Belangenconflicten bij lokale politici zijn breed verspreid maar vaak moeilijk als dusdanig te kwalificeren. Sommige zijn zeer zichtbaar, bijvoorbeeld als er een geldelijk belang mee is gemoeid. Andere conflicten zijn minder zichtbaar, maar daarom niet minder problematisch. We moeten experimenteren met wat al dan niet werkt en hard optreden afwisselen met zachte maatregelen. Er is in ieder geval nood aan een cultuuromslag.
Schepenen en burgemeesters die via hun bedrijven diensten leveren aan de stad, gemeenten die gebouwen kopen van familieleden van schepenen, burgemeesters die een oogje dichtknijpen voor onvergunde projecten die belangrijk zijn voor de stad, lokale besturen die subsidies toekennen aan vzw’s waarin de gemeente zelf deelneemt of mandatarissen die na hun mandaat aan de slag gaan bij bedrijven wiens projecten ze in hun vorige hoedanigheid nog zelf moesten beoordelen. Op het lokale bestuursniveau gaan belangenconflicten dikwijls over vastgoed, maar ze gaan ook breder.
Het grote zeer is dat het vaak bijzonder moeilijk is om te bepalen of er überhaupt sprake is van een belangenconflict, laat staan om het te voorkomen of aan te pakken
Het grote zeer is dat het vaak bijzonder moeilijk is om te bepalen of er überhaupt sprake is van een belangenconflict, laat staan om het te voorkomen of aan te pakken. Politici kunnen hun sterk netwerk en kennis van zaken nuttig inzetten voor het publiek belang. Desondanks kunnen familiebanden en zakenrelaties – ook zonder dat ze een rechtstreeks financieel voordeel opleveren – de lokale besluitvorming beïnvloeden.
Terwijl het bewustzijn tamelijk groot is dat handelen uit geldbejag en eigengewin niet hoort, is er een grijze zone waar dat besef niet speelt. Wat de samenleving beschouwt als een belangenconflict, wordt door lokale politici soms niet zo ervaren of zelfs gezien als een dienstbetoon eigen aan de functie. Zo voelt het voor een burgemeester die zetelt in het bestuur van een vzw niet noodzakelijk onethisch aan om zich in te spannen voor subsidies voor die vzw, als diezelfde vzw zich inzet voor een of ander nobel doel zoals armoedebestrijding. Het belangenconflict wordt dan pas (h)erkend wanneer het al geëscaleerd (en soms ook gemediatiseerd) is.
Hoe identificeer je het risico op belangenverstrengeling tijdig wanneer er zoveel begripsverwarring bestaat? Essentieel daarbij is een open cultuur. Twijfelgevallen moeten bespreekbaar zijn, maar dit komt niet vanzelf.
In het publieke debat zijn harde maatregelen zoals loonbeperkingen of cumulverboden vaak populair. Ze zijn echter niet voldoende. Twee jaar geleden wees Audit Vlaanderen al op de gebrekkige sensibilisering van lokale politici en recente studies bevestigen opnieuw dat integriteitstrainingen onvoldoende aandacht krijgen.
Vat krijgen op belangenconflicten vereist dus een gelaagde aanpak met meerdere soorten oplossingen – er is geen silver bullet. Daarom moet worden geëxperimenteerd met wat wel en niet werkt. Harde, concrete maatregelen moeten aangevuld worden met zachte, omkaderende en ondersteunende initiatieven.
Enerzijds bevat het bestuursrecht al wettelijke onthoudingsnormen en specifieke verbodsregels (zoals het verbod voor leden van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen om (on)rechtstreeks te contracteren met de gemeente), cumulbeperkingen (zoals die tussen gemeenteraadslid en districtsraadslid), of de regel dat bestuurders niet aanwezig mogen zijn bij besluiten over zaken waarbij bloed- of aanverwanten betrokken zijn. Vanuit Europa zorgde de recente invoering van de no-conflict-of-interest-regel ervoor dat het schepencollege niet langer mag overgaan tot vergunningverlening, als datzelfde college de vergunningsaanvrager is. Het provinciebestuur is voortaan bevoegd. Ook het tucht- en strafrecht kan nog meer worden ingeschakeld.
Anderzijds kan worden gewerkt met deontologische codes en commissies (tegenwoordig verplicht voor lokale besturen), adviesverlening (bijvoorbeeld door de in 2020 opgerichte Reflectiekamer Integriteit), meldingsregisters, integriteitscoördinatoren, opleidingen, trainingen en functioneringsgesprekken.
Om het volledige potentieel van dergelijke maatregelen te realiseren moeten zij wel effectief bekend zijn binnen het lokale bestuur en geïmplementeerd worden. Zo niet riskeren ze een lege doos te worden of te resulteren in een vinkjesmentaliteit.
Het vertrouwen in de politiek daalt wereldwijd en belangenconflicten zijn daarbij zeker een factor. Toch is nuancering nodig. Vaak gebeurt een mismatch tussen belangen zonder kwaad opzet
Bij het experimenteren moeten we niet bang zijn om maatregelen af te schaffen als ze hun doel niet bereiken. Zombiemaatregelen die in de praktijk niet gekend zijn, niet toegepast worden of simpelweg geen nut blijken te hebben, kunnen een daadwerkelijke cultuuromslag namelijk tegenwerken. Bij de burger dreigen ze dan weer over te komen als een klassiek geval van windowdressing.
Dit brengt ons bij de ruimere discussie rond controle. Forensische audits door Audit Vlaanderen, verscherpt toezicht en klokkenluiders brengen weliswaar het topje van de ijsberg aan het licht, maar steeds weer duiken nieuwe schandalen op. Democratische controle mag dan ook niet ontbreken in dit verhaal. Lokale politici moeten op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. Wanneer zij zich van geen kwaad bewust lijken, moeten hun collega’s (al dan niet in de oppositie) de mogelijke risico’s aanduiden en ervoor zorgen dat deze met voldoende sérieux worden geëvalueerd.
Het vertrouwen in de politiek daalt wereldwijd en belangenconflicten zijn daarbij zeker een factor. Toch is nuancering nodig. Vaak gebeurt een mismatch tussen belangen zonder kwaad opzet. Het overgrote merendeel van de lokale mandatarissen bekleedt hun mandaat bovendien op een integere manier. Het is dan ook de kunst om de rotte appel uit de mand te halen.
Prof. dr. Marie DeCock, Jan-Baptist Lemaire en Lise Van den Eynde
0 reacties