De werknemer/bedrijfsleider die een woning kosteloos ter beschikking krijgt gesteld door een rechtspersoon werd tot voor kort als volgt belast: geïndexeerd KI x 100/60 x 3,8.(1) Stelde een natuurlijke persoon eenzelfde woning kosteloos ter beschikking, dan bedroeg het belastbaar voordeel slechts “geïndexeerd KI x 100/60”. Meer dan drie jaar geleden werd er al geoordeeld dat het voordeel van alle aard op een discriminerende wijze werd berekend. Artikel 18 KB/WIB92 kon (op dit punt) niet langer worden toegepast. Inmiddels betreft het vaststaande rechtspraak (Antwerpen 24 januari 2017, 2015/AR/1117; Antwerpen 27 juni 2017, 2015/AR/2315; Gent 24 mei 2016, 2015/AR/1235; Gent 27 april 2017, 2016/AR/355) waarbij ook de fiscale administratie zich heeft neergelegd (circulaire 2018/C/57 d.d. 15 mei 2018). Bovendien wordt dit voordeel van alle aard per 1 januari 2019 als volgt geraamd: geïndexeerd KI x 100/60 x 2.(2)
Mogelijke remedies volgens de fiscale administratie
In voormelde circulaire staat de fiscale administratie toe dat belastingplichtigen – tot op het moment dat er nieuwe wetgeving van kracht zou zijn – het voordeel ramen door toepassing te maken van multiplicator ‘1’ (in plaats van 3,8 of 1,25). Indien de bezwaartermijn nog lopende was, kon er bezwaar aangetekend worden tegen de eigen aangifte teneinde het voordeel van alle aard te reduceren.
Dezelfde circulaire stelde echter uitdrukkelijk dat er geen ambtshalve ontheffing kon worden verleend. Reden hiervoor is dat een wijziging in de jurisprudentie niet als een nieuw gegeven kan worden beschouwd.
VERDUIDELIJKING STANDPUNT FISCALE ADMINISTRATIE
Enige verduidelijking van dit standpunt van de fiscale administratie is op zijn plaats. Opdat een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing ontvankelijk is, moet er sprake zijn van een overbelasting die voortvloeit uit een materiële vergissing, uit dubbele belasting, of dewelke blijkt uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingplichtige wordt verantwoord door gewettigde redenen (art. 376, §1 WIB92). Een nieuw feit is een bewijs, dat voordien niet is geleverd en die de belastingplichtige niet kon overleggen of aanvoeren voordat de termijnen van bezwaar of beroep waren verstreken. Wat echter niet kwalificeert als een nieuw feit is een nieuw rechtsmiddel of een wijziging in jurisprudentie (art. 376, §2 WIB).
Dat de voormalige forfaitaire waardering (x 3,8 of x 1,25) ten gevolge van de arresten van de hoven van beroep van Gent en van Antwerpen niet langer kan worden gehandhaafd, is volgens de fiscale administratie het loutere gevolg van een wijziging van de jurisprudentie.
MOTIVATIE VOOR DE ONTVANKELIJKHEID VAN EEN VERZOEKSCHRIFT TOT AMBTSHALVE ONTHEFFING
Uit analyse van de rechtspraak en rechtsleer blijkt dat er in casu tal van ‘nieuwe feiten’ in de zin van artikel 376 WIB92 voorhanden zijn. Te veel om in dit artikel grondig te bespreken. Hieronder worden daarom twee nieuwe feiten verder toegelicht.
Zo werd een nieuwe circulaire in het verleden reeds als nieuw gegeven en rechtsgeldige grond voor een ambtshalve ontheffing aangemerkt.(3) Een circulaire die het discriminatoir karakter erkent en zowel naar de toekomst als het verleden toe oplossingen biedt, moet o.i. als een nieuw gegeven worden beschouwd.
Ook oordeelde het Grondwettelijk Hof dat diens arresten naar aanleiding van een prejudiciële vraag, wanneer zij uitspraak doen over de geldigheid van een rechtsnorm en niet louter over de interpretatie ervan, niet als een wijziging van de jurisprudentie maar als een nieuw feit moeten worden begrepen.(4) Dit laat een ontvankelijk verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing toe. Het komt ons voor dat dezelfde redenering ook in casu geldt: de hoven van beroep te Antwerpen en te Gent oordeelden dat de forfaitaire waardering vervat in artikel 18 KB/WIB92 niet bestaanbaar was met de Grondwet. Bijgevolg moest het artikel buiten toepassing gelaten worden. Het komt ons voor dat dit als een nieuw feit kan worden beschouwd. De rechtbank van eerste aanleg van Gent heeft deze redenering overigens bevestigd.(5) De rechtbanken van eerste aanleg van Antwerpen en Brugge wezen tot op heden alle vorderingen tot het bekomen van een ambtshalve ontheffing af.(6)
MEERDERE PREJUDICIËLE VRAGEN AAN HET GRONDWETTELIJK HOF
Vermits de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen alle vorderingen met dit voorwerp afwijst, zijn vele van deze geschillen thans hangende bij het Antwerpse hof van beroep. Teneinde dit op uniforme wijze en finaal te beslechten legde het hof van beroep te Antwerpen het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag voor. Het hof van beroep te Gent en de rechtbank van eerste aanleg te Brussel deden hetzelfde.
Concreet zal het Hof moeten oordelen of er in casu een nieuw feit voorhanden is dat een toepassing van artikel 376 WIB – ambtshalve ontheffing – verantwoord.
Naar het arrest van het Grondwettelijk Hof wordt met veel belangstelling uitgekeken. Honderden, zo niet duizenden, belastingplichtigen dienden reeds een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing in.
Eerstdaags zal het Grondwettelijk Hof aldus uitklaren of een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing, o.a. gestoeld op voormelde circulaire en arresten als zijnde een nieuw feit, ontvankelijk is.
Mogelijk staat de deur naar ambtshalve ontheffing weldra open. Niettemin merken we op dat het Grondwettelijk Hof recentelijk, zeker in fiscale aangelegenheden, wel vaker beslist om zijn arresten louter naar de toekomst toe gevolgen te laten ressorteren (bv. vernietiging fairness tax, vernietiging effectentaks) en tevens voor haar beslissingen n.a.v. prejudiciële vragen (bv. onderscheid tussen arbeiders en bedienden).
In dergelijke gevallen is er dikwijls sprake van een gemoduleerde werking van het arrest in kwestie. Zo bestaat de mogelijkheid dat het Grondwettelijk Hof enkel vanaf heden uitspraken van (andere) rechterlijke instanties die handelen over de bestaanbaarheid van een norm met de Grondwet als een nieuw feit erkent, doch een uitzondering maakt voor de belastingplichtigen die reeds een procedure hiertoe hebben ingesteld.
KAN IK DAN ALSNOG OP DE KAR SPRINGEN EN OOK EEN AMBTSHALVE ONTHEFFING VRAGEN?
Ook vandaag kunt u nog een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing indienen. We sommen hieronder nogmaals kort de voorwaarden op.
- Vooreerst moet er sprake zijn van overbelasting omwille van (o.a.) een nieuw feit. Dit betreft thans het enige punt van discussie en zal kortelings worden uitgeklaard door het Grondwettelijk Hof.
- Verder mag de aanslag niet reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een bezwaarschrift dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing nopens de grond. Wat deze voorwaarde precies inhoudt, werd reeds toegelicht in een vorig artikel.
- Overbelastingen kunnen worden ontheven indien u een verzoekschrift indient binnen een termijn van vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. Concreet kan dit jaar worden teruggegaan tot aanslagen ingekohierd per 1 januari 2015. In de praktijk stemt dit veelal overeen met aanslagjaar 2014 (inkomstenjaar 2013).
Mocht u ervoor opteren om alsnog een verzoekschrift tot ontheffing in te dienen, dan is het uiteraard aan te raden om dit voor het jaareinde (uiterlijk 31 december 2019) te doen. Zo niet, kunt u één jaar minder ver teruggaan in de tijd om het betwiste voordeel van alle aard te reduceren.
Heeft u in verband met het bovenstaande bijkomende vragen of bent u geïnteresseerd in de indiening van een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing, aarzel dan niet om ons te contacteren.
Cazimir Tax Litigation
Wenst u op de hoogte te blijven? Volg Cazimir op LinkedIn!
(1) Of x 1,25 indien het kadastraal inkomen van de woning lager was dan 745 euro.
(2) Art. 18 KB/WIB werd op dit punt aangepast, ongeacht door wie (natuurlijke persoon / rechtspersoon) het voordeel van alle aard werd verleend.
(3) Rb. Hasselt 10 oktober 2013.
(4) Grondwettelijk Hof 8 november 2006.
(5) Rb. Gent 31 januari 2019.
(6) O.a. Rb. Antwerpen 20 december 2017, 7 februari 2018, 13 april 2018 en 29 juni 2018; Rb. Brugge 18 april 2018.
0 reacties