Het Hof van Cassatie velde op 22 maart 2019 een kort arrest dat evenwel belangrijke consequenties kan hebben.
Het Hof van Cassatie oordeelde als volgt:
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel
Opdat een kost aftrekbaar is als beroepskost, is vereist dat hij werd gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. De belastingplichtige dient te bewijzen dat de kost beantwoordt aan werkelijk geleverde prestaties. Wanneer de rechter vaststelt dat een uitgave beantwoordt aan werkelijk geleverde prestaties, kan de aftrekbaarheid van deze uitgave als beroepskost niet worden geweigerd op de enkele grond dat de prestaties niet werden verricht door of namens degene aan wie werd betaald.
Het onderdeel is gegrond. |
We weten allen dat, opdat een kost aftrekbaar zou zijn als beroepsuitgave, vereist is dat de kost gedaan is om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en dat de belastingplichtige moet bewijzen dat de kost beantwoordt aan werkelijk geleverde prestaties.
Wanneer een rechter vaststelt dat een uitgave beantwoordt aan werkelijk geleverde prestaties, maar wanneer deze prestaties niet geleverd zijn door diegene die de factuur uitreikt, dan blijft de uitgave toch een aftrekbare uitgave. De aftrekbaarheid van dergelijke uitgave als beroepskost, kan niet worden geweigerd op de enkele grond dat de prestaties niet werden verricht door of namens diegene die de factuur heeft uitgereikt.
Dit heeft belangrijke gevolgen voor managementvennootschappen. We kennen allen de problematiek waarmee managementvennootschappen geconfronteerd worden. Ze leveren zelf soms geen prestaties, maar de prestaties worden geleverd door de zaakvoerder persoonlijk, of iemand anders, maar niet door de managementvennootschap zelf.
De Administratie weigerde daarom nogal eens de aftrek van de kost die door de managementvennootschap werd gefactureerd aan een andere vennootschap voor prestaties geleverd door haar zaakvoerder. Deze managementvennootschap leverde immers geen prestaties en dus werd volgens de Administratie ten onrechte door haar een factuur uitgereikt.
Wanneer evenwel zou komen vast te staan dat er effectief prestaties geleverd zijn, dan zou het dus volgens het Hof van Cassatie geen rol meer spelen wie de prestaties effectief geleverd heeft. Dat moet dan niet diegene zijn aan wie de prestaties gefactureerd worden. Een factuur aan een managementvennootschap blijft aldus aftrekbaar als kost, wanneer zou vast komen te staan dat de werkelijke prestaties geleverd zijn, ook al zijn die prestaties dan niet geleverd door de managementvennootschap zelf, maar bijvoorbeeld door haar zaakvoerder of één van haar bestuurders in eigen naam.
Een niet te vergeten nuance wat betreft de aftrek van de kosten in kwestie.
Henri Vandebergh & Annemiek Lewandowski
Vandebergh & Lewandowski Advocaten
Meer lezen van het BIBF? Dat kan hier.
0 reacties