Alles voor de cliënt, de cliënt voor bijna alles cover

30 jan 2024 | Management & Deontology

Alles voor de cliënt, de cliënt voor bijna alles

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
> 7 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen

Aankomende events

De advocaat moet uiteraard steeds het belang van de cliënt maximaal nastreven. De vraag is evenwel welke grenzen er zijn aan de procedurehandelingen die een advocaat mag stellen. Hierna wordt ingegaan op de meest in het oog springende wettelijke limieten. Vaak blijkt dat die grenzen niet zozeer de rechten van de cliënt beperken maar ze net versterken. Zo is het zelden in het belang van de cliënt om een tergende en roekeloze vordering in te stellen. In andere gevallen vormen die grenzen wel degelijk een rem. Op vele punten worden actueel de grenzen verlegd, in afweging met de rechten van andere partijen en in de zoektocht naar meer proceseconomie, of onder verwijzing naar – horresco referens – “het algemeen belang”.

Gij zult geen misdrijven plegen

Het optreden als advocaat in een procedure verschaft – uiteraard – geen enkele strafrechtelijke immuniteit indien de advocaat zelf misdrijven begaat en/of medeplichtig is aan misdrijven die worden begaan door de cliënt.

Een privilege is wel dat de advocaat in principe niet kan worden vervolgd op grond van valsheid in geschrifte indien zijn conclusies onwaarheden bevatten

Een privilege is wel dat de advocaat in principe niet kan worden vervolgd op grond van valsheid in geschrifte indien zijn conclusies onwaarheden bevatten. Die conclusies maken immers geen geschrift uit dat zich opdringt aan het openbaar vertrouwen in de zin van artikel 193 van het Strafwetboek (Sw.).

Anders is het met overtuigingsstukken. Zowel de partij als de advocaat stellen zich mogelijk bloot aan vervolging voor het gebruik van valse stukken, indien de voorwaarden daarvoor zijn voldaan. Daarnaast voorziet artikel 495bis Sw. in een bijzondere strafbepaling voor wie een stuk onder zich heeft waarvan de voorlegging wordt bevolen, en dat bedrieglijk vernietigt, verandert of verbergt.

Een ander heikel punt is de betaling van het ereloon van de advocaat, vooral in strafzaken. Een advocaat die zich laat betalen met gelden waarvan hij wéét (of behoort te weten) dat ze afkomstig zijn van een misdrijf, maakt zich schuldig aan witwassen in de zin van artikel 505 Sw.

Tergend en roekeloos geding: weg ermee?

Tergend en roekeloos geding kan vele vormen aannemen, zowel in burgerlijke als strafrechtelijke zaken. In een aantal punctuele gevallen heeft de wetgever uitdrukkelijk voorzien in geldboetes bij de schending van dat verbod. Meest opgemerkt zijn het verbod op het aanwenden van de rechtspleging voor kennelijk vertragende of onrechtmatige doeleinden in burgerlijke zaken (art. 780bis Ger.W.) en het verbod op onrechtmatig wrakingsverzoek in strafzaken (art. 838 Ger.W. juncto art. 2 Sw.).

Daarnaast en daarenboven geldt het algemeen verbod op tergend en roekeloos geding. Daarvoor kan de vraag worden gesteld of dat nog bestaansrecht heeft, gelet op de meer recente ontwikkelingen (zie hierna).

Er wordt thans algemeen aangenomen dat het algemeen verbod van rechtsmisbruik evenzeer geldt voor procesrechten

Verbod op procesmisbruik / deloyale procesvoering

Er wordt thans algemeen aangenomen dat het algemeen verbod van rechtsmisbruik evenzeer geldt voor procesrechten. Dat is inmiddels gevestigde rechtspraak van het Hof van Cassatie (o.m. Cass. 28 juni 2013). Het gaat om een algemeen verbod op deloyale procesvoering. Twee belangwekkende vraagstukken in dat kader zijn evenwel nog in volle ontwikkeling.

Vooreerst stelt zich de vraag naar de intensiteit van de toepassing van dat algemeen verbod op procesmisbruik in strafzaken. Het Grondwettelijk Hof oordeelt bij arrest van 16 februari 2023 (nr. 29/2023) dat het streven naar proceseconomie ook in strafprocedures een legitieme doelstelling is. Het Hof stelt evenwel dat (proces)economische efficiëntieoverwegingen niet hetzelfde gewicht hebben in de strafprocedure. Welk gewicht ze er precies hebben, is nog niet uitgekristalliseerd.

Het evenwicht tussen het recht van verdediging, zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM en de vereisten van proceseconomie is een moeilijke vraag. Gelukkig stelt ze zich vaak niet. Het recht van verdediging houdt in dat de beklaagde mag zwijgen en mag liegen. En zijn raadsman met hem. Maar daar ligt het probleem meestal niet.

De eerste vorm van procesmisbruik in strafzaken is het zuiver dilatoir handelen: conclusies laattijdig meedelen, verzoeken laattijdig meedelen, ongefundeerde verzoeken om uitstel, … Dat heeft met het recht om te zwijgen en te liegen geen uitstaans en is dus a priori niet in conflict met het recht op verdediging.

Zijn er grenzen aan het optreden van een advocaat voor zijn cliënt?

De tweede vorm is het stellen van rechtshandelingen en het aanvoeren van argumenten die kennelijk onredelijk zijn en geen redelijke kans op slagen hebben. Ook dat is – evident – niet strijdig met het verbod op zelfincriminatie.

Er is dan ook geen enkele reden waarom dergelijke vormen van procesmisbruik anders behandeld zouden moeten worden in strafzaken dan in burgerlijke zaken.

Enkel bij de restcategorie van mogelijke vormen van deloyale procesvoering rijst de vraag naar het delicate evenwicht tussen de vrijheid van het recht van verdediging en proceseconomie. Volgens ons moet men daarbij het onderscheid maken tussen het negatieve verbod op procesmisbruik en de positieve verplichting om actief bij te dragen aan een vlotte rechtsgang. Enkel dat laatste geldt niet voor de beklaagde. En dan nog enkel op strafrechtelijk vlak.

Een tweede evolutie is de bijzondere toepassing van deloyale procesvoering door de inhoud en structuur van conclusies. Het principe dat zogenaamd slecht concluderen eveneens procesmisbruik kan uitmaken, is inmiddels verworven in de rechtspraak van het Hof van Cassatie (o.m. Cass. 4 maart 2010). Maar vanaf wanneer is een conclusie voldoende slecht om procesmisbruik uit te maken? En kan men een oneindig aantal bladzijden conclusies neerleggen?

In dat verband rijst ook de vraag naar de sanctie. Indien de conclusie niet voldoet aan de vereiste structuur van artikel 744 Ger.W., is de sanctie duidelijk. De rechter is niet verplicht er op te antwoorden.

Maar wat indien de conclusie wel voldoet aan die structuur maar inhoudelijk slecht is of een kennelijk onredelijk aantal bladzijden telt? Volgens ons valt men dan terug op de algemene sancties voor procesmisbruik. Vooreerst is een schadevergoeding verschuldigd aan de partij die aantoont daardoor schade te hebben geleden. Daarnaast kan de rechter een passend herstel bevelen. Dat herstel kan zover gaan dat een vordering die in principe gegrond is, wordt afgewezen als ontoelaatbaar. A fortiori kunnen slechte conclusies uit de debatten worden geweerd.

Rechtsmisbruik: verjaring & dwangsom

Bepaalde proceshandelingen bleven tot voor kort buiten schot. De toets van het rechtsmisbruik werd er niet op dezelfde manier van toepassing geacht. Dat is in het bijzonder het geval voor het recht om zich op de verjaring te beroepen en het recht om verbeurde dwangsommen te innen. Maar ook hier geldt het verbod van rechtsmisbruik thans onverminderd.

Eveneens conform de algemene regels bestaat de sanctie in geval van rechtsmisbruik uit de matiging van de uitoefening van het recht binnen de redelijke grenzen. Enkel in geval van kennelijk rechtsmisbruik bestaat de sanctie uit de volledige ontzegging om zich nog op dat recht te kunnen beroepen. In geval van verjaring lijkt het evenwel alles of niets (o.m. Cass. 8 februari 2021): ofwel mag men zich erop beroepen, ofwel niet.

Stevige casus. Kindermisbruik. Per hypothese bewezen. De zaak is verjaard. Maar kan het slachtoffer nog een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering instellen om de fout in rechte te laten vaststellen en in de mate van het mogelijke herstel na te streven? Volgens ons zou de rechter in een dergelijk geval – rekening houdend met alle omstandigheden – kunnen oordelen dat de dader zich niet kan beroepen op de burgerlijke verjaring, op basis van rechtsmisbruik.

Ook bij het recht om de betaling te vorderen van de verbeurde dwangsom zet het verbod van rechtsmisbruik zich thans ten volle door. In de recente rechtspraak van het Hof van Cassatie gebeurt de toetsing van rechtsmisbruik bij de inning van dwangsommen immers op dezelfde manier zoals dat bij andere (proces)rechten het geval is (o.m. Cass. 19 december 2019).

Positieve verplichting tot loyale bewijsvoering

De klassieke leer dat de eiser de bewijslast draagt en de verweerder achterover kan leunen, werd verlaten. In wezen dragen beide partijen thans de bewijslast. Wel rust op de eiser de stelplicht. En ook het bewijsrisico blijft in principe bij de eiser. Beide partijen dienen derhalve actief mee te werken aan de bewijsgaring. Indien, na die bewijsvoering door beide partijen, er toch nog twijfel blijft, dient de vordering te worden afgewezen. Die principes worden inmiddels expliciet verankerd in het nieuwe Boek 8.4 BW.

Belangrijk is ook dat het burgerlijk bewijsrecht eveneens geldt voor het burgerlijke luik in strafzaken. Dat is derhalve tevens het geval voor het nieuwe Boek 8 BW, met inbegrip van de medewerkingsplicht.

De beklaagde en diens raadsman gehouden zijn om – op burgerlijk vlak – mee te werken aan het bewijs van onder meer fout, schade en oorzakelijk verband.

Het is een gevestigd principe dat het vermoeden van onschuld enkel en alleen geldt bij de beoordeling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid maar niet bij de beoordeling van de burgerlijke vordering van het slachtoffer van het misdrijf (R. VERSTRAETEN en F. VERBRUGGEN, Strafrecht en strafprocesrecht, Intersentia, 2018, 318). Dat houdt concreet in dat ook de beklaagde en diens raadsman gehouden zijn om – op burgerlijk vlak – mee te werken aan het bewijs van onder meer fout, schade en oorzakelijk verband.

Op strafrechtelijk vlak geldt die verplichting tot medewerking aan de bewijsgaring – uiteraard – niet. Een beklaagde kan zich onder meer beroepen op zijn zwijgrecht. De strafrechter mag uit dat stilzwijgen ook de – negatieve – gevolgen trekken. De strafrechter mag echter niet louter op basis van dat stilzwijgen de beklaagde schuldig verklaren.

Verhoogde rechtsplegingsvergoeding wegens kennelijk onredelijke situatie

Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid voor de rechter om het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding te verhogen in geval van kennelijk onredelijk karakter van de situatie.

Daarvoor is dus – in tegenstelling tot procesmisbruik – niet vereist dat er een fout wordt aangetoond in hoofde van de andere partij.

Meest recent bevestigde het Hof van Cassatie dat de rechter bij de beoordeling van het kennelijk onredelijk karakter ook rekening mag houden met de proceshouding van dezelfde partij in andere procedure(s) (Cass. 7 september 2023). Das Wahre ist das Ganze.

Nodeloze kosten

Artikel 1017, eerste lid Ger.W. bepaalt thans dat de zogenaamd nutteloze kosten ambtshalve ten laste kunnen worden gelegd van de partij die die kosten – foutief – heeft veroorzaakt. Dat omvat tevens de rechtsplegingsvergoeding. Dat maakt een sanctionering mogelijk van de partij die de zaak ten gronde wint maar zich heeft bezondigd aan deloyale procesvoering.

Die mogelijkheid veronderstelt evenwel nog steeds het bewijs van een fout. In dat opzicht bevat onze procedure nog steeds minder stimulansen voor proceseconomie dan onze buurlanden.

Merk ten andere op dat dat artikel 1017, eerste lid Ger.W. tevens toepassing vindt voor de strafrechter. Ook langs die weg sluipt de vereiste van loyale procesvoering dus ook binnen bij de strafrechtbanken.

De bevoegdheden van een raadsman in het kader van een rechtspleging zijn doelgebonden. Ze kunnen enkel worden aangewend voor de bijstands- en de verdedigingstaak van de advocaat

De bevoegdheden van de advocaat zijn doelgebonden

De bevoegdheden van een raadsman in het kader van een rechtspleging zijn doelgebonden. Ze kunnen enkel worden aangewend voor de bijstands- en de verdedigingstaak van de advocaat. Dat geldt onverminderd in de strafprocedure. Eerst en vooral bevestigt dit de verplichting van de advocaat om op te treden in het belang van de cliënt en niet in het eigen belang, indien dat eigen belang op enige wijze op gespannen voet zou staan met het belang van de cliënt.

Een aspect dat tot op heden onderbelicht blijft, is dat het doelgebonden karakter aanleiding zou kunnen geven tot een nog strengere toetsing dan de algemene norm van het verbod op procesmisbruik. Algemeen volstaat immers niet om dergelijke rechten niet op een kennelijke onredelijke wijze uit te oefenen. De lat ligt hoger. De rechter beperkt zich bij doelgebonden bevoegdheden ook niet tot een marginale toetsing maar voert een integrale toetsing uit. To be continued.

De advocateneed

Al het bovenstaande geldt uiteraard slechts op voorwaarde dat u als advocaat heeft aanvaard op te treden in de betreffende zaak. Artikel 429 Ger.W. bepaalt immers dat de advocaat de eed aflegt geen zaak aan te nemen die hij niet gelooft rechtvaardig te zijn. Aangenomen wordt evenwel dat die bepaling niet enkel betrekking heeft op de vraag of de advocaat optreedt maar ook hoe hij optreedt. Tegen het dossier in pleiten bijvoorbeeld, is nooit een goed idee. Het strijdt met de eed én met het belang van de cliënt.

Simon Deryckere – Advocaat ondernemingsrecht – Auteur van Justice in time (Maklu)

Dit artikel verscheen eerder in Today’s Lawyer. Meer weten?

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
> 7 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.