President Macron zei enige tijd geleden dat Frankrijk in oorlog is met een onzichtbare vijand, maar dat klopt niet. We zijn gewoon in oorlog met onszelf. Velen vragen zich af of we niet van in het begin hadden moeten luisteren naar niet alleen de (uiteraard) hoogstnoodzakelijke virologen maar ook naar economen, sociologen, psychologen, (moraal)filosofen, antropologen, enzovoort.
Laat ons eens even de omzendbrief betreffende het tijdelijk verbod op uithuiszettingen omwille van de coronavirusmaatregelen (1) bij de hand nemen. Om de gevolgen van die maatregelen op de private en sociale huurmarkt te temperen, nam de Vlaamse Regering een aantal maatregelen. Eén van die maatregelen is het tijdelijk verbod op uithuiszettingen tijdens de civiele noodsituatie (2). Welnu, het gaat hier over een treffend voorbeeld van wat er vandaag de dag aan de hand is. Het lijkt wel of we even het noorden kwijt zijn.
Moet de huurder geen huur meer betalen?
Tot op heden kwam de overheid tussen met premies, uitstel, tijdelijke werkloosheid en nam de staat engagementen op – sommigen spreken van ‘cadeaus’ – om de economie te redden. Voor de eerste keer wordt nu een maatregel genomen die ook engagement verwacht van particulieren, namelijk de huiseigenaars. De uitvoering van alle gerechtelijke beslissingen waarbij een uithuiszetting wordt bevolen, wordt opgeschort. De politiediensten zijn verantwoordelijk voor de naleving, zo nodig met gebruik van geweld.
Minister Diependaele geeft enige verduidelijking aangezien het hier niet om alle vormen van uitdrijvingen gaat. Het gaat om woninghuurgeschillen. Het is duidelijk dat de bescherming er enkel is om de huurder die geen eigen woning heeft te beschermen en dus niet de handelaar, krakers, bezetting zonder bede of titel, uithuiszettingen in het kader van voorlopige maatregelen tussen (ex-)partners, uithuiszettingen van vorige eigenaars van een verkocht onroerend goed, kantoren en praktijkruimtes van vrije beroepers of mensen die een garage huren.
Het gaat verder weliswaar over de ‘uitvoering van uithuiszettingen die dus nog steeds wel degelijk bevolen kunnen worden’. De uithuiszettingen die reeds werden bevolen worden eveneens uitgesteld tot en met 27 juli (3).
De (vrede)rechter die aldus de uithuiszetting heeft vastgepind – één maand na de betekening van het vonnis of soms 8 dagen na die betekening omwille van de hoogdringendheid – ziet zijn uitspraak dus niet uitgevoerd. Een rechter heeft evenwel een reden om de uitdrijving na 8 dagen al te bevelen. Er wordt op eerste zicht (4) geen mogelijkheid voorzien voor de verhuurder om vooralsnog wegens een absolute noodzaak de uitdrijving doorgang te zien vinden en laat het nu net zo zijn dat in de helft van de gevallen door de verhuurder aangedrongen wordt om die uitdrijving met spoed te doen om redenen van bijvoorbeeld geluidsoverlast, stank of gedragingen van een medebewoner in een gebouw waaraan dringend een einde moet komen. Het voorwerp van de schuld, de onbetaalde huurgelden, zijn reeds in het verleden te situeren en hebben niets te maken met een eventueel verlies van inkomen te wijten aan de genomen maatregelen. Het spreekt uiteraard voor zich dat één en ander tot excessen zal leiden, nu reeds vinden sommigen dat zij de huur toch niet moeten betalen en worden gerechtsdeurwaarders soms geconfronteerd met een ‘gij kunt mij toch niets maken’ -mentaliteit.
Gebrek aan vertrouwen
Welke is dus de economische bescherming die de minister hier voor ogen heeft? Waarom gelooft hij niet in het gezond verstand van de actoren ter plaatse, hetzij een onafhankelijke rechter en een bekwaam team van gerechtsdeurwaarders, politieagenten en OCMW’s en andere hulpverlenende instanties? Gaat men er vanuit dat een rechter hoe dan ook geen rekening wil houden met economische al dan niet impliciete argumenten vanwege de onfortuinlijke verhuurder zelfs indien deze verstek laat? Had het echt niet anders kunnen geformuleerd worden?
Dat uitdrijvingen op heden geen doorgang kunnen vinden is absoluut noodzakelijk zoals de minister zelf ook stelt (‘deze coronapandemie is geen moment om aan uithuiszettingen te doen’), maar dat is om reden van een besmettingsgevaar dat hopelijk de volgende maand(en) zal verdwenen zijn. Ook de maatregel dat een verlenging van de huurovereenkomst wegens buitengewone omstandigheden aan de verhuurder kan gevraagd worden is zeker nodig. Maar het gezond verstand van de rechter verloochenen niet.
Er werd geen advies gevraagd aan de Raad van State aangezien er een dringende noodzakelijkheid is nu ‘de gevolgen van de federale coronamaatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 op zowel de private als de sociale verhuring zo snel mogelijk moeten worden ingeperkt’. Niet alleen zal deze maatregel dus zijn doel voorbijschieten en had minstens één en ander met meer vertrouwen en met meer consultatie van de mensen op het terrein, die hoe dan ook zoals voorheen hun gezond verstand gebruiken, toch even besproken kunnen worden, erger nog gaat het hier over een uitvoerende macht die denkt bevoegd te zijn om te oordelen over wat de rechter al dan niet heeft beslist (5)?
De gerechtsdeurwaarders zullen een rol te spelen hebben bij het terug op gang brengen van de economische activiteit. Evenzeer zal het éénzijdig en dwingend verbieden voor de schuldeisers van vennootschappen om nuttige uitvoeringsdaden te stellen, zonder een mogelijkheid van interpretatie te bieden en dit terwijl ieder geval apart moet worden gezien, een sneeuwbaleffect veroorzaken.
Nick Luyten
|
0 reacties