Wie het beroep van advocaat wil uitoefenen, moet zich eerst inschrijven bij een Orde. De lijsten van de stagiaires en de tableau-advocaten worden bijgehouden door de lokale Ordes. Die regulering van de toegang tot het beroep is ook meteen de belangrijkste opdracht van die lokale Ordes. In Vlaanderen zijn er, na de fusie van de balies van Hasselt en Tongeren tot “balie Limburg”, nog 13. In de wandelgangen wordt gefluisterd dat er ernstig wordt nagedacht over andere hergroeperingen in de provincies Antwerpen en West-Vlaanderen, maar het debat over die hertekening blijft veel emoties opwekken. Dat kan soms verbazen, want de lokale Ordes hebben de voorbije jaren een aantal van hun traditionele bevoegdheden zien wegebben. De tucht is door de wetgever (maar op aangeven van de beroepsgroep zelf) overgeheveld naar tuchtraden en door de invoering van de OVB-advocatencodex is de deontologische regelgeving nu voor een zeer groot stuk in handen van de Orde van Vlaamse Balies. Het is dan ook niet abnormaal dat het debat herleeft over de vraag of het op termijn niet aangewezen is om te komen tot één enkele “Orde van Vlaamse advocaten”. Het lijkt nu nog een verre wensdroom van sommigen, want zoals zo vaak staan vele praktische bezwaren en nog grotere gevoeligheden die centralisatie in de weg.
De 0rde van Vlaamse Balies zelf ligt nu en dan ook onder vuur. De besluitvorming in de Orde is soms wat log (en dan druk ik mij nog voorzichtig uit) en de OVB heeft het soms moeilijk om de sympathie te winnen van de advocaten “op het terrein”. Velen vragen zich, vaak ten onrechte, af wat die OVB wel allemaal doet (en of ze wel iets doen). De wijze waarop de OVB met haar eigen achterban communiceert blijkt niet altijd performant. Nochtans verspreidt de OVB een tijdschrift, een elektronische nieuwsbrief (OrdeExpress) en worden er regelmatig mails verzonden over belangrijke punten. De informatie is dus vaak beschikbaar, maar ze wordt helaas al te zelden gelezen. Het zou nochtans ieder advocaat moeten interesseren, want het beroep staat op een keerpunt en wie niet actief nadenkt over een nieuwe invulling van het beroep concreet toegespitst op het eigen kantoor dreigt op korte termijn zonder perspectief te zitten. Het is dan ook geen toeval dat tijdschriften zoals “Today’s Lawyer”,waar de nieuwe tendensen in de advocatuur uitgebreid aandacht krijgen, net nu op groeiende belangstelling kunnen rekenen.
De vraag is ook wat de rol van de Orde van Vlaamse Balies daarbij moet zijn. Twintig jaar geleden lag de Nationale Orde van advocaten op apegapen en vanaf 1998 hergroepeerden de Vlaamse advocaten zich in een “Vereniging van Vlaamse Balies”. Uit die feitelijke vereniging is dan in 2001 de huidige Orde van Vlaamse Balies ontstaan. Naar aanleiding van het 15-jarig bestaan van de zogenaamde “communautaire ordes” (OVB en OBFG) verscheen een boek “advocaat-avocat”, uitgegeven door beide ordes. Het boek bevat een door historici geschreven geschiedenis van de Ordes. Dat is altijd interessant, wat uit de geschiedenis kan men lessen trekken voor de toekomst. Ik bleef op dat vlak ook wel een beetje op mijn honger zitten, want er viel in dat dikke boek weinig te lezen over de drijfveren van diegenen die toen aan de basis lagen van de oprichting van de OVB. Ik ben geen historicus en mijn invalshoek is niet neutraal, want ik was bestuurder in die Vereniging van Vlaamse Balies van weleer en dus betrokken partij. Die gedreven ploeg van eerste bestuurders hadden allemaal hun eigen redenen om mee te werken aan dat nieuwe hoofdstuk van de advocatuur. Historici die er een boek over schreven zullen het misschien niet willen beamen, maar ik heb toen wel zeer scherp aangevoeld dat er drie grote stromingen waren die gelijklopende belangen hadden. De directe aanleiding van de splitsing van de Nationale Orde was de wijze waarop de “pro-deo”-gelden (nu juridische tweedelijnsbijstand) werden verdeeld over het noorden en het zuiden van het land. Het gaf aanleiding tot echte communautaire discussies en dat reflecteerde zich ook in de advocatuur. Er waren er zeker die vonden dat “wat we zelf doen, ook beter doen” en die wilden zicht loswrikken van wat door hen toen als het verstarrende immobilisme van de Franstaligen werd ervaren. Anderen hadden andere aandachtspunten en waren pleitbezorgers van modernisering en vernieuwing van de advocatuur. Het was zeker geen toeval dat een van de eerste aandachtspunten van de nieuwe structuur betrekking had op de deontologische regels inzake reclame. Daarnaast was er ook een derde (kleinere) groep, die in de nadagen van de zaak Dutroux vond dat de advocatuur zich ook in het maatschappelijk debat over de toekomst van justitie moest mengen. Sommigen vonden dat de advocatuur mee gestalte moest geven aan het vrijwaren van de rechtsstaat en daarover ook actief moest communiceren.
Het is jammer dat de historici daar zo weinig aandacht aan hebben besteed in hun boek over de advocatuur. De drie pijlers (het communautaire, de modernisering van het beroep, de maatschappelijke rol) zijn immers ook anno 2017 nog in zekere mate relevant.
Weinigen pleiten in Vlaanderen om in te gaan op de lokroep van sommige Franstaligen om opnieuw te streven naar een Nationale Orde. Ook nu blijven er andere gevoeligheden aan beide kanten van de taalgrens.
De grote uitdaging zal ook nu nog zijn of de OVB er op korte en middellange termijn in zal slagen de kernwaarden van het beroep (zoals die in de deontologie worden geregeld) te laten verzoenen met de grote uitdagingen van vandaag, waarbij procederen duurder wordt, delen van het juridisch werk door robotten zullen worden vervangen en de digitalisering van justitie dan toch de oude gewoontes zal wegblazen.
En ook nu zal de advocatuur zijn stem moeten blijven verheffen in het democratisch debat over de rol van het recht in de samenleving. De advocatuur heeft daar een specifieke rol te vervullen.
Wat de aanzet was tot de oprichting van de OVB, kan dus nu ook tot inspiratie dienen voor de rol die de Orde in de toekomst moet vervullen.
0 reacties