Wie betaalt de factuur van de advocaat?
De rechtsbijstand …
Het is u misschien ontgaan, maar door de wet van 9 april 2017 werd een bepaling uit de wet vervangen van 4 april 2014 “betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst”.
Na de publicatie in het Staatsblad van 25 april 2017 was er enige consternatie toen sommigen wezen op artikel 2 van die nieuwe wet, waarmee artikel 156 van de wet van 4 april 2014 als volgt wordt gewijzigd: “1° wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure, de verzekerde vrij een advocaat of iedere andere persoon kan kiezen die, krachtens de op de procedure toepasselijke wet, de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, en dat, in het geval van arbitrage, bemiddeling of een andere erkende buitengerechtelijke vorm van geschillenbeslechting, de verzekerde vrij een persoon kan kiezen die de vereiste kwalificaties heeft en die daartoe is aangewezen”.
Het viel op dat (i) in geval van een gerechtelijke administratieve of arbitrageprocedure de verzekerde vrij een advocaat of ieder ander persoon kan kiezen, maar dat (ii) In het geval van arbitrage, bemiddeling of andere buitengerechtelijke vorm van geschillenbeslechting de verzekerde vrij “een persoon kan kiezen met de vereiste kwalificaties”. In (ii) is de uitdrukkelijke verwijzing naar de advocaat dus verdwenen. De vraag is dan of door het wegvallen van het woord “advocaat” onder (ii) dit ook betekent dat hij wordt uitgesloten. Het valt daarbij natuurlijk zeker niet uit te sluiten dat de rechtsbijstandsverzekeraars in ieder geval een strikte interpretatie zullen willen volgen. Ze zullen zeker willen voorhouden dat de wetgever dit onderscheid niet zou gemaakt hebben als het niet zo zou bedoeld zijn. Komt daarbij dat de rechtsbijstandsverzekeraars altijd de advocaat zo laat mogelijk willen inschakelen en menen dat het financieel voor hen niet haalbaar zou zijn als een advocaat ook bij buitengerechtelijke vormen van geschillenbeslechting zou kunnen worden ingeschakeld.
Anderen wijzen er dan weer op dat het niet expliciet bevestigen dat in de situatie (ii) er een vrije keuze is niet per definitie gelijk staat aan een verbod op vrije keuze. Dat verbod zou overigens strijdig zijn met een Europese richtlijn. Bovendien is een advocaat natuurlijk ook een “vrij persoon met de vereiste kwalificaties” en zou hij dus ook kunnen worden aangewezen. De parlementaire voorbereidingen bij de wet wijzen ook in de richting van de (niet zo geheel duidelijke) wil van de wetgever om de vrije keuze van advocaat ook te voorzien in het tweede lid van artikel 156, al blijft het natuurlijk zo dat de uiteindelijk gestemde wettekst is wat hij is.
Er gaan dan ook stemmen op om de wetgever te vragen zijn pas gestemde wet te “repareren”, door ook in de tweede paragraaf van de tekst uitdrukkelijk te verwijzen naar de advocaat. De tijd dat de wetgever nog schroom had om zijn eigen onduidelijkheden via een reparatiewet te verbeteren ligt toch al lang achter ons. Daarnaast is het allicht zo dat ook het Grondwettelijk Hof zal worden gevat over deze nieuwe wet.
Intussen ligt er ook een plan voor om de wet op de bemiddeling te wijzigen, om iedereen te stimuleren meer in te zetten op alternatieve geschillenbeslechting. In deze buitengerechtelijke procedures hebben de advocaten geen monopolie. De niet-advocaten die bemiddelen zijn ook niet altijd erg happig op de aanwezigheid van advocaten. Ze zijn daarmee de objectieve bondgenoten van de rechtsbijstandsverzekeraars.
…de conventionering van advocaten …
De discussie rond de rechtsbijstandsverzekering toont in ieder geval aan dat de rechtsbijstandsverzekeraars niet bij de pakken blijven zitten en de wetgever lijkt hen te willen steunen, ook op andere vlakken. Er zijn immers ook concrete plannen om op zeer korte termijn een “nomenclatuur voor de advocaten” in te voeren. In dat nieuwe systeem zou de overheid wettelijke maximumtarieven vastleggen en enkel wanneer de advocaat bereid is tegen deze tarieven te werken geldt een fiscale aftrek voor de verzekeringspremie en zal de verzekering de kosten volledig ten laste nemen. Er zullen lijsten worden opgesteld van advocaten die bereid zijn aan die tarieven te werken.
Een vast tarief klinkt aantrekkelijk, maar de wijziging is wel revolutionair. Het is alsof de overheid zou bepalen hoeveel een voetballer mag verdienen. De prestatie is toch immers altijd dezelfde: 2 x 45 minuten op een veld tegen een bal trappen en trachten te winnen. Waarom verdient een topvoetballer dan meer dan iemand uit de lagere reeksen? Leeftijd, ervaring, inzicht en allicht ook talent bepalen dat. Waarom mogen die elementen bij advocaten dan niet meer spelen?
Die nomenclatuur doet natuurlijk ook denken aan de geconventioneerde artsen. Als dat daar lukt, waarom dan ook niet bij de advocaten? Die vergelijking gaat natuurlijk niet op. In onze ziekteverzekering wordt alles door de overheid gefinancierd en er is niemand die eraan denkt om een zelfde aantal miljarden euro’s te voorzien voor justitie (jaarlijks betaalt de overheid 8 miljard Euro aan erelonen van artsen). Overigens valt, in tegenstelling tot in de geneeskunde, niet alles onder die rechtsbijstandsverzekering. Het zou enkel gaan om echtscheidingen en bouwzaken en mogelijkerwijze ook voor bepaalde arbeidsgeschillen (al is dit op het ogenblik van de redactie van deze bijdrage nog niet zeker), maar in ieder geval enkel voor geschillen van niet-professionelen. Die nieuwe verzekering is dus niet neutraal. Het is de overheid die zal bepalen in welk soort zaken de verzekerde gemakkelijk naar de rechter kan stappen en tegen welk tarief. Het beloven nog boeiende discussies te worden om te weten of daardoor alle burgers gelijk worden behandeld.
Het invoeren van wettelijke tarieven is overigens ook principieel een grote stap. De overheid geeft hiermee aan dat ze de advocatuur niet erg vertrouwt en daarom ingrijpt in de wijze waarop ze zich laten vergoeden. De verdere concretisering van de maatregel zal dan ook met argusogen worden bekeken.
… en de advocaat-ondernemer
Gaan die tarieven echter ook écht zorgen voor meer verzekerden? De krant De Tijd (20 mei) berichtte dat de fiscale aftrek zou betekenen dat men “wellicht” 30 tot 50 procent van de betaalde premie via de belastingaangifte (en dus een jaar later) zou kunnen recupereren. Interessant in dat verband was ook de reactie van de topman Marnik Vanhaverbeke van rechtsbijstandsverzekering LAR in datzelfde artikel in de Tijd. Hij merkt fijntjes op dat het belangrijk om weten is “dat het gaat om toegang tot het recht niet tot het gerecht” waarna hij – om voor iedereen duidelijk te zijn – daar aan toevoegt: “de rechtbank en advocaat zijn niet de enige methodes om een geschil kwalitatief op te lossen”. In datzelfde artikel reageert ook Geert Dehouck, commercieel directeur van die andere grote rechtsbijstandsverzekeraar DAS: “Driekwart van de geschillen wordt minnelijk geregeld, slechts een kwart van de dossiers eindigt voor de rechtbank”. En verder: “een minnelijke regeling loopt via onderhandelingen, tussenkomst van interne juristen van de maatschappij of gespecialiseerde experts”. Het is allicht geen toeval dat de advocaat als “onafhankelijke en partijdige bijstand” in dat lijstje ontbreekt. De ondernemende advocaat die wil anticiperen op toekomstige wijzigingen zal de komende maanden bijzonder aandachtig moeten zijn, zeker wanneer hij zich richt tot particulier cliënteel. Het oude “verdienmodel” lijkt steeds meer op de helling te komen staan.
Hugo LAMON is advocaat
Deze bijdrage van Hugo Lamon werd gepubliceerd in de meest recente editie van het tijdschrift Today’s Lawyer
Meer lezen van deze auteur?
0 reacties