De Aldi vs. AB InBev saga is begonnen toen Aldi in de zomer van 2015 de verpakking van haar Buval-bier herwerkte. Het eindresultaat was een rood blikje met een paard in een schild als logo en de merknaam “Buval” in een witte balk met rode randen. Voor AB InBev, houder van het merk “Jupiler”, was de gelijkenis met haar eigen bierblikje te groot en zij besloot dan ook hiertegen op te treden. De zaak werd voor een eerste maal beslecht door de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel in een vonnis op 13 januari 2016. Aldi maakte naar het oordeel van de voorzitter wel degelijk een inbreuk op de merkrechten van AB InBev door het gebruik van haar verpakking van het Buval-bier.
Wij moeten toegeven dat de gelijkenissen met de Jupiler verpakking niet ver te zoeken zijn. Zo bevatten beide verpakkingen de contouren van een zwart dier, verwerkt in een (wit) schild op een hoofdzakelijk rode achtergrond, met de merknaam in zwarte letters geschreven in een witte balk met rode randen. Het opleggen van een stakingsbevel door de rechter was aldus niet wereldschokkend. Aldi reageerde met het wijzigen van haar rode blikjes naar een goudgele versie ervan.
Voor Aldi was de kous hier echter niet mee af en ze gingen in beroep tegen de beslissing. Een terechte keuze zo is gebleken, vermits de beroepsrechter Aldi gelijk gaf en besloot dat er geen inbreuk voorhanden is. De weg ligt thans dus opnieuw open naar rode blikjes Buval.
De juridische grondslag voor de vordering van AB Inbev, bevindt zich onder meer in artikel 2.20 lid 1, c) van het Benelux-verdrag voor intellectuele eigendom (hierna: BVIE).
Dit artikel biedt houders van bekende merken binnen het Benelux-gebied een ruime bescherming om het gebruik van hun merk door derden te verbieden, wanneer het teken van die derde “gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor waren of diensten, die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit merk bekend is binnen het Benelux-gebied en door het gebruik, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk”
Er moet met andere woorden aan een aantal cumulatieve voorwaarden voldaan zijn, opdat de houder van het bekende merk het gebruik door de derde kan verbieden.
- Ten eerste moet het gaan om een bekend merk waarop de inbreuk zou begaan zijn. Het moet daarbij niet gaan om een algemeen bekend merk dat bij minstens een bepaald percentage van het publiek bekend is. Een zekere mate van vertrouwdheid bij het relevante publiek is reeds voldoende.
- Ten tweede moet er een bepaalde mate van gelijkheid of overeenstemming zijn tussen enerzijds het merk (in dit geval Jupiler) en anderzijds het vermeende inbreukmakend teken (hier de Buval-verpakking). Het betrokken publiek moet een bepaald verband leggen tussen het merk en het teken, dit wil zeggen een samenhang zien tussen beiden tekens, zonder dat daarvoor noodzakelijk ook sprake is van “verwarringsgevaar”.[1]
- Verder moet het gebruik door de derde ook het bekende merk aantasten, doordat het zonder geldige reden ofwel een ongerechtvaardigd voordeel haalt uit het onderscheidend vermogen van het bekende merk; ofwel een ongerechtvaardigd voordeel haalt uit de reputatie van het bekende merk; dan wel afbreuk doet aan dit onderscheidend vermogen of deze reputatie.
- Hoewel de wettekst de actiemogelijkheid van artikel 2.20 lid 1 c) BVIE uitdrukkelijk lijkt voor te behouden voor het gebruik van een met het bekende merk identiek of overeenstemmend teken voor niet-soortgelijke waren of diensten, heeft het hof van Justitie in de zaak Davidoff de bescherming ook uitgebreid naar dezelfde of soortgelijke waren of diensten.[2]
Terecht hebben beide rechters snel komaf gemaakt met deze eerste voorwaarde. Het hoeft immers geen betoog dat Jupiler een bekend merk is op de biermarkt, gelet op onder meer het jarenlange consistente gebruik van het merk en het aanzienlijke marktaandeel dat het heeft verworven.
De beroepsrechter had evenwel een andere mening dan zijn collega op de Rechtbank van Koophandel, wat betreft de concrete invulling van de tweede voorwaarde. Volgens het Hof stond het niet voldoende vast of werd het minstens niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de verpakking van het Buval-bier vanuit het oogpunt van het relevante publiek, het Jupiler-merk van AB InBev in gedachten kan oproepen. Concreet besloot het Hof dat volgens hen het relevante publiek geen verband zal leggen of een samenhang zal zien tussen het Jupiler-merk en de Buval-verpakking, o.a. omwille van volgende specifieke omstandigheden:
- Beide ondernemingen gebruiken andere verkoopkanalen (het Buval-bier van Aldi is uitsluitend te koop in Aldi grootwarenhuizen, terwijl het Jupiler-bier wordt aangeboden in de horeca en in alle andere grootwarenhuizen, uitgezonderd de Aldi winkels);
- Voor het relevante publiek zou het ondertussen gebruikelijk geworden zijn dat pilsbierverpakkingen in de kleuren rood, zwart en wit worden gepresenteerd; en
- Dat het relevante publiek eveneens gewoon is geworden dat op de verpakkingen van pilsbier gebruik wordt gemaakt van schilden, dieren of delen daarvan, al dan niet in combinatie met de kleuren rood, zwart en wit.
Met deze argumentatie besloot de beroepsrechter aldus dat Aldi geen merkenrechteninbreuk begaat door het gebruik van haar Buval-teken.[3] Aldi mag dus (voorlopig) weer de rode blikjes verkopen, hoewel ze het tot op heden blijkt te houden bij haar goudgele verpakking.
Moest u nog vragen hebben, aarzel niet om onze specialisten ter zake te contacteren: info@studio-legale.be
Media Artikels Pers:
https://www.tijd.be/ondernemen/voeding-drank/aldi-belgie-wint-rechtszaak-tegen-ab-inbev/9968590.html
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20180103_03278283
Geschreven door: Joost Peeters, Ruben Brosens en Gert Vanopstal
Franse vertaling door: Pauline Vanhorenbeke
Engelse vertaling door: Ruben Brosens
[1] H.v.J. 23 oktober 2003, C-408/01, Adidas t. Fitnessworld, § 27 en 29.
[2] H.v.J., 9 januari 2003, Davidoff/Gofkid, C-292/00.
[3] Brussel (8e k.) 12 december 2017, nr. 2016/AR/279, 2016/AR/315.
0 reacties