Advocaten en uitingsvrijheid: kritiek op Balie beschermd onder vrijheid van meningsuiting cover

23 dec 2024 | Column

Advocaten en uitingsvrijheid: kritiek op Balie beschermd onder vrijheid van meningsuiting

Door Leo Neels

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

De afzetting van een advocaat wegens kritiek op de functionering van een ‘Bureau voor Rechtsbijstand’ in Azerbeidzjan is een schending van de vrijheid van meningsuiting van de advocaat, zoals gewaarborgd door artikel 10 EVRM (EHRM, Afgan Mammadov v. Azerbaijan, 14 november 2024). Advocaten moeten immers kritiek kunnen geven.

Azerbeidzjan is geen lidstaat of kandidaat-lidstaat van de Europese Unie, maar ratificeerde wel het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De EU heeft miljoenenprogramma’s lopen in het land, zowel inzake economische als democratische ontwikkeling, in het kader van de zgn. Partnership & Neighbourhood-Programs.

De feiten van de zaak

Confrater Mammadov en vijf andere confraters werden in Bakoe, hoofdstad van Azerbeidzjan, door de directie van een ‘Bureau voor Rechtsbijstand’ overgeplaatst naar een ander Bureau, nadat ze bij de Raad (Presidium) van de Orde een klacht hadden ingediend tegen de directeur van dat Bureau. Deze stelde, aldus de klacht, voornamelijk zichzelf aan, en verkocht die aanstellingen door aan andere advocaten.

Hun civiele vordering tegen hun overplaatsing werd afgewezen, waarna het Presidium van het Bureau de Disciplinaire Commissie van de Balie inschakelde tegen hen. Sommige van zijn aanvankelijke medestanders trokken, onder druk, hun aanvankelijke steun in.

De directeur beweerde voor de Disciplinaire Commissie dat mr. Mammadov tegen hem samenspande, omdat hij van hem had geëist om beter de wet na te leven in de uitvoering van zijn beroep, en merkte de aanklachten aan als kwaadaardig en vals.

Mr. Mammadov weigerde voor het Presidium en de Disciplinaire Commissie te verschijnen, omdat die zijns inziens vooringenomen waren en omdat het mandaat van de Presidiumleden verstreken was, zodat het Presidium dus niet meer geldig was samengesteld.

Het Presidium besloot zonder meer dat de klacht van mr. Mammadov onjuiste en lasterlijke informatie bevatte, in een poging om de Voorzitter van zijn positie te verstoten, en de normale werking van het Bureau te verstoren.

Het gedrag van de protesterende advocaten werd als illegaal en onethisch aangemerkt.

Het Presidium schorste de (toen nog twee) advocaten en vorderde van de rechtbank hun afzetting.

De rechtbank oordeelde, zonder mr. Mammadov te horen, dat het onderzoek door de Disciplinaire Commissie geen bevestiging van de aangevoerde feiten had opgeleverd, en beëindigde het lidmaatschap van de Orde van de enig overblijvende klagende partij, mr. Mammadov, ook omdat hij geweigerd had om deel te nemen aan de tuchtprocedure.

Mr. Mammadov tekende hoger beroep aan en argumenteerde dat hij zijn constitutioneel petitierecht had uitgeoefend, enkel door de Raad van de Orde (Presidium) in te lichten van zijn bezwaren tegen de werking van het Bureau, en dat hij door de legitimiteit van het Presidium en de verstreken mandaten van zijn leden in vraag te stellen, zijn uitingsvrijheid had beoefend zonder mededelingen aan derden te doen.

Het hoger beroep werd zonder meer afgewezen, net zoals de voorziening bij het Hoog Gerechtshof in Bakoe.

De klacht bij het EHRM: artikel 6, 10 en 11

Het Hof in Straatsburg onderzocht de klachten wegens schending van artikel 6 (recht op een eerlijk proces), 10 (vrijheid van meningsuiting) en 11 (vrijheid van vergadering en vereniging), en besloot unaniem dat Azerbeidzjan inbreuk maakte op artikel 10, waarbij een mogelijke schending van de andere bepalingen niet verder werd onderzocht.

Vooreerst moet worden opgemerkt dat in Azerbeidzjan, anders dan in België, de Orde van advocaten bevoegd is voor lagere disciplinaire sancties, maar dat een afzetting als advocaat er wordt voorgelegd aan de rechterlijke macht.

Vervolgens kunnen we, bij lezing van het feitenrelaas, makkelijk afleiden dat er door de lokale Orde eenzijdig, willekeurig en zonder motivering werd geoordeeld over de schorsing en de vordering tot afzetting. Die omstandigheden zouden een behandeling onder artikel 6 (eerlijk proces) hebben gerechtvaardigd. Het Hof onderzocht evenwel de gehele zaak onder artikel 10, de vrijheid van meningsuiting, in overeenstemming met de stelling van mr. Mammadov, die zijn behandeling zag als een vorm van vergelding voor zijn kritische attitude.

Het Human Rights Institute van de International Bar Association had als tussenkomende partij de uitingsvrijheid en de vrijheid van vereniging beklemtoond, die beide verbonden zijn met onafhankelijkheid van advocaten. Zonder die onafhankelijkheid en die rechten kunnen advocaten ontmoedigd worden in de vervulling van hun professionele plichten, en worden uiteindelijk ook het justitieel systeem en de rechtsstatelijkheid verzwakt.

Artikel10: schending van de uitingsvrijheid

Het EHRM merkt de drie elementen aan als vormen van expressievrijheid die beschermd zijn door artikel 10 EVRM: zowel de aanklacht over het onwettig gedrag van de Directeur, als deze betreffende de onwettige samenstelling van het Presidium – als gevolg van het feit dat de mandaten van de leden verstreken waren zodat zij onbevoegd handelden – en de eigen weigering om voor de disciplinaire organen van de Orde te verschijnen.

Het Hof stelt de willekeur vast waarvan onze confrater het voorwerp was bij de behandeling van zijn klachten over wangedrag, die hij overigens niet eens publiek had gemaakt.

Legaliteit

Het Hof beschouwt de afwezigheid van enig onafhankelijk onderzoek van de aanvankelijke klachten van onze confrater, en de lichtzinnigheid van die beoordeling door de autoriteiten van de Balie en de lokale hoven en rechtbanken als een inbreuk op de legaliteitseis die §2 van artikel 10 EVRM oplegt voor de geldigheid van uitingsbeperkingen.

Die moeten een legitiem oogmerk hebben, bij wet zijn voorzien, en niet verder gaan dan voor het beoogde doel noodzakelijk is in een democratische samenleving: de fameuze legitimiteits-, legaliteits- en proportionaliteits-testen van het verdrag.

Het Hof suggereert dat zulke lichtzinnige toepassing de legaliteitstoets niet zou doorstaan, maar verbindt zijn eindbeoordeling hierover met de beoordeling van de noodzakelijkheid, wat een onderdeel is van de proportionaliteitstest onder artikel 10 (§ 67).

Een maatschappelijke aangelegenheid van algemeen belang

Het Hof brengt direct in het midden dat de aanvankelijke klacht van de advocaat handelde over ernstig machtsmisbruik en corruptie binnen het systeem van nationale rechtsbedeling, en dus een klacht is betreffende een maatschappelijke aangelegenheid van het hoogste algemeen belang (§ 72). De zaken werden met een interne brief aangekaart, zonder het groot publiek of media op te zoeken, maar ook dat kan een beschermde uiting zijn (§73).

Het Hof beschrijft de ernst van de feitelijke klachten, de afwezigheid van enig onderzoek, en het verwijt van kwade trouw dat aan de klager gericht werd. Het arrest geeft daarmee een beeld van hoe het eraan toe kan gaan in een falende rechtsstaat – zelfs binnen de Orde van Advocaten – en hoe daar met de verdragsrechtelijke waarborgen wordt omgegaan (§ 73-81).

Gedrag kan ook een beschermde expressie zijn

Opmerkelijk is nog dat niet alleen de interne klacht als beschermde uiting in de zin van artikel 10 wordt beschouwd, net zoals de inhoud ervan – de aantijging van corruptie en illegale samenstelling van de organen van de Orde – maar ook de weigering om voor de tuchtorganen van de Orde te verschijnen.

Dat laatste sluit aan bij groeiende rechtspraak van het EHRM die gedrag of houdingen ook als mogelijk beschermenswaardige expressie beschouwt. Het EHRM spreekt van conduct, het US Supreme Court gebruikt de term symbolic speech.

Het EHRM heeft aldus al het bekladden van een standbeeld, het (letterlijk) uithangen van vuile was in de buurt van een parlement, de plaatsing van supergrote penissen of vulva’s voor het kantoor van het Parket-Generaal als eenmansprotest tegen corruptie, of nog, de ‘performances’ van de meisjesband Pussy Riot (Maria Alekhina a.o. v. Russia, 17 July 2018) als zodanig beoordeeld.

Slotbeschouwing: advocaten moeten kritiek kunnen uiten

De afzetting van een advocaat is de meest zwaarwichtige sanctie die de Orde kan treffen, en ze vergt dus een zorgvuldige behandeling met een degelijk onderzoek van de zaak en een ernstige motivering, door geldig samengestelde organen.

Advocaten zijn vrij gefundeerde kritiek uit te brengen op de werking van de organen van hun Orde of van het Bureau voor Rechtsbijstand. Zulke kritiek valt onder de beschermde vrijheid van meningsuiting van advocaten wanneer er een voldoende feitelijke grondslag aan de basis ligt, de kritiek oprecht is, en er geen sprake is van rancune of oogmerk om te schaden.

Gedrag dat gepaard ging met deze uitingen – de weigering om voor de ongeldig samengesteld en bevooroordeeld geachte organen te verschijnen is eveneens beschermd onder artikel 10 EVRM.

Em. Prof Leo Neels, Advocaat

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.