De Standaard kopte op 14 juni breeduit op de voorpagina dat de staatssecretaris van asiel en migratie systematisch aan bepaalde asielzoekers het recht op opvang zou miskennen. Op verschillende plaatsen in de hoofdstad slapen asielzoekers intussen op straat, hoewel ze volgens de wet recht hebben op een bed in een opvangcentrum van Fedasil.
De krant weet verder dat sinds begin dit jaar al meer dan 1.400 rechtszaken zijn aangespannen tegen Fedasil wegens het niet verlenen van die asielopvang. De persrechter van de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel wees in een persbericht op de evolutie van het aantal eenzijdige verzoekschriften in asielzaken de afgelopen jaren in zijn rechtbank: 21 (2014), 85 (2015), 28 (2016), 38 (2017), 14 (2018), 42 (2019), 1249 (2020), 922 (2021), 1007 (toestand tot 20 mei 2022). De persrechter stelt dat de situatie onhoudbaar is, gelet onder meer op de werkdruk die van die exponentiële stijging uitgaat. Het valt wel op dat blijkbaar al die zaken (op eenzijdig verzoekschrift) aanleiding geven tot eenzelfde beschikking.
Nu is de rechtbank een stapje verder gegaan. In een beschikking van 12 juni, die gretig werd gedeeld via sociale media, oordeelt de rechtbank onder meer (vrij vertaald): “Uit de beschikkingen van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel en de honderden beschikkingen van de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel sinds januari 2022 blijkt dat Fedasil een opzettelijke, onderling afgestemde en aanhoudende praktijk lijkt te hebben ontwikkeld om het recht op opvang niet toe te kennen aan verzoekers om internationale bescherming die daar duidelijk recht op hebben. Deze praktijk blijkt ten minste te bestaan sinds 24 januari 2022, de datum waarop een deurwaarder de in de beschikking van 25 maart 2022 beschreven feiten heeft vastgesteld. Deze praktijk bestaat kennelijk nog steeds, aangezien aan verzoeker, die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, niet onmiddellijk na de indiening van zijn verzoek opvang is verleend. Deze praktijk lijkt weloverwogen, doordacht en georganiseerd te zijn door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie”.
Voor dat laatste wordt als bewijs een brief geciteerd die de staatssecretaris heeft geschreven aan de Ordre des Barreaux Francophones, waarin hij verklaarde dat hij prioriteiten stelt in de opvang van vluchtelingen. Het is opvallend dat het beleid van de staatssecretaris wordt beoordeeld op grond van een brief aan een advocatenorde. De vraag of de Orde nu haar maatschappelijke rol heeft gespeeld of activistisch is opgetreden verdeelt de balie, maar voor zover bekend heeft de Orde van Vlaamse Balies zich nog niet dat debat gemengd.
Er is blijkbaar niet echt discussie over wat de wet precies voorziet, maar wel over de vraag of de wettelijke principes wel uitvoerbaar zijn. Daarbij stellen sommigen dan de vraag waarom er wel opvang is voor Oekraïense vluchtelingen en niet voor pakweg Afghanen. De problematiek heeft dus onmiskenbaar een politieke dimensie. Dat bracht de gewezen commissaris voor de vluchtelingen Marc Bossuyt er dan ook toe om in de televisiestudio te verklaren dat de regelgeving dingend moet worden aangepast, “zodat het duidelijk is dat wij niet moeten instaan voor de opvang van personen waar we niet verantwoordelijk voor zijn. Het huidig systeem stuikt in elkaar”. In dezelfde televisiestudio bleek ook dat die problematiek in het noorden van het land anders wordt benaderd dan in het zuiden van het land, ook bij de rechters die daarover moeten oordelen.
En dan was er nog dat opvallende zinnetje in het artikel in De Standaard. De Franstalige Balie van Brussel zou asielzoekers zonder opvangplaats aan een advocaat helpen “onder meer door hen op te wachten voor de poorten van het Klein Kasteeltje, waar ze asiel aanvragen”? Die advocaten worden via het systeem van de juridische tweedelijnsbijstand betaald door dezelfde overheid, die zich dus systematisch laat veroordelen. De vraag of de balie door hiermee agressief wervende praktijken organiseert (door sommigen als “activisme” omschreven) of dat ze daarentegen haar maatschappelijke rol opneemt zorgt ook hier voor verdeelde reacties.
Is het een louter juridisch debat gestoeld op de mensenrechten of is het een politieke daad ingegeven door bepaalde ideologische voorkeuren? En is die vraag stellen zelf al een politieke stellingname? En maakt het uit dat al die initiatieven uitgaan van Franstalige Ordes of is dat louter toeval? En kunnen we het, los van al die stellingen, het er toch nog over eens zijn dat het minstens geen gezonde situatie is voor de rechtsstaat wanneer de overheid op dergelijke systematische wijze door rechters wordt veroordeeld en niets onderneemt?
***
Meer blogposts lezen van Hugo Lamon? Dat kan hier!
0 reacties