Correspondentie tussen een advocaat en zijn cliënt, en zelfs alle vormen van uitwisseling tussen hen genieten, ongeacht het doel ervan, een bevoorrechte status van vertrouwelijkheid krachtens artikel 8 van het EVRM. Voor de bescherming daarvan, en van het beroepsgeheim van advocaten, gelden specifieke procedurele waarborgen.
Het risico van schendingen van de vertrouwelijkheid tussen advocaat en cliënt, heeft bijzonder belang, aangezien deze de basis vormt van de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt, en gevolgen kan hebben voor de goede rechtsbedeling.
Indien inmengingen door de overheid noodzakelijk zijn, zijn die onderworpen aan specifieke bepalingen, zoals bij plausibele aanwijzingen dat advocaten bij een misdrijf betrokken zijn, of in het kader van bestrijding van bepaalde praktijken. Beperkende maatregelen moeten strikt gereguleerd worden, aangezien advocaten een centrale positie innemen in de rechtsbedeling en hun rol als tussenpersoon tussen procespartijen en de rechtbanken betekent dat ze kunnen worden omschreven als hulppersonen van justitie.
Dat is de vaste rechtspraak van het Hof in Straatsburg, samengevat in het arrest in de zaak Bersheda et Rybolovlev v. Russia, in toepassing van artikel 8 EVRM. Een Russische advocate had in Monaco haar telefoon afgestaan in het kader van een gerechtelijk onderzoek, met het oog op een onderzoek naar de mogelijke manipulatie van een door haar opgenomen en in het strafonderzoek neergelegde opname van een privégesprek.
De feiten van de zaak Bersheda en Rybolovlev v. Monaco lezen als een politieroman: kunsthandel in Monaco voor bedragen tot 1 miljard US dollar, klachten van valsheid in geschrifte, witwassen en oplichting, stiekeme opname van gesprekken, intense contacten tussen de Russische advocate en de diensten van het Parket-Generaal en de Staatsveiligheid van het Vorstendom (Principauté) Monaco, nietigheid van het strafonderzoek naar mogelijk bedrog in de kunsttransacties, en een klacht tegen de advocate wegens een verborgen opname van een cruciaal privégesprek, mogelijk opgezet als een valstrik om bewijs te verzamelen voor het onderzoek over de klacht die ze zelf had neergelegd.
In dat kader legde de advocate een transcript voor van de geluidsopname die ze stiekem had gemaakt bij een privédiner met een persoon die in contact stond met degene die het voorwerp was van de klacht die ze had ingediend. Die demarche werd beantwoord met een klacht tegen de advocate wegens registratie van een privaat gesprek zonder toestemming, en mogelijke vervalsing van de opname – opgezet als een bewuste valkuil om bewijslast te verzamelen met betrekking tot haar klacht. Als reactie bood de advocate aan haar telefoon ter beschikking te stellen van de onderzoekers, zodat ze het origineel opgenomen gesprek konden beluisteren en onderzoeken dat de opname niet gemanipuleerd was.
Dat leidde tot een deskundigenonderzoek met volledige wedersamenstelling van duizenden (gewiste) berichten en gesprekken op haar telefoon, in opdracht van de elkaar opvolgende onderzoeksrechters. Het onderzoek leverde bewijs van onregelmatige contacten van de advocate met de gerechtelijke en politionele autoriteiten op in het aanvankelijk onderzoek in de kunstzaak, dat nietig werd verklaard en stopgezet.
De advocate vroeg de nietigverklaring van de uitgebreide expertise van heel haar telefoonverkeer, terwijl het onderzoek aanvankelijk immers slechts ging over de opname van één gesprek. Die nietigverklaring werd geweigerd, en het zijn die weigeringen die als inmenging in haar privéleven geproblematiseerd worden in de procedure voor het Hof voor de Rechten van de Mens tegen de staat Monaco.
Het arrest van het EHRM leidt tot een unanieme bevinding van schending van artikel 8 en draagt bij tot de principiële jurisprudentie over het beroepsgeheim van advocaten en het vertrouwelijk karakter van hun contacten met hun cliënten.
Tijdens de procedure voor het Hof in Straatsburg werd de advocate zelf overigens in Monaco nog vrijgesproken in de strafzaak tegen haar, op klacht van illegale registratie van een privégesprek.
Het Hof merkte nog op dat de eis van adequate procedurele waarborgen tegen willekeurige inmenging in het beroepsgeheim en de communicaties van een advocaat met zijn cliënten ook geldt voor advocaten die hun beroep legaal uitoefenen, maar niet zijn ingeschreven bij de lokale of nationale orde van advocaten. In het arrest betrof het een Russische advocate die voor een Russische cliënt optrad in het Vorstendom Monaco.
Ten slotte kan men de vraag stellen of de advocate er goed aan deed om haar iPhone, zelfs na het wissen van duizenden bericht, te overhandigen aan de gerechtelijke autoriteiten, en of ze aldus niet zelf haar beroepsgeheim had geschonden. Die vraag komt in het arrest niet aan bod.
Het arrest Morice v France is het principe-arrest over publieke verklaringen van advocaten, en het arrest Bersheda is een principe-arrest over het beroepsgeheim en de vertrouwelijkheid van telefooncommunicaties van advocaten met cliënten.
Professor emeritus dr. Leo Neels, Advocaat
0 reacties