De taalregeling in ons land is niet eenvoudig, de wetgeving niet altijd duidelijk en soms zelfs tegenstrijdig. Ook de rechtspraak hierover is niet eenvormig. We trappen een open deur in als we zeggen dat dit al voor heel wat beroering heeft gezorgd en dat ook zal blijven doen.
Rechters doen geen politieke uitspraken
Het arrest van het Grondwettelijke Hof dat de passage in de potpourri VI wetgeving dat het artikel 40 van Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wijzigde en de mogelijkheid voorzag voor de partijen om een geding in te leiden in een andere taal dan die van het rechtsgebied alsmede de onmogelijkheid van de rechter om ambtshalve de nietigheid uit te spreken vernietigt, is gemotiveerd met juridische principes. Omdat de broodnodige aangekondigde aanpassing er niet kwam heeft het Hof ingegrepen en de absolute nietigheid is terug van weg geweest.
Los daarvan worden nu de magistraten maar ook de advocaten en de gerechtsdeurwaarders bevrijd van deze praktisch zo goed als onhaalbare taak. Een gerechtsdeurwaarder zou immers in principe een dagvaarding in elke taal moeten (kunnen) opstellen? Natuurlijk moest dan wel één en ander genuanceerd worden. Er is immers ook nog het principe van de goede rechtsbedeling waarbij de rechtbank wél ambtshalve kan optreden….
Uiteraard bleef en blijft het vrij taalgebruik door de burgers onverlet en mag de grondwettelijke taalvrijheid niet in het gedrang komen. Partijen mogen dus de taal van hun keuze gebruiken in elk stadium van het proces ongeacht de taal van de rechtspleging en desnoods met de hulp van een tolk, maar zij kunnen de taal van de akten van rechtspleging zelf dus nooit aantasten.
We kunnen niet anders dan samen met het Hof concluderen dat de kwestie gevoelig ligt en de wetgever wil klaarblijkelijk zijn best doen om zich aan te passen aan het maatschappelijk feit dat veel inwoners in dit land de taal van waar zij wonen en die zij behoren te kennen, toch zeker in hun verhouding met de overheid onderworpen aan de taalwet voor bestuurszaken, onvoldoende of zelfs in het geheel niet machtig zijn.
De gerechtsdeurwaarder tussen twee vuren
Hoe moet een gerechtsdeurwaarder zich gedragen in die realiteit want voor wat betreft zijn exploten is dus de ene of de andere regel steeds wel terug te vinden, maar voor wat betreft zijn communicatie naar de partijen toe niet. Moet de gerechtsdeurwaarder in bijvoorbeeld het Vlaamse taalgebied in zijn dagelijkse contacten met de rechtsonderhorige zich houden aan het Nederlands en dus weigeren om een andere taal te spreken of te schrijven of moet hij een meer pragmatische houding naleven? Hoe moet er worden gereageerd wanneer hij of zij wordt opgebeld in een andere taal dan die van het taalgebied zonder eerst eens gevraagd te worden of die taal wel kan gesproken worden dan wel er enigszins verontschuldigen komen van de beller omdat deze de voertaal niet of niet voldoende machtig is?
Er kan verdedigd worden – door te verwijzen naar artikel 12 van de taalwet in bestuurszaken – dat de gerechtsdeurwaarder dan toch een medewerker is van de openbare diensten die geen enkele andere taal gebruiken dan deze van hun taalgebied.
Maar zoals gezegd wordt weliswaar de rechtspleging voor de burgerlijke rechtbank en de tenuitvoerlegging zelf, of zo men wil het formele gedeelte, beheerst door één en dezelfde taal, de discussies die voor de rechtbank zelf gevoerd worden mogen in eender welke taal. Er anders over denken is een schending van artikel 23 van de Grondwet. In die optiek zou de gerechtsdeurwaarder er dan weer geen probleem van mogen maken om met de partijen in een andere taal te communiceren.
Voor beide visies valt misschien iets te zeggen maar wat misschien dan toch in het voordeel van de laatste speelt is het feit dat gerechtsdeurwaarders de partijen moeten informeren. Zij kunnen dat niet doen in een taal die die partijen niet verstaan. De verschillende visienota’s of de deontologische regels zeggen weinig over deze problematiek hoewel het duidelijk is dat “de gerechtsdeurwaarder in de gerechtelijke organisatie een opmerkelijk moderne plaats inneemt. Hij is de enige uitvoerder van de burgerlijke rechtspraak die in nauw contact staat met het sociale terrein, in reële en intieme communicatie met de rechtzoekende, en dit vanaf de inleiding van het proces. Die positie maakt een zeldzame souplesse mogelijk, een uitgelezen gezichtspunt en een opmerkelijke toenadering tussen justitie en diegene die ze dient, de burger. Hij krijgt er een unieke ervaring door en een buitengewoon vermogen om zijn actie aan te passen aan de evolutie van de situaties die hij meemaakt.”
Zullen we het dan maar houden op het meest pragmatische argument? Het doel heiligt immers de middelen. Er moet dan niet alleen voor gezorgd worden dat de partijen het allemaal goed verstaan, maar ook en vooral moet ervoor gezorgd worden dat de veroordeling wordt nageleefd en/of dat er wordt betaald. Bent u een kleine zelfstandige, dan lijkt het dat u hiervoor uw klant niet zal willen verliezen en de horeca uitbater gaat in de regel ook zijn best doen voor u.
Welnu, gerechtsdeurwaarders willen dat het vonnis wordt uitgevoerd en dat het dossier wordt opgelost. Als zij daarvoor af en toe iemand inschakelen zoals bijvoorbeeld een Turkse collega, dan zorgt dit ervoor dat die schuldenaar die enkel de Turkse taal machtig is sneller geneigd zal zijn om zonder al te veel discussie dan toch het dossier te regelen.
Of laten we dit potje misschien toch beter gedekt zodat ieder doet wat ieder denkt dat het beste is?
AGA Gerechtsdeurwaarders
Meer lezen van deze auteur? Dat kan hier!
0 reacties