Via de wet van 8 november 2020 voerde de wetgever in het Wetboek Economisch Recht (WER) een basisbankdienst in voor ondernemingen. Dit met als doel ervoor te zorgen dat alle bedrijven ten minste zouden beschikken over een bankrekening om op die manier deel te kunnen nemen aan het economische rechtsverkeer.[1]
Sedert 1969 is een onderneming die een zelfstandige activiteit begint, verplicht om bij een financiële instelling een zichtrekening te openen.[2] Maar uit de praktijk blijkt dat in bepaalde sectoren, ondernemingen moeilijkheden ondervinden om een bankrekening te openen. Zo bijvoorbeeld in de horeca- en diamantsector, maar ook in het kader van tweedekansondernemerschap. Met de wet van 8 november 2020 trachtte de wetgever dit euvel te verhelpen door dergelijke ondernemingen de mogelijkheid te bieden om een rekening met betalingsdiensten te openen, waarmee ze hun beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen.[3]Naar analogie met het Franse recht, tracht België de ondernemer een basisrecht toe te kennen om een bankrekening te openen bij een kredietinstelling.
De nieuwe wet houdt ook rekening met de toepassing van de antiwitwaswet van 18 september 2017 ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. In de strijd tegen witwassen en financiering van criminele activiteiten is het gebruik van een bankrekening immers het onderzoeksmiddel bij uitstek.[4]
Toepassingsgebied
Elke in België gevestigde onderneming, die ingeschreven is in de KBO of die een inschrijving aanvraagt, en die door ten minste drie kredietinstellingen werd geweigerd, heeft volgens de wet vanaf 1 mei 2021 recht op de basisbankdienst.
De reden waarom enkel een in België gevestigde onderneming recht heeft op de basisbankdienst vindt zijn oorsprong in de anti-witwaswet. “Als het recht op de basisbankdienst wordt uitgebreid tot de buitenlandse instellingen, zou de naleving van de in de anti-witwaswet voorziene plichten van de kredietinstellingen zeer moeilijk, zo niet onmogelijk worden”, klinkt het bij de wetgever.[5]
De basisbankdienst voor ondernemingen bestaat minstens uit de volgende betalingsdiensten:[6]
- Diensten waarbij de onderneming de mogelijkheid heeft contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn, voor zover deze diensten plaatsvinden in een of meerdere lidstaten van de EU.
- Diensten waarbij de onderneming mogelijkheid heeft contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn, voor zover deze diensten plaatsvinden in een of meerdere lidstaten van de EU.
- Betalingstransacties, met inbegrip van de overmaking van geldmiddelen op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder.
- Domiciliëringen.
- Betalingstransacties via een betaalinstrument.
- Overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten.
De basisbankdienst geldt in euro of, op verzoek van de onderneming, in Amerikaanse dollar.
Procedure
De wet van 8 november 2020 voorziet in een procedure[7] tot aanwijzing van een kredietinstelling met het oog op het garanderen van het recht tot een basisbankdienst aan alle ondernemingen. Onverminderd artikel 55 van de antiwitwaswet en tenzij dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, moet in het geval een basisbankdienst ten minste drie maal aan een onderneming wordt geweigerd, de bank deze weigering voldoende motiveren.
Daarnaast worden uitdrukkelijk de klachten- en buitengerechtelijke beroepsprocedures vermeld die voor de onderneming openstaan ter betwisting van de beslissing, en in het bijzonder de volledige naam, het adres, het telefoonnummer en het elektronisch adres van het bevoegde orgaan, bedoeld in artikel VII.216 en van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie.
Vervolgens kan de onderneming waaraan de betalingsdiensten zijn geweigerd, zich richten tot de ‘basisbankdienstkamer’. Deze basisbankdienstkamer heeft de wettelijke opdracht om, na een positief advies van de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), een kredietinstelling aan te wijzen die een basisbankdienst aan de onderneming moet aanbieden. De kredietinstellingen die hiervoor in aanmerking komen zijn beperkt tot de in België gevestigde bank- en/of kredietinstelling zoals die voorkomen op de lijst van systeemrelevante instellingen.
Ten laatste binnen de maand volgend op de maand waarin het aanvraagdossier als volledig kan worden beschouwd, wijst de basisbankdienst-kamer op een gespreide wijze de in aanmerking komende basisbankdienst-aanbieder aan. De Koning richt binnen de FOD Economie de basisbankdienstkamer op, die belast is met het aanwijzen van een basisbankdienst-aanbieder voor ondernemingen. Hij bepaalt de wijze van spreiding van de aanwijzing over de in aanmerking komende basisbankdienstaanbieders en de wijze van controle op de identificatie en de identiteitsverificatieverplichting.
Tot slot verleent de basisbankdienst geen recht op het verkrijgen van krediet. Naar analogie met de basisbankdienst voor consumenten, wordt bepaald dat er in het kader van de basisbankdienst geen krediet kan worden verleend, noch in de vorm van een kredietopening, noch in de vorm van een debettoestand.
Aanvraag basisbankdienst
Artikel VII.59/5 WER regelt de aanvraagprocedure voor het verkrijgen van de basisbankdienst[8]. De aanvraag bij de basisbankdienstkamer tot opening van een basisbankdienst gebeurt schriftelijk, door middel van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de kredietinstelling. Het aanvraagformulier bevat een verklaring op eer van de onderneming dat ze niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening. De onderneming moet tevens bewijzen dat haar ten minste driemaal een aanvraag tot betalingsdiensten is geweigerd.
De kredietinstelling kan de aanvraag weigeren als blijkt dat de onderneming een andere betaalrekening heeft, tenzij als de onderneming aantoont dat die betaalrekening niet de betalingsdiensten omvat die noodzakelijk zijn voor haar professionele activiteit, en op voorwaarde dat die diensten inbegrepen zijn in de basisbankdienst voor ondernemingen. De kredietinstelling kan de aanvraag eveneens weigeren indien de onderneming haar betaalrekeningen zelf heeft opgezegd met het oogmerk om gebruik te kunnen maken van de basisbankdienst.
Besluit
Met de wet van 8 november 2020 tot invoering van een basisbankdienst voor ondernemingen bouwde de wetgever extra garanties in voor ondernemingen in bepaalde sectoren die moeilijk een bankrekening konden openen. Het is immers noodzakelijk voor ondernemingen om over een bankrekening te beschikken om deel te kunnen nemen aan het economisch rechtsverkeer. Een uitstekend initiatief van de wetgever, maar intussen zijn we in het jaar 2022 aanbeland en heeft de regering tot op de dag van vandaag nagelaten het uitvoeringsbesluit te publiceren waardoor de wet nog steeds niet van kracht is.
Dat is ook de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel niet ontgaan. Op 6 december 2021 werd de Belgische staat veroordeeld tot een schadevergoeding van 2.500,00 euro omdat de regering een positieve verplichting heeft om wetgeving in werking te laten treden. Aangezien er een wet is die de basisbankdienst voor ondernemingen voorziet, is het de plicht van de regering die wet in werking te laten treden. Zo staat in het vonnis te lezen dat van een zorgvuldige regering verwacht mag worden dat een wet een jaar na de verschijning in het Belgisch Staatsblad operationeel is.[9]De bal ligt nu in het kamp van de regering om zo snel mogelijk het uitvoeringsbesluit te publiceren, teneinde meer veroordelingen te vermijden en een basisbankdienst aan te bieden waar zo vele ondernemingen al geruime tijd naar snakken.
Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren.
Lees hier meer van deze auteur.
Referenties
[1] https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/0619/55K0619001.pdf p.3.
[2] Zie artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 56 van 10 november 1967 tot bevordering van het gebruik van giraal geld.
[3] https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/0619/55K0619001.pdf, p.3.
[4] https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/0619/55K0619001.pdf, p.4.
[5] https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/0619/55K0619001.pdf, p.7.
[6] Zie artikel I.9 en VII. 59/4 WER.
[7] Zie artikel VII. 59/4 WER.
[8] Zie artikel VII. 59/5 WER.
[9]https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/algemeen/regering-veroordeeld-omdat-basisbankdienst-voor-bedrijven-uitblijft/10353974.html; De Juristenkrant, “Rechtbank veroordeelt België voor niet-uitvoeren basisbankdienstenwet”, nr. 441 – 12 januari 2022; Ook de Ondernemingsrechtbank van Antwerpen besloot in kort geding dat ING België de bankrekeningen niet mocht blokkeren van een groep vastgoedinvesteerders die kamers verhuren aan sekswerkers in het Schipperskwartier. Volgens ING België zou dat niet stroken met de algemene voorwaarden van de bank. Zie hiervoor: https://www.tijd.be/ondernemen/banken/ing-kan-huisbazen-schipperskwartier-niet-van-zich-afschudden/10358599.html.
0 reacties