Op 11 mei organiseerde de Balie Antwerpen de bijzonder boeiende conferentie rond Advocaat en Media. Advocaten en journalisten gingen met elkaar in discussie over hun soms moeilijke relatie, over de deontologie van de verschillende beroepsgroepen en de rol die ze ieder te spelen hebben in een democratische rechtsstaat. Jubel brengt verslag uit.[1]
Vice-stafhouder Katrien Crauwels gaf het startschot met enkele algemene beschouwingen. De media brengt het recht dichter bij de burger en dat is alvast een goede zaak. Justitie als gesloten wereld – denk aan het iconische beeld van toenmalig procureur-generaal Eliane Liekendael die op de eerste dag van het Agusta-proces op de vlucht voor de camera’s van de pers – ligt gelukkig achter ons. De kloof tussen pers en advocatuur is ondertussen gedeeltelijk gedicht. Maar toch zijn heel wat kwesties nog niet helemaal uitgeklaard: hoe zit het met de deontologie van de advocaat en die van de journalist, wat met het beroepsgeheim en het vermoeden van onschuld?
Deontologie van advocaat en journalist
De advocaat: spreken mag, maar moet het beroepsgeheim te allen tijde respecteren
Meester Jan Meerts (sinds 1 september 2020 is hij bestuurder bij de OVB, bevoegd voor deontologie, tucht en regulering) schetst de deontologie van de advocaat.
De verhouding tussen media en advocatuur is nooit makkelijk geweest. Een vaststelling die door de opkomst van sociale media nog eens op scherp wordt gezet. De (soms) moeilijke relatie wortelt in de verschillende belangen die iedere betrokkene heeft. Het publiek wil geïnformeerd worden (en heeft het recht op informatie, neemt deel aan het debat, oordeelt en veroordeelt. Tekenend hiervoor is de zaak Clottemans waarbij één Vlaamse krant zelfs een poll over schuld of onschuld lanceerde. De journalist wil informeren, maar wil ook een primeur scoren en heeft – naar gelang het medium waarvoor hij werkt – commerciële belangen. De advocaat is partijdig, wil het beste voor zijn cliënt, maar is ook ondernemer. En dan zijn er ook nog het parket en de magistratuur. Geen makkelijk evenwicht.
Na het arrest Morice t. Frankrijk van het EHRM (2015) moesten de oude deontologische regels op de schop. In dat arrest oordeelde het Hof voor de Rechten van de Mens dat een advocaat vrijheid van meningsuiting heeft én steeds kritiek mag geven op het systeem, als hij zich baseert op feiten.
Sinds 2020 is de nieuwe codex van toepassing. Zo mag de advocaat nu gewoon weer in toga verklaring afleggen voor de televisiecamera’s. Cruciaal voor het omgaan met de pers zijn de artikels 156, 157 en 158.
Artikel 156 zet de algemene lijnen uit: ook de advocaat heeft recht op de vrijheid van meningsuiting. Er zijn evenwel grenzen die hij daarbij steeds moet bewaken: hij mag het beroepsgeheim niet schenden, mag niet spreken namens dé advocatuur, moet het vermoeden van onschuld respecteren, steeds sereen en discreet handelen, en zich loyaal en confraterneel opstellen. Artikel 157 stelt dat hij in de pers als commentator duiding mag geven, maar niet in een zaak waarin hij zelf voor één van de partijen optreedt. Het cruciale artikel 158 schrijft dan weer voor hoe de advocaat die optreedt in een dossier met de pers moet omgaan. In het kort: (i) Voer het proces niet in de media, (ii) Spreek enkel met een mandaat van de cliënt, (iii) Spreek alleen in het belang van de cliënt en niet in het eigen belang (iv) Word je opgevolgd in een dossier, kies dan voor radiostilte.
Meester Meerts wijst ten slotte op de onlosmakelijke verbondenheid van de regels inzake publiciteit.
De journalist: de raad voor journalistiek kijkt toe
Pieter Knapen, secretaris-generaal en ombudsman van de Raad voor de Journalistiek, focust op de deontologie van de journalist aan de hand van klachten die aan de Raad werden voorgelegd. Wat valt daar uit te leren?
Bij nieuwsgaring is geloofwaardigheid een absolute must. Dat betekent: ga als journalist altijd zorgvuldig om met je bronnen. Wat met een bron die informatie ‘lekt’? Zulke lekken kan je nooit helemaal vermijden en natuurlijk leeft een journalist daar ook van. Maar er zijn twee belangrijke nuances: (i) Denk na over hoe je de gelekte informatie weergeeft. Welke titel kies je voor een artikel? Dekt die echt de lading of suggereert die iets anders. (ii) Weet dat een bron die lekt daar zelf ook altijd een eigen belang bij heeft.
Treedt terughoudend op bij identificatie van slachtoffers en verdachten. Vermeld je de identiteit niet volledig (bv. enkel de initialen). Zorg er dan ook voor dat je geen andere informatie vermeldt waardoor de verdachte toch geïdentificeerd kan worden, zoals leeftijd, woonplaats, werkgever. Gebruik je foto’s: zijn die voldoende geblurd?
Belangrijkste les: bewaar je onafhankelijkheid. Of in een slagzin: dichtbij genoeg, maar ook ver genoeg.
Vertrouwensbreuk met publiek?
Meester Leo Neels staat stil bij enkele onthutsende cijfers. Uit diverse surveys blijkt dat maar één op vier Vlamingen de advocatuur vertrouwt, het vertrouwen in de journalistiek ligt nog lager met maar één op vijf. Twee derde van de ondervraagden gelooft niet dat de media onafhankelijk is, 40 % volgt überhaupt geen nieuws meer en ongeveer evenveel consumeert het nieuws voornamelijk via sociale media.
Het zijn vaststellingen die niet echt optimistisch stemmen voor onze rechtsstaat. Dit terwijl zowel de advocatuur als de pers een cruciale rol te spelen hebben in een democratie.
De advocaat moet kunnen werken in volle onafhankelijkheid
Meester Jan De Man vreest vooral de impact van de sociale media waar de beklaagde al op voorhand wordt veroordeeld. Het geeft diens advocaat dan weer de mogelijkheid om aan te klagen dat zijn cliënt eigenlijk al gestraft werd door de publieke opinie. Het riekt naar een trial by media. En dat komt het cruciale vermoeden van onschuld niet ten goede.
Sommige advocaten bespelen de media. Ze gebruiken (of misbruiken) die in hun voordeel. Confraters die aan dit spel niet meedoen, ondervinden er de nadelen van. Anderen profiteren ervan. Het valt ook erg op hoe in de pers steeds dezelfde stemmen te horen zijn. De ene ‘topadvocaat’ krijgt een volle pagina in de krant, de ander moet het met één paragraaf stellen. Terwijl dit niets zegt over de kwaliteit van het werk dat de advocaten in kwestie leveren.
Uiteraard is het vandaag de dag niet langer houdbaar om altijd te zwijgen. Soms moet je nu eenmaal reageren in het belang van je cliënt, bijvoorbeeld wanneer er onjuiste informatie naar buiten wordt gebracht.
Ten slotte enkele bedenkingen:
- Waarom geen mediatraining voor advocaten voorzien?.
- Wees streng voor jezelf bij de keuze aan welke televisieprogramma’s je deelneemt.
- Er zou een woordvoerder moeten komen die spreekbuis kan zijn van de advocatuur, iemand die niet enkel spreekt voor de individuele advocaat.
- Er is nood aan meer overleg tussen pers en advocatuur.
Wat is eigenlijk het probleem?
Dirk Leestmans (journalist vrt) wijst erop dat het vandaag de dag niet altijd makkelijk is om te weten wie er journalist is. Het zijn immers lang niet meer enkel erkende journalisten met een beroepskaart. Iedereen met een eigen blog is deels journalist. Hetzelfde geldt voor ‘de media’, ook dat zijn niet meer enkel de mainstreammedia, niet enkel de grote kranten en zenders, maar even goed kleine onafhankelijke websites en sociale media.
Ook hij merkt echter dat steeds dezelfde stemmen worden gehoord. Het is een soort Mattheuseffect. Wie aandacht krijgt, krijgt steeds meer aandacht. Tegelijkertijd wijst hij op de gevaren hiervan. Je wil niet belanden in een soort embedded journalism, waarbij je gevoed wordt door advocaten. Je moet altijd je onafhankelijkheid bewaren. En zoals de anderen sprekers ook al aanhaalden: weet dat iedereen die communiceert over een zaak daar een eigen belang bij heeft.
Nog één belangrijke bedenking werpt hij op: juridische verslaggeving is de laatste jaren geëvolueerd van een verslag van het proces, naar verslaggeving over het ganse onderzoek. Het kan immers – gezien de lange tijd dat onderzoeken kunnen aanslepen – toch niet de bedoeling zijn dat journalisten daar niet over mogen berichten. Het publiek heeft recht om hierover geïnformeerd te worden.
Debat: over live blogs en de nood aan kwaliteit
Na de uiteenzettingen volgde een interactief debat onder leiding van Indra De Witte met panel (Philip Heymans, Rob Hobin, Rosalie Pieters, Mr. John Maes, Mr. Christine Mussche, Ine Van Wymeersch).
Hoe zien zij het (enkele kwesties die aan bod kwamen)
- ·Is een liveblog tijdens een assisenproces een goed idee. Waarbij de journalist minuut per minuut tweet wat er gebeurt in de rechtszaal. Geeft dat de sfeer van het proces goed weer, of dreigt een proces daarmee als een spannende voetbalmatch te worden, met supporters voor de ene en de andere partij?
- ·Moet de pers altijd meegaan met de wil van het publiek om alle sappige details te weten? Hoe maak je daarbij een goede afweging tussen de belangen van beschuldigden en slachtoffers en het recht van het publiek op informatie anderzijds.
- ·Moet er meer opgetreden worden door individuen (aan beide kanten) die over de schreef gaan?
Alle partijen zijn het wel over eens. Alles draait rond kwaliteit. Advocaat en journalist moet in de eerste plaats naar zichzelf kijken en kwaliteitsvol werk afleveren.
Het slotwoord ten slotte ging naar stafhouder mr. Johan Du Mongh.
Wim Putzeys, Hoofdredacteur Jubel
Referenties
[1] Dit verslag probeert naar best vermogen de krachtlijnen van de uiteenzettingen van de experten weer te geven. Uiteraard voegden ze tijdens hun mondelinge uiteenzetting nog vele interessante bedenkingen, nuances en voorbeelden toe.
0 reacties