Spelen taal en formalisme een belangrijke rol in het recht? Meester Rob Valkeneers gidst u van het oude Rome naar het Belgisch recht anno 2023 en de complexe taalwetgeving in ons land. Waarom hechten sommige juristen zo aan formalisme? Een analyse.
Bomen of wijnstokken?
Om mijn punt over taal en formalisme te maken, neem ik de lezer mee naar het oude Rome, zowat 2.500 jaar geleden. De Twaalftafelenwet is zopas uitgevaardigd en staat in twaalf bronzen delen te blinken op de centrale marktplaats. Deze wet voorziet in een proceduremogelijkheid voor eigenaars van omgehakte bomen (arbores). Een Romein wiens wijnstokken (vites) werden omgehakt, start de nieuwe procedure op. Helaas gebruikt hij in de procedure(stukken) het woord ‘wijnstokken’ en niet de wettelijke term ‘bomen’.
Het resultaat: zijn zaak was onmiddellijk en onherroepelijk verloren (“responsum est rem perdidisse”), zo schrijft de Romeinse jurist Gaius zeven eeuwen later.[1] Men kon wel onder de oude wet procederen voor omgehakte wijnstokken, maar moest ze in de procedure steeds ‘bomen’ noemen, maar zeker geen ‘wijnstokken’, ook al waren het … wijnstokken.
Dergelijk streng formalisme in de oudste bronnen van het Romeinse recht is te verklaren doordat de Romeinse rechtsgeleerden tegelijk ook priesters (pontifices) waren. Een magisch of goddelijk aspect was nooit veraf.[2] Als priesters waren zij gewoon om de precieze bewoordingen van de offerformules[3] zeer strikt op te volgen. Eén verkeerd woord en alles was om zeep.
Toen in 176 v. Chr. bijvoorbeeld een verkeerd werkwoord werd gebruikt bij het inleidend offer, moesten de Feriae Latinae (de belangrijkste Romeinse feestdagen) volledig worden overgedaan.[4] Gelet op deze uiterst vergaande consequenties bij de kleinste taalfouten, werd er uiteraard binnenskamers geadviseerd dat de stotterende (Clu … Clu …) Claudius (later keizer) beter geen officiële rol zou spelen bij dit specifieke ritueel.[5]
De sacrale wortels van het recht verdroegen niet de minste afwijking, aangezien dit als een inbreuk op de goddelijke wil werd opgevat.[6]
Schild of vriend?
Een dergelijke hang naar correcte uitspraak, is in de moderne samenleving in principe niet meer religieus geïnspireerd.
Toch bestaat een vergelijkbaar formalisme in het recht nog steeds. Zo moeten (grond)wettelijke woorden van eedformules ‘slaafs’ worden gevolgd. Toen Barack Obama als president van de USA op 20 januari 2009 zijn eed aflegde in handen van Chief Justice John Roberts, ging deze laatste in de fout door de eedformule niet helemaal correct te volgen. De eedaflegging werd later – veiligheidshalve – in een meer private setting overgedaan.
Meestal zijn kleine taalfouten of versprekingen echter minder erg, tenzij daaruit blijkt dat de persoon tot een vijandelijke groep behoort.
Korte ‘taaltesten’ werden in het verleden wel gebruikt om te achterhalen wie (niet) tot dezelfde etnische groep behoorde (wie faalde op de test, kreeg de doodstraf). Het Bijbelboek Rechters (12:5-6) verhaalt zo over 42.000 onfortuinlijke Efraïmieten die aan de Jordaan werden ontmaskerd (en gedood) omdat ze de ‘sj’-klank in het Hebreeuwse woord שִׁבֹּלֶת (“Sjibboleth”: rivier, korenaar) niet konden uitspreken (en dus “sibboleth” zeiden).
“Schild en vriend” is uiteraard een bekende Vlaamse variant hierop, waarbij korte (Brugse) metten werd gemaakt met 120 even onfortuinlijke Franstaligen.
D of t?
Thans worden mensen in principe niet meer gedood wegens taalfouten, hoewel er duidelijk nog steeds serieuze (sociale) sancties zijn bij schending van taalconventies.
Ieder jaar wordt er in Vlaanderen (maar ook elders) wel een klaagzang gehouden over (de werkelijke of gepercipieerde) taalverloedering bij jongeren.
Recent onderzoek heeft ook aangetoond dat personen die ‘dt-fouten’ maken in hun cv, veel minder kans hebben om te worden aangeworven (zelfs wanneer taalbeheersing niet relevant is voor de functie).[7] Hier creëert men dus een sociaal sanctieapparaat voor gebruikers van eenzelfde taal op basis van de gradatie van taalbeheersing. Om dezelfde reden zijn er mensen die om bij de groep te horen bewust hun regionaal accent laten vallen.
In het Belgisch recht wordt evenwel met een uitzonderlijke strengheid gewaakt over het taalgebruik en zijn de sancties nog wel van een andere orde.
Wimpelbergstraat of Rue du Wimpelberg?
Omdat België een bewogen en complexe taalgeschiedenis en -cultuur heeft, wordt de uitgebreide taalwetgeving in België bijzonder strikt gehandhaafd om het delicate, en fel bevochten, evenwicht tussen de taalgebieden te bewaken. Ik vermoed zelfs dat er geen enkel ander land is dat een dergelijke strenge handhaving van de taalwetgeving voorstaat.
De thans geldende taalwet in gerechtszaken [8] werd in 1935 als sluitstuk ingevoerd om af te rekenen met het Frans als gevestigde rechtstaal in Vlaanderen. Destijds moest een overgangsregeling soelaas brengen. Zo merkt Herman Van Goethem op dat de advocaten met een diploma behaald vóór 1 januari 1930 in Vlaanderen verder in het Frans mochten blijven pleiten. Wie zijn diploma had behaald na die datum, genoot nog taalvrijheid gedurende vijf jaar. Na 1935, maakten jongere advocaten echter nog maar zeer zelden gebruik van de mogelijkheid om in Vlaanderen in het Frans te pleiten. In 1937 bedroeg het aantal Vlaamse pleidooien in Vlaanderen al ongeveer 80%. Na de oorlog kwamen in Vlaanderen haast geen Franse pleidooien meer voor.
Deze wet is van openbare orde en afwijkingen ervan moesten dan ook ambtshalve door de rechter worden afgestraft met absolute nietigheid.
Daar waar bijvoorbeeld rechters uit Nederland hun uitspraken zonder enig probleem doorspekken met allerlei Engelstalige citaten (zonder vertaling), is dit naar Belgisch recht niet mogelijk
Daar waar bijvoorbeeld rechters uit Nederland hun uitspraken zonder enig probleem doorspekken met allerlei Engelstalige citaten (zonder vertaling), is dit naar Belgisch recht niet mogelijk.[9] Het principe is de ééntaligheid van de procedure. Alle procedurestukken moeten in België uitsluitend gesteld zijn in de ‘juiste’ taal (ofwel het Nederlands ofwel het Frans of voor het arrondissement Eupen: het Duits), anders dreigt het procedurestuk nietig te zijn.
Deze regel gaf lange tijd aanleiding tot oeverloze discussies over het gebruik van vreemdtalige woorden in beroepsakten, conclusies en rechterlijke uitspraken. De discussies (tot in cassatie) gingen dan over het gebruik van woorden als “no cure, no pay“, “field worker”, “quod non”, “wc-madamme”, “general manager” (die onder de “board of directors” staat), enz.[10]
Het feit dat alle betrokkenen deze woorden verstaan en niemand belangenschade lijdt, zou bij deze wet van openbare orde niet ter zake doen. De rechtspraak heeft wel wat actie ondernomen om enigszins paal en perk te stellen aan deze discussies.[11]
De discussies grensden soms toch aan het surrealistische. In 1995 zou het Hof van Cassatie[12] zo een Franstalige beslissing verbreken, omdat de rechter de straatnaam van de partij had weergeven in het Nederlands en niet in het Frans (“1120 Bruxelles, Wimpelbergstraat” in plaats van “1120 Bruxelles, Rue du Wimpelberg”). De rechtbank van eerste aanleg te Turnhout[13] verklaarde op zijn beurt in 2003 een dagvaarding nietig, omdat de straatnaam was weergegeven in het Frans.
Het kan natuurlijk altijd nog een tikkeltje surrealistischer. De vrederechter van Turnhout struikelde in zijn vonnis van 2007 over een (nochtans gebruikelijke) barcode op een dagvaarding en verklaarde de dagvaarding daarom nietig: “een dagvaarding moet klaar en duidelijk zijn en mag geen geheime, niet-interpreteerbare, niet-toegankelijke code bevatten; een barcode op een dagvaardingsexploot is in strijd met de taalwetgeving en met de behoorlijke procesvoering.”[14] End quote (ik bedoel: “einde citaat”).
De wetgever heeft gepoogd om deze nietigheidssanctie te matigen en te relativeren bij de wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde (Potpourri VI). Thans is het in elk geval mogelijk om de rechter te vragen om louter formele schendingen van de taalwet (een verkeerd adres of een vermelding van een vreemdtalig woord/citaat) te herstellen (vertalen), net zoals andere materiële vergissingen (schrijffouten).[15]
De wetgever veranderde echter ook het sanctieapparaat in de Wet Gerechtszaken. Er kon daardoor enkel nog tot nietigverklaring worden overgegaan indien er 1° belangenschade was, 2° de nietigheid onmiddellijk werd ingeroepen en 3° de onregelmatigheid niet kon worden hersteld. Een ongewenst gevolg van die regeling was evenwel dat de rechter ambtshalve geen actie meer kon nemen wanneer procedurestukken in een volledig verkeerde taal zouden zijn opgesteld en de partijen hierover geen opmerkingen zouden maken. Na de inwerkingtreding van de wet, zouden blijkbaar onmiddellijk een aantal verzoekschriften volledig in het Frans zijn opgesteld (!) en neergelegd bij de Antwerpse rechtbanken en hoven.
Het Grondwettelijk Hof[16] oordeelde in zijn arrest dat de gewijzigde sanctie in de Taalwet Gerechtszaken in strijd was met de Grondwet en vernietigde deze soepelere sanctiemogelijkheid, zodat het oorspronkelijke sanctieapparaat (absolute nietigheid én ambtshalve in te roepen door de rechter) toch weer geldt.[17]
De huidige situatie is volgens mij wel bevreemdend: de louter formele miskenningen van de Taalwet Gerechtszaken kunnen blijkbaar eenvoudig worden hersteld als ware het een klein schrijffoutje, maar in geval van cassatieberoep tegen een uitspraak in laatste aanleg zou die uitspraak wel moeten worden vernietigd omwille van die (louter formele) schending van de Taalwet.[18] Het is dus niet zo duidelijk of de regeling uiteindelijk wel soepeler is geworden, wel is de regeling in elk geval onduidelijker.
Het lijkt erop dat we – helaas – nog steeds niet verlost zijn van de ‘Wimpelbergstraat-discussies’, alle goede bedoelingen van de wetgever ten spijt.
Brugge of Blankenberge?
Ook in bestuurszaken[19] geldt specifieke strenge taalwetgeving. Akten en andere documenten die in de verkeerde taal zijn opgemaakt, zijn volgens de wet nietig, maar de wet biedt de mogelijkheid ze te vervangen door een anderstalige, juiste versie.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht waakt minutieus over de handhaving van de taalregeling bij overheden en zij behandelt onder meer klachten rond het taalgebruik van ambtenaren.
Bij wijze van voorbeeld kies ik hier willekeurig één advies uit.[20] Een klacht wordt geformuleerd door een Franstalige treinreiziger die blijkbaar van Brussel naar Blankenberge wenste te gaan. In Brugge wordt de trein evenwel gesplitst, maar deze aankondiging gebeurt enkel in het Nederlands. De Franstalige reiziger mist daardoor zijn aansluiting en formuleert een klacht. De klager stelt dat Blankenberge in Franstalige brochures van de NMBS wordt aangeprezen en dat de NMBS-automaten op het Nederlandse taalgebied ook een Frans keuzemenu hebben, zodat hij oordeelde dat de belangrijke informatie over de splitsing van de trein ook in het Frans zou moeten gebeuren.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht schept klaarheid:
“Het station van Brugge is een plaatselijke dienst[21] in de zin van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken (SWT).
Mondelinge of schriftelijke mededelingen bestemd voor de reizigers zijn berichten en mededelingen aan het publiek in de zin van de SWT.
Overeenkomstig artikel 11, § 1, eerste lid SWT stelt een plaatselijke dienst die in het homogene Nederlandse taalgebied (in casu, in Brugge) gevestigd is, zijn berichten en mededelingen enkel in het Nederlands.
NMBS-automaten met een Franstalig keuzemenu in het Nederlandse taalgebied zijn niet conform de SWT.”
Met andere woorden: de melding dat de trein wordt gesplitst mag in Brugge enkel gebeuren in het Nederlands. Het is zelfs (in principe) verboden om dit ook in een andere taal aan te kondigen. De klantvriendelijke ambtenaar/conducteur die deze (voor de passagiers toch wel belangrijke) mededeling ook in een andere taal zou willen meedelen, zou zelfs een tuchtsanctie riskeren.[22] De regels (in welke talen de aankondiging moet of mag gebeuren en in welke volgorde) worden ook al snel surrealistisch gecompliceerd.[23] Men lijkt hierbij niet bekommerd om de klantvriendelijkheid ten aanzien van de burger/consument. Integendeel, de Commissie merkt zelfs op dat de NMBS-apparaten op Vlaams grondgebied wettelijk gezien geen Franstalig taalmenu zouden mogen hebben.
Allerlei (pietepeuterige) discussies passeren ook de revue. In de mannentoiletten van het treinstation Brussel-Noord werd aan de lavabo enkel een eentalige Franse mededeling gehangen met de mededeling dat de lavabo geen spuwbak is. De Vaste Commissie concludeert vanzelfsprekend tot een schending van de taalwetgeving.[24] Deze informatie moet wel tweetalig geafficheerd worden door de “wc-madamme”.
Er werd ook vastgesteld dat bepaalde affiches met veiligheidsinstructies in het station van Antwerpen in vier talen waren gesteld (“Niet uitstappen aan deze zijde” – “Ne pas descendre de ce côté” – “Nicht auf diesen Seite aussteigen” –“Do not alight on this sight” [sic!]). De Vaste Commissie voor Taaltoezicht was zeer verdeeld over deze (duidelijk zeer moeilijke) kwestie.[25] Met een nipte meerderheid werd dan toch besloten dat dit toegelaten is.
Factuur of facture?
Ook de taal in de bedrijfswereld[26] wordt strikt geregeld.
Een Vlaams bedrijf dat uit klantvriendelijkheid een factuur in het Frans opstelt voor zijn Waalse klant, is uiteraard niet mogelijk. Ook voor klanten, gelegen buiten België, moet de factuur worden opgesteld in de taal van de exploitatiezetel. Ligt de onderneming dus in Vlaanderen, dan moet de factuur uitsluitend in het Nederlands worden opgesteld.
In 2016 oordeelde het Hof van Justitie in zijn arrest[27] dat die regeling in strijd was met het Unierecht. Aldus werd de regeling aangepast en mag men voor ondernemingen gevestigd in een andere lidstaat van de EU (of de Europese Economische Ruimte) een ‘bijkomende’ rechtsgeldige factuur in één van de talen van de Europese Unie opstellen.[28] Aangezien Zwitserland geen lid is van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte, moet de factuur aan een Zwitserse onderneming op straffe van nietigheid nog steeds enkel in het Nederlands te zijn gesteld. Het hof van beroep te Antwerpen verklaarde daarom de enkel in het Engels gestelde facturen nietig en beval de vervanging ervan.[29] Het is maar de vraag of deze nieuwe regeling dus wel tegemoet komt aan de kritiek van het Hof van Justitie.
Een factuur die in strijd is met de taalwetgeving moet ambtshalve nietig worden verklaard door de rechter, zij het dat deze onregelmatige factuur kan worden vervangen door een factuur in de juiste taal opgesteld. In dat geval kunnen wel pas intresten worden toegekend vanaf de vervaldatum van de vervangende factuur (die in de juiste taal is gesteld).[30]
Deze regeling staat natuurlijk wel ietwat op gespannen voet met de praktijk, nu in vele internationale ondernemingen het Engels inmiddels de voertaal is.
Niet enkel de facturen, maar ook alle documenten die betrekking hebben op de sociale betrekkingen moeten enkel in het Nederlands worden gesteld voor bedrijven gevestigd in Vlaanderen.
Het Hof van Justitie oordeelde ook al in zijn arrest van 2013[31] dat die Vlaamse taalregeling ook in strijd was met het Unierecht wanneer daaruit voortvloeit dat de arbeidsovereenkomst uitsluitend in het Nederlands kan worden opgesteld in geval van grensoverschrijdende tewerkstelling. Het taaldecreet werd dus in die zin aangepast. Bij grensoverschrijdende tewerkstelling hoeft de arbeidsovereenkomst niet enkel in het Nederlands te worden opgesteld, maar mag daarnaast ook de overeenkomst worden opgesteld in een andere taal.[32]
Deze strikte taalregeling wordt meer en meer problematisch in een steeds internationaler wordende praktijk, alwaar werkgever en/of werknemer, klanten en/of leveranciers het Nederlands totaal niet machtig zijn.[33] Dit geldt des te meer wanneer het moederbedrijf in het buitenland gelegen is. Het doet ook vragen rijzen naar bewijsrecht: mogen bijvoorbeeld Engelstalige e-mails die het buitenlands moederbedrijf verzendt naar Vlaamse werknemers worden aangewend om ontslagredenen te bewijzen? Dit zijn échte vragen, waarover Belgische rechters zich moeten buigen.[34]
Conclusie/conclusion/Abschluss
Taal in België is uiteraard een complexe zaak. De eentaligheid is de regel om het evenwicht tussen de taalgemeenschappen te bewaren. Afwijkingen van deze regeling worden onverbiddelijk streng afgestraft. Deze strenge regeling komt soms disproportioneel voor en heeft ook enkele nadelige gevolgen:
- In gerechtszaken worden soms kleine vormelijke taalfoutjes afgestraft met de zwaarst denkbare juridische sanctie (absolute nietigheid ambtshalve in te roepen door de rechter).
- In bestuurszaken hindert de taalregeling soms de klantvriendelijkheid ten aanzien van de burger of de consument/gebruiker van de openbare dienst.
- Het internationaal bedrijfsleven gevestigd in Vlaanderen wordt soms gedwongen (en dit op straffe van nietigheid) om (ook) te communiceren in een taal die zij zelf niet meer beheerst of wordt desgevallend verhinderd om bewijsstukken te hanteren die niet gesteld zijn in één van de officiële landstalen.
Het is kennelijk zeer moeilijk om deze regelgeving grondig te hervormen om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de praktijk. Mogelijk is onze verhouding met deze specifieke regelgeving niet louter rationeel, maar veeleer emotioneel.
Rob Valkeneers, MPLOY Advocaten
Lees over taalwetgeving ook:
Vrijheid van taalkeuze in rechtspersonen, ongemerkt verder beperkt?
Referenties
[1] Gai. Inst. IV, 9-14. Zie R. Verstegen, Beginselen van Romeins privaatrecht. 4. Hulpmiddelen, 1997, Leuven, Acco, 32-33.
[2]Zie C. De Koninck, Beknopte Encyclopedie van het Romeinse Recht, Antwerpen, Maklu, 2000, 317: “De Twaaltafelenwet is codificatie van archaïsch recht van een kleine agrarische leefgemeenschap. Bij wijze van voorbeeld kan verwezen worden naar diverse bepalingen in deze wet waarin de verbondenheid van het recht met het magische – zo kenmerkend voor een archaïsch rechtsstelsel – tot uiting komt: Lex XII 8.8.: (a) Qui fruges excantassit … (b) … Neve alienam segetem pellexeris … ( (a)”Wie veldvruchten weggetoverd heeft …” (b) “… en u zult het gezaaide van een ander niet naar u toe toveren …”).”
[3]Vergelijk ook de strikte offerregels in het jodendom: Nadab en Abihu (zonen van Aäron, neefjes van Mozes) volgden de strikte regels niet en gebruikten bij hun eerste offer ‘vreemd vuur’. Beiden werden daarom verteerd door vuur (Lev. 10:1-2). Mogelijk waren zij dronken, want na het incident, wordt de instructie gegeven dat priesters tijdens hun dienst geen alcohol mogen drinken (Lev. 10:9).
[4] R. Verstegen, Beginselen van Romeins privaatrecht. Inleiding Personen- en erfrecht, Leuven, Acco, 1997, 32.
[5] Zie Suetonius, The Lifes of the Twelve Caesars, Tiberius Claudius Drusus Caesar, IV, tekst te raadplegen op https://www.gutenberg.org/files/6400/6400-h/6400-h.htm#linknoteref-465
[6]De oudst bekende wetteksten (Codex Urukagina (2380 v. Chr.), Codex Ur-Nammu (2050 v. chr.) en Codex Hammurabi (1750 v. Chr.) worden allemaal uitgevaardigd door koningen met een goddelijk mandaat, waarvan melding wordt gemaakt in de proloog van de teksten. Via het in de oudheid wijdverbreide geloof dat priesters en koningen door God gemandateerd waren, werden talrijke attributen van de priesters en koningen in een taboesfeer ondergedompeld en ontleenden zij aan deze goddelijke attributie hun onschendbaarheid (Zie in dit verband: J. Frazer, The golden bough, a study in magic and religion, Londen, Wordsworth editions, 1993 (eerste editie: 1922), 202-205). Bepaalde voorwerpen mochten niet door onbevoegden worden aangeraakt of zelfs maar worden aanschouwd. Een van de meest sprekende voorbeelden in het oude jodendom is wel dat van Uzza die als (onbevoegde) de heilige Ark des Verbonds had vastgegrepen om te voorkomen dat deze (van een wagen) viel. Uzza werd voor deze oneerbiedige daad door God aan de dorsvloer van Nachon neergeslagen (2 Sam. 6:6-7), zijn goede intenties ten spijt.
Via de tempeldienst van de priesters werden bepaalde gedeeltes van tempelgebouwen als onschendbaar beschouwd, die enkel door bevoegden (priesterklasse) en meestal nog wel onder naleving van strikte voorwaarden (uitvoeren van bepaalde rituelen, beperkingen in de tijd), mochten worden betreden. Ook de plaats waar het altaar stond, werd met een (relatieve) onschendbaarheid overladen, alwaar dus personen voor hun veiligheid hun toevlucht konden zoeken. Bij de perikelen rond de troonsopvolging van David, plande één van zijn zonen (Adonia), met de hulp van de generaal (Joab) en het hoofd van de priesterschap (Abjathar) een staatsgreep. Toen de staatsgreep mislukte, vluchtte Adonia naar het altaar en greep de hoornen van het altaar vast (1 Kon. 1:50). Vanop het altaar onderhandelde Adonia (badend in de onschendbaarheid die via het altaar om hem afstraalde), met Salomo’s dienstboden om zijn leven te sparen. Dit verzoek werd toegestaan, maar hij werd later toch op bevel van Salomo gedood (1 Kon. 2). De generaal (Joab), die ook medeplichtig was in de samenzwering, zocht eveneens asiel bij het altaar en wilde niet van het altaar wijken. Hij werd echter bij het altaar gedood. De onschendbaarheid van het altaar was dus bij de joden bekend, maar (zoals het geval van Joab aantoont) ook begrensd/relatief. (Zie ook M. Jastrow, The Jewish Encyclopedia, https://www.jewishencyclopedia.com/articles/2067-asylum). In dit verband moet ook worden gewezen op de oorsprong van de toevluchtssteden (Bezer, Ramoth, Golan, Hebon, Sichem en Kedes) in het oude joodse recht, waarnaar de onopzettelijke doodslager kon vluchten voor bescherming tegen de wraakacties van de bloedwreker (goël). Vooral in het oude Griekenland werd de onschendbaarheid (asylia) van de tempel (temenos) tamelijk absoluut opgevat, waardoor Griekse heiligdommen bij wijlen broeinesten werden van schurken. In het Romeinse recht wilden misdadigers zich ook wel eens verborgen houden aan het altaar van hun huisgoden (Penates en de Lares)(Cicero, De domo, 41).
Het valt vanzelfsprekend op dat vele sacrale elementen uit het archaïsche recht in het moderne recht een tegenhanger hebben gekregen (zoals bijvoorbeeld onschendbaarheden, immuniteiten, nietigheden en procedurele vormvereisten).
[7] P. Sterkens, R. Caers, M. De Couck, M. Geamanu, V. Van Driessche & S. Baert, "Costly Mistakes: Why and When Spelling Errors in Resumes Jeopardise Interview Chances," IZA Discussion Papers 14614, Institute of Labor Economics (IZA), juli 2021.
[8]Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (BS 22 juni 1935).
[9]Ik merk op dat jongere Belgische rechters thans ook al Engelstalige citaten in hun vonnissen integreren, zonder het toevoegen van een vertaling.
[10]Zie daarover K. Wagner, “De sanctieregeling in de taalwetgeving van 1935: Quousque tandem abutere patientia nostra?”, TBH 2003, 234.
[11]Engelstalige functietitels, woorden waarvoor geen goed Nederlands equivalent bestaat of vreemdtalige rechtsspreuken leiden bijvoorbeeld niet tot de nietigheid.
[12]Cass. 29 mei 1995, AR C.940389F., RW 1995-96, 683. Vergelijk Cass. 24 mei 1993, RW 1993-94, 443 (‘Groenstraat’ in plaats van ‘Rue Verte’).
[13] Rb. Turnhout 10 januari 2003, P&B2005, 53.
[14]Vred. Turnhout 24 mei 2007, NJW 2007, 661, noot N. Peeters.
[15]Zie artikel 794 Ger. W. (dat de toetsing door het Grondwettelijk Hof doorstond).
[16]GwH 19 september 2019, nr. 120/2019.
[17]Het Grondwettelijk Hof handhaafde wel de gevolgen van de vernietigde wet tot de publicatie van het arrest, zodat gedurende een korte tijd een soepelere regeling van relatieve nietigheid heeft gegolden. Vergelijk P. Thiriar, “Nietigheid taalwet gerechtszaken – je vais et je viens”, RW 2019-2020, 522. Zie uitvoerig: J. Goovaerts, “Nietigheden in de taalwet in het strafprocesrecht”, Tijdschrift voor Strafrecht 2020/4, 243-259.
[18]De Taalwet Gerechtszaken maakt geen onderscheid tussen louter vormelijke en inhoudelijke schendingen. De vraag rijst dan of een rechtzoekende die verzoekt om een vonnis of arrest te laten vernietigen wegens een louter formele schending van de Taalwet Gerechtszaken, geen rechtsmisbruik pleegt. Rechtsmisbruik kan immers ook bestaan indien het recht wordt toegekend door wetgeving van openbare orde (tot nader orde is de Taalwet Gerechtszaken opnieuw van openbare orde) en de rechter kan rechtsmisbruik ook sanctioneren door het recht om zich op de nietigheid te beroepen aan de betrokkene te ontnemen.
[19]Wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (BS2 augustus 1966).
[20]VCT-advies nr. 249.247 van 26 oktober 2017.
[21]VCT-adviezen nrs. 40.234 van 12 juni 2009; 44.036 van 8 juni 2012.
[22]Art. 57 Wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
[23] Zie https://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPubDoc&TID=83895787&LANG=nl: “In stations met internationaal karakter worden de treinen als dat verantwoord is, in vier talen aangekondigd en wel in deze volgorde: eerst het Nederlands, dan het Frans, of omgekeerd naargelang het taalgebied waar het station zich bevindt, daarna het Duits en ten slotte het Engels. De internationale treinen en de treinen naar de luchthaven worden momenteel in vier talen aangekondigd in de drie grote Brusselse stations: Brussel-Noord, Brussel-Centraal en Brussel-Zuid. Ook in de grote stations, voor zover ze beschikken over het automatisch aankondigingssysteem EMMA, worden de internationale treinen in vier talen aangekondigd. Dat is het geval in de stations Antwerpen-Centraal, Antwerpen-Berchem, Brussel-Luxemburg, Brussel-Schuman, Charleroi-Zuid, Luik-Guillemins, Leuven, Mechelen en Oostende. Ook in het station Brussel-Nationaal-Luchthaven worden, gelet op het internationale karakter van dit station, de treinen in vier talen aangekondigd. Voor de aankondigingen in de treinen moet het begeleidingspersoneel de taalwetten naleven. In het Nederlandse taalgebied zijn de aankondigingen in het Nederlands, in het Franse taalgebied in het Frans en in het Duitse taalgebied, eerst in het Duits en dan in het Frans. In het Franse taalgebied met faciliteiten is de aankondiging in beide landstalen, eerst in het Frans, dan in het Nederlands. In het Nederlandse taalgebied met faciliteiten gebeurt de aankondiging in de beide landstalen, eerst in het Nederlands, dan in het Frans. Op het grondgebied van Brussel Hoofdstad gebeurt de aankondiging in beide landstalen, maar eerst in de taal van de taalrol van het personeelslid. In de Brusselse stations zijn de mededelingen in het Frans en in het Nederlands. Welke taal het eerst wordt gebruikt, hangt af van de plaats waar de aankondiging wordt gedaan. In Sint-Agatha-Berchem, Bockstael, Boondaal, Bordet, Bosvoorde, Brussel-Congres, Brussel-Noord, Brussel-West, Evere, Haren, Haren-Zuid, Jette, Meiser, Schaarbeek, Simonis en Watermaal, wordt eerst in het Nederlands en vervolgens in het Frans omgeroepen. In Brussel-Kapellekerk, Brussel-Luxemburg, Brussel-Schuman, Brussel-Zuid, Delta, Etterbeek, Merode, Sint-Job, Ukkel-Kalevoet, Ukkel-Stalle, Vorst-Oost, Vorst-Zuid en Ganzenvijver, wordt eerst in het Frans en vervolgens in het Nederlands omgeroepen. In Brussel-Centraal wordt tijdens de even jaartallen eerst in het Nederlands en tijdens de oneven jaartallen eerst in het Frans omgeroepen. De online en mobiele toepassingen van de NMBS bestaan in vier talen: Nederlands, Frans, Duits en Engels. Elke klant ontvangt dus de informatie in zijn gekozen taal. Bij het taalgebruik voor stationsnamen moet een onderscheid worden gemaakt tussen de officiële stationsnamen en de "aliassen". De officiële stationsnamen worden vermeld in de taal van het taalgebied waarin het station zich bevindt. In tweetalige gebieden gebeurt dat dus in de twee talen. De "aliassen" zijn alternatieve benamingen die de klant moeten helpen het juiste station gemakkelijk terug te vinden. Zo kan een Nederlandstalige klant "Luik-Guillemins" ingeven en de dienstregeling voor `Liège-Guillemins' te zien krijgen. Omgekeerd kan een Franstalige klant "Gand-Saint-Pierre" intikken en de dienstregeling voor "Gent-Sint-Pieters" te zien krijgen. Bij de ticketverkoop heeft de klant de keuze welke taal hij gebruikt in het station. Zowel "Gent-Sint-Pieters" als "Gand-Saint-Pierre" kunnen worden gekozen. Op het ticket zal echter enkel de officiële stationsnaam worden vermeld. Zo zal voor een Nederlandstalige klant `Luik-Guillemins' altijd worden omgezet in `Liège-Guillemins' en voor een Franstalige klant zal `Gand-Saint-Pierre' altijd worden omgezet naar `Gent-Sint-Pieters'. Stations in tweetalige gebieden worden vermeld in de taal van de klant. Aan boord van de treinen wordt geregeld gecontroleerd of de taalwetten correct worden toegepast. Dat gebeurt door mensen die het begeleidingspersoneel omkaderen (coaches, instructeur operationele controle) of door Mystery Shoppers. Ook een externe firma voert controles uit in de stations.’ Zie ook https://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPubDoc&TID=83894809&LANG=nl
[24] VCT-advies nr. 37.046 van 29 september 2005.
[25] VCT-advies nr. 39.239 (NA) van 20 juni 2008.
[26] Vlaams Decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen (BS 6 september 1973); Décret du 30 juin 1982 relatif à la protection de la liberté de l'emploi des langues et de l'usage de la langue française en matière de relations sociales entre les employeurs et leur personnel ainsi que d'actes et documents des entreprises imposés par la loi et les règlements (BS 27 augustus 1982).
[27] HvJ 21 juni 2016, zaak C-15/15.
[28] Zie artikel 5 Vlaams Decreet van 19 juli 1973.
[29] Antwerpen 19 oktober 2020, RABG 2021, 892.
[30] Antwerpen 7 december 2016, RABG2021, 902.
[31] HvJ (Grote Kamer) 16 april 2013, zaak C-202/11.
[32] Artikel 5 §2 Vlaams Decreet van 19 juli 1973.
[33] Zie K. Aerts en K. Coenen, “Taalgebruik in arbeidszaken: cherry picking of lost in translation?”, Or. 2021, 2-19.
[34]Zie daarover Cass. 18 oktober 2021, AR S. 19.0057.N.
0 reacties