Arrest Hof van Cassatie: geen nietigverklaring reglement detachering!

13 jun 2016 | Advocaten, Algemeen, Notarissen

Afkoopwet: reparatie vereist

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 13/06/2016 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Bij arrest van 2 juni jl. heeft het Grondwettelijk Hof bepaalde aspecten van de afkoopwet (voluit verruimd verval strafvordering tegen betaling van een geldsom (de zgn. VVSBG)) ongrondwettig verklaard.  Het Hof moest antwoorden op vier prejudiciële vragen over §2 van artikel 216 bis Wetboek van strafvordering.

Kort samengevat komt de afkoopregeling erop neer dat het parket een voorstel kan formuleren aan een verdachte om verval van strafvordering te bekomen tegen betaling van en geldsom, nadat verdachte en slachtoffer tot een akkoord zijn gekomen over de omvang van de schade en de regeling van de schadevergoeding.

De verdachte kan dat voorstel van het parket, op basis van de huidige wettekst, niet afdwingen, noch is het voorstel van minnelijke schikking onderworpen aan een rechterlijke controle.

Het Grondwettelijk Hof neemt aanstoot aan het feit dat de wet het openbaar ministerie machtigt om via een minnelijke schikking een einde te maken aan de strafvordering, terwijl het dossier bij een onderzoeksrechter is aanhangig gemaakt, zonder dat er een daadwerkelijke rechterlijke controle bestaat op het voorstel van minnelijke schikking. Ook nadat de strafvordering is ingesteld, maar zolang geen eindvonnis of eindarrest is gewezen en in zoverre de rol van de bevoegde rechter beperkt is tot het vaststellen van het verval van de strafvordering “na te hebben nagegaan of voldaan is aan de formele toepassingsvoorwaarden van §1, eerste lid, of de dader de voorgestelde minnelijke schikking heeft aanvaard en nageleefd, en het slachtoffer en de fiscale of sociale administratie werden vergoed”, doet die bepaling afbreuk aan het recht op een eerlijk proces. Deze aspecten brengen Grondwettelijk Hof ertoe om tot het besluit te komen dat deze regeling op discriminerende wijze afbreuk doet aan het recht op een eerlijk proces en in strijd is met het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechter, dus in strijd met de Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Het feit dat het openbaar ministerie op discretionaire wijze over de bevoegdheid beschikt om al dan niet een voorstel tot minnelijke schikking te doen of om al dan niet op het voorstel van de inverdenkinggestelde in te gaan, zonder dat deze het recht heeft om dit af te dwingen, wordt niet in strijd met de Grondwet geacht.

Evenmin wordt het feit dat een rechtsonderhorige, ten aanzien van wie de strafvordering is ingesteld, doch die zijn bereidheid te kennen geeft om de schade te vergoeden, geen toegang tot de rechter heeft om de eenzijdige, niet tegensprekelijke beslissing van het openbaar ministerie tot weigering van een minnelijke schikking te laten controleren op een voldoende, effectieve, en inhoudelijke wijze door een onafhankelijke en onpartijdige rechter strijdig geacht met de Grondwet. Immers, bij ontstentenis van een minnelijke schikking wordt de strafvordering voortgezet en wordt de zaak behandeld door de krachtens de wet bevoegde rechter, aldus het Grondwettelijk Hof.

Het is dus voorbarig om te besluiten dat het Grondwettelijk Hof de afkoopwet als regeling in zijn geheel op de schop heeft gezet. Enkel het gebrek aan daadwerkelijke rechterlijke controle over het voorstel van minnelijke schikking, terwijl de zaak zelf is aanhangig gemaakt bij een onderzoeksrechter, of nadat de strafvordering is ingesteld, wordt als ongrondwettelijk beschouwd. Blijkbaar neemt het Grondwettelijk Hof (enkel) aanstoot aan het feit dat, terwijl de zaak aanhangig is bij de onderzoeksrechter, of wanneer de strafvordering is ingesteld, en dus aanhangig is bij een rechter, over het verval van strafvordering kan beslist worden door het openbaar ministerie, waarbij de rol van de rechter beperkt is tot een loutere verificatie van de formele toepassingsvoorwaarden. Het gebrek aan rechterlijke toetsing is dus de oorzaak van de ongrondwettigheid.

De gevolgen van het huidige artikel 216 bis §2 zullen gehandhaafd blijven tot de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad voor alle procedures waarin de strafvordering is vervallen ingevolge een tot stand gekomen minnelijke schikking.

Indien tegen dat ogenblik geen reparatieregeling is doorgevoerd zit de regeling in een rechtsvacuüm. Immers, de regeling is slechts ten dele ongrondwettig.

Voor bijkomende info kan u terecht bij:
Ben Van Vlierden – Partner (ben.vanvlierden@tiberghien.com)

Ben Van Vlierden • 06/06/2016

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.