag je begrijpen dat veel burgers blijvend willen weten wat er toen juist is gebeurd inzake de overvallenreeks die aan 28 mensen het leven heeft gekost. Dat staat tegenover het plan om de verjaring van de openbare vordering nogmaals te verlengen. Want indien het gerechtelijk onderzoek wordt verder gezet is dat ook zo met de geheimhouding er van. Daar moet de tot hiertoe door het parket gevolgde houding om niet of weinigzeggend over het onderzoek te communiceren worden aan toegevoegd.
Deze houding kan overigens in vraag worden gesteld omdat de wet-Franchimont, in navolging van het bendeonderzoek, de procureur toelaat om, wanneer het openbaar belang het vereist, wél mededelingen te doen. Daarbovenop mag er ook gewezen worden op de onmogelijkheid om in dit dossier nog een proces te houden dat voldoet aan de vereisten van het eerlijk proces en het naar praktische maatstaven gewoon ondoenbaar is geworden om iedereen die daartoe recht heeft in een tegensprekelijke afhandeling zijn zeg te geven. Het nu gehouden terrorismeproces is klein bier tegen wat een proces tegen de daders, voor zover zij nog in leven zijn, van de Bendefeiten kan zijn. Deze elementen maken de beslissing, en dat is een zuiver politieke, om de Bendefeiten niet te laten verjaren en daardoor ook de geheimhouding te verlengen niet evident.
Zaak François
Tegenover het leed van de slachtoffers en de gerechtvaardigde vraag van de nabestaanden om door een proces de waarheid te kennen staat ook een andere vraag die het persoonlijk belang overstijgt. De vraag wat wij nu uit het gehele onderzoek kunnen leren is van brandend actueel belang. De keuze om de reeks te laten starten met de zaak François is daaromtrent niet zonder reden. Het is wat wijlen De Morgen-onderzoeksjournalist Walter De Bock en ikzelf meermaals hebben gesteld en geschreven: “De zaak François is de moeder van alle disfuncties”.
Als je toelaat dat een verzelfstandigde politiedienst met gebruik van bijzondere opsporingsmethoden operaties voert die ook voor de gerechtelijke overheden worden afgeschermd loopt het altijd mis. Dat is nadien ook overduidelijk gebleken in de zaak Dutroux waarin de operaties Othello en Décimes, de geheime observatie van de huizen van Dutroux, geheim gehouden werden voor de onderzoeksrechter zodat de ontvoerde kinderen Julie en Melissa om het leven kwamen onder het oog van de Rijkswacht. Het zelfde gebeurde met het onderzoek over de operatie Antwerp Tower, de uitvoering van afgeschermde operaties door een door de Rijkswacht eigenmachtig opgerichte geheime inlichtingendienst. Ook dat onderzoekdossier verdween in de catacomben van een justitiepaleis.
Staatsgreep
Dat in de eerste afleveringen van 1985 ook het bestaan van een extreemrechtse cel binnen de Rijkswacht wordt in beeld gebracht is evenmin fictie. Tijdens de jaren van lood tijdens dewelke de moorden van de Bende plaatsgrepen kwam een ander plan tot een staatsgreep aan het licht. “We sliepen in gevechtskledij, met onze combatboots aan. Helmen en wapens lagen binnen handbereik, de voertuigen stonden startklaar in de kazerne. In eerste instantie stelde ik daar toen geen vragen bij. Wij waren gedrild om opdrachten uit te voeren. Punt uit.” verklaarde Christian Amory (°1952), die in 1973 lid was van het Speciaal Interventie Eskadron van de Rijkswacht en die zijn herinneringen aan deze episode enkele jaren geleden oprakelde in La Dernière Heure. “Ons doelwit was de inname van het parlement. Later hoorden we ook dat er die dag pantsers vanuit Duitsland naar de Belgische grens werden overgebracht. Dat de para’s ingezet zouden worden. Dat het doelwit niet alleen het parlement was, maar ook het koninklijke paleis, de RTBF en de belangrijkste communicatieknooppunten.”
Groep G zou staan voor 'Groupe d'Action Politique'. Andere bronnen spreken van 'Groupe de la Gendarmerie', naar analogie van de zusterorganisatie in het leger, de Groep M, Groupe Militaire. Daarnaast bestonden er ook kernen aan de Université Libre de Bruxelles (ULB), bestaande uit kandidaat Rijkswacht-officieren die er criminologie studeerden, in de Koninklijke Militaire School, in het Mobiel Legioen, in de groep Diane, in de drugssectie van de Brusselse BOB, en in verschillende andere brigades van de Rijkswacht. Naar eigen zeggen was een andere Rijkswachter, de in 1997 in Orlando (VS) overleden Martial Lekeu, gerekruteerd door Didier Miévis, een BOB'er die bij het Centraal Bureau voor Inlichtingen werkte en door Lekeu omschreven werd als de rekruteringsofficier van het extreemrechtse Front (de la Jeunesse) bij de Rijkswacht.
CEPIC
Volgens Lekeu werd door de Groepen G en M vanaf 1975 gewerkt aan een plan tot staatsgreep. Die coup moest het orgelpunt vormen van een hele serie terreuracties en zou de macht in handen moeten spelen van het CEPIC, de rechtervleugel van de toenmalige Franstalige christen-democraten. Lekeu in Panorama: “Tijdens de bijeenkomsten van het Front werd een plan uitgewerkt om België te destabiliseren en klaar te stomen voor een autoritair regime. Dat plan bestond uit twee delen, een luik politiek terrorisme en een luik banditisme. Ik heb in het luik banditisme gewerkt. Ik was een van de specialisten die jonge kerels met rechtse trekken een opleiding moest geven, ze moest kneden tot een getrainde bende die tot alles bereid was. Daarna moest ik alle contact met hen verbreken zodat ze als zelfstandige groep konden voortbestaan en overvallen plegen, zonder te beseffen dat ze deel uitmaakten van een uitgekiend complot.” Nog steeds volgens Lekeu bestonden er veel meer van die groepen en zijn die vermoedelijk uitgegroeid tot de Bende van Nijvel. De ex-Rijkswachter beweerde ook dat hij de speurders van de BOB in Waver, belast met het onderzoek naar de Bende, in 1984 al had ingelicht. Voordien zou hij ook al een rapport over de extreemrechtse infiltratie in de Rijkswacht bezorgd hebben aan adjudant-chef Roger Tratsaert van de info-sectie van de Brusselse BOB. Wie dit verhaal visueel wil herbeleven krijgt daar nu de kans toe: Kijk naar het TV-feuilleton 1985.
De werking van meerdere geheime diensten binnen de Rijkswacht en de daardoor gevoerde illegale operaties, gekoppeld aan het bestaan van een extreemrechtse groep binnen het korps, zowel als de door de leden van die groep gevoerde samenwerking met andere extreemrechtse organisaties, zoals het Front de la Jeunesse, wat in de fictiereeks wordt voorgehouden, was van bij het begin van het Bendeonderzoek, onder meer door de cel Brabant-Wallon, gevolgde piste.
Deze piste stuitte evenwel op de tegenwerking van de toenmalige procureur van Nijvel Jean Deprêtre (overleden in 2012). Deze procureur hield voor dat het om gewone criminelen ging, “des Zozo's”. De speurders die de andere piste wilden volgen werden uit het onderzoek verwijderd en gestraft. Hoewel het parlementair onderzoek vaststelde dat procureur Deprêtre en niet de onderzoeksrechters de onderzoekspistes en de onderzoeksstrategie had bepaald werd verder onderzoek naar extreemrechts ook in andere benaderingen bemoeilijkt. Toen een lid van het comité P in de voortzetting van het dossier naar het lidmaatschap van commissaris Johan Demol documentatie van de leider en oprichter van het Front de la Jeunesse, Françis Dossogne, had ontdekt en er alle aanwijzingen van de banden met andere extreemrechtse organisaties in de wereld had aangetroffen, werd ook tegen hem klacht ingediend en werd het verder onderzoek afgeblokt. Het is pas heel wat later dat zowel de justitieminister Koen Geens en de toenmalige procureur-generaal Christian De Valkeneer toegaven dat de piste van extreemrechts nog werd gevolgd en dat er in het onderzoek werd gemanipuleerd.
Is het dan niet erg belangrijk te weten wat er in het Bendeonderzoek staat over dergelijke organisaties en over de door deze gevoerde operaties?
Het actueel belang van het bestaan van extreemrechtse organisaties die een gevaar vormen voor de werking van de democratie kan toch niet ontkend worden? Is het dan niet erg belangrijk te weten wat er in het Bendeonderzoek staat over dergelijke organisaties en over de door deze gevoerde operaties? Moet dat dan geheim blijven of heeft onze samenleving het recht om er over ingelicht te worden? Hetzelfde mag je stellen over de manipulaties van het onderzoek.
Wie of wat heeft belet dat gedurende al die jaren de actie van politie en justitie dermate werd verstoord dat buiten wie in het onderzoek zit niemand weet waarom er 28 doden vielen?
Wie of wat heeft belet dat gedurende al die jaren de actie van politie en justitie dermate werd verstoord dat buiten wie in het onderzoek zit niemand weet waarom er 28 doden vielen? Het is bovendien niet het enige dossier waarin die vragen moeten worden gesteld. Over de overval op de Ratz-kazerne in Vielsalm (provincie Luxemburg) op 13 mei 1984 waarbij een militair voor dood werd achtergelaten is door de verklaringen van de toenmalige commandant en de bij de geheime operatie betrokken actoren zowat alles geweten. Wat gebeurde er met dit dossier? Het onderzoek op de moord op de communistenleider Julien Lahaut(1884-1950) kende eenzelfde afhandeling. Nadat de feiten waren verjaard bracht een academische benadering waarover twee boeken werden geschreven opheldering. De moord was het werk van een geheime extreemrechtse uit het WOII-verzet gegroeide organisatie die hulp had bij politie en justitie. Is het daarna gestopt of werden die activiteiten verder gezet? Het dubbele parlementair onderzoek op de bendefeiten stopte met de vaststelling dat er achter de feiten “Een duistere Macht” zat. Is het ook vandaag niet erg belangrijk te weten wat daar mee wordt bedoeld?
Walter De Smedt, strafrechter op rust en gewezen onderzoeksrechter
Lees ook deze eerdere opinies van oud-rechter De Smedt
Ook zaak Chovanec toont knelpunten in strafrechtprocedure
Het onvatbare terrorismeproces is wel uit te leggen
De pleinvrees van de procureur
0 reacties