Een laatste administratieve beslissing (Beslissing Btw nr. E.T.131.005 van 23 december 2016, klik hier) die op de valreep nog werd gepubliceerd in 2016 heeft een belangrijke impact op prestaties van advocaten en gerechtsdeurwaarders. Op basis van een administratieve toegeving geldt op dit ogenblik een bijzonder nultarief voor pro deo-prestaties van advocaten en gerechtsdeurwaarders. Vergoedingen ontvangen in het kader van pro deo-rechtsbijstand zijn niet aan btw onderworpen, en dit zonder dat er een impact is op de btw-aftrek positie van de advocaten en gerechtsdeurwaarders.
Nav de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak die werd aangespannen tegen de afschaffing van de btw-vrijstelling voor advocatendiensten (zaak C-543/14 van 28 juli 2016) werd evenwel duidelijk dat dit nultarief in strijd is met de EU-regels. De btw-administratie gebruikt deze uitspraak nu om het nultarief definitief af te schaffen, met ingang vanaf 1 april 2017. De administratie aanvaardt dat het bijzonder nultarief nog kan worden toegepast wanneer de ereloonstaten uiterlijk op 31 maart 2017 worden opgemaakt. Voor het opmaken van een ereloonstaat dient men uiteraard wel het exacte bedrag van de prestatie en de vergoeding te kennen, hetgeen in de praktijk moeilijk zal zijn.
Bovendien dienen de praktische gevolgen van deze beslissing nog nader verduidelijkt te worden. Hoe dient de btw juist berekend te worden (cf. rekening houdende met het remgeld); wat met stagiairs die op dit ogenblik gebruik maken van de bijzondere regeling die hen ontslaat van btw-verplichtingen;…
M.a.w., een goed bedoelde poging om de afschaffing van de btw-vrijstelling voor advocatendiensten aan te vechten, heeft onbedoeld een negatieve impact voor de volledige sector. Er dient nu bekeken te worden of en hoe de “last” van de btw zal worden verrekend in het budget voor de pro deo-rechtsbijstand.
Stijn Vastmans & btw-team
Bron : Beslissing Btw nr. E.T.131.005 van 23 december 2016 (klik hier)
Meer lezen?
0 reacties