De minnelijke invordering van schulden van de consument werd lange tijd omkaderd door de regelen inzake onrechtmatige bedingen uit Boek VI WER en de wet van 2 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument. Met het nieuwe Boek XIX WER, dat werd ingevoegd in het WER via de wet van 4 mei 2023, wenst de wetgever aan de consument een bijkomende bescherming te bieden.
Dit gebeurt enerzijds via de invoering van het principe van de kosteloze betalingsherinnering en de beperking van de schadevergoedingen die van de consument, die niet op tijd betaalt, gevraagd kunnen worden en anderzijds via een modernisering van de bepalingen uit de Wet Minnelijke Invordering. De nieuwe regelen uit Boek XIX WER, die enkel gelden voor schulden van consumenten ten aanzien van ondernemingen, zijn van toepassing:
- In een eerste fase (sedert 1 september 2023) op betalingsachterstanden en minnelijke invorderingen die voortkomen uit overeenkomsten die na 1 september 2023 werden gesloten.
- In een tweede fase (vanaf 1 december 2023) ook op alle betalingsachterstanden en minnelijke invorderingen die na 1 september 2023 zijn ontstaan uit voor 1 september 2023 gesloten overeenkomsten.
In deze bijdrage focussen we op drie nieuwigheden: de kosteloze betalingsherinnering, de beperking van de contractuele schadevergoedingen en de opschorting van de minnelijke invorderingsprocedure.
Kosteloze betalingsherinnering
Het nieuwe artikel XIX.2 WER verplicht ondernemingen om bij een niet-betaling van een geldschuld door een consument op de contractueel voorziene vervaldag een kosteloze betalingsherinnering aan de consument te verzenden en verbiedt ondernemingen om voor het verstrijken van een wachttermijn van veertien kalenderdagen enige schadevergoeding (nalatigheidsinterest of forfaitaire schadevergoeding) aan die consument aan te rekenen.
Wat de berekening van de wachttermijn betreft, moet men een onderscheid maken naargelang de betalingsherinnering al dan niet langs elektronische weg wordt verstuurd:
- Wordt de betalingsherinnering verzonden langs elektronische weg (e-mail, sms), dan vangt de termijn van veertien kalenderdagen aan op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de consument.
- Wordt de betalingsherinnering niet langs elektronische weg verzonden (vb. via de gewone post), dan gaat de termijn slechts in op de derde werkdag na verzending van de herinnering aan de consument.
Plafonnering van schadevergoedingen
Artikel XIX.4 WER bepaalt de maximale nalatigheidsinteresten en forfaitaire schadevergoedingen die bedongen en gevorderd kunnen worden.
Meer concreet mogen nalatigheidsinteresten niet hoger zijn dan de superinterestvoet uit de Wet Betalingsachterstand (12% in semester twee van 2023) en mogen forfaitaire schadevergoedingen niet hoger zijn dan :
- 20 euro als het verschuldigd saldo lager is of gelijk aan 150 euro.
- 30 euro vermeerderd met 10% van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro, indien het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro ligt.
- 65 euro vermeerderd met 5% van het verschuldigde bedrag op de schijf boven de 500,01 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger is dan 500 euro.
Artikel XIX.4 WER bepaalt dat elk schadebeding, dat de grenzen die zijn bepaald door artikel XIX.4 WER overschrijdt, voor niet geschreven moet worden gehouden. Schuldinvorderaars, zoals gerechtsdeurwaarders, advocaten en incassobureaus, moeten bij de start van een activiteit van minnelijke invordering nagaan of deze limieten werden gerespecteerd en mogen geen ingebrekestelling aan de consument versturen indien zij vaststellen dat artikel XIX.4 WER niet is nageleefd (art. XIX.7 §1 WER). Naast de door artikel XIX.4 WER toegelaten nalatigheidsinteresten en forfaitaire schadebedingen kunnen geen andere schadevergoedingen aan de consument meer worden aangerekend (ook niet door schuldinvorderaars). Hoewel de regelen inzake onrechtmatige bedingen van toepassing blijven, lijkt artikel VI.83,24° WER geen (of nauwelijks nog een) rol te zullen spelen.
Activiteit van minnelijke invordering
De activiteit van minnelijke invordering moet nog steeds starten met een ingebrekestelling (op duurzame drager). De schuldinvorderaar kan deze ingebrekestelling te vroegste verzenden nadat de wachttermijn van veertien kalenderdagen na de kosteloze betalingsherinnering is verstreken (die de schuldeiser of de schuldinvorderaar heeft verstuurd). Vervolgens moet hij zelf een termijn van veertien dagen (die ingaat op de derde werkdag na het verzenden van de ingebrekestelling) respecteren vooraleer verdere invorderingsmaatregelen mogelijk zijn.
Helemaal nieuw is dat de consument de minnelijke invorderingsprocedure kan opschorten (en dus verdere maatregelen en gedragingen die strekken tot de minnelijke invordering van de schuld kan vermijden) door bepaalde acties te ondernemen. Meer concreet wordt de minnelijke invordering opgeschort wanneer: 1) de consument binnen de wachttermijn een afbetalingsplan heeft aangevraagd, 2) de consument binnen de wachttermijn een verzoek tot schuldbemiddeling heeft opgestart of een aanvraag indient voor een procedure collectieve schuldenregeling of 3) de consument zijn schuld op een gemotiveerde wijze betwist. Waar de eerste twee gevallen de consument die met betalingsmoeilijkheden wordt geconfronteerd, willen beschermen, heeft het laatste geval tot doel de consument te beschermen die van oordeel is dat ten onrechte tot invordering wordt overgegaan.
Heeft de consument een afbetalingsplan aangevraagd, dan mag er geen enkele invorderingsmaatregel meer worden genomen tot een beslissing over die aanvraag is genomen. Heeft de consument een verzoek tot schuldbemiddeling opgestart bij een minnelijke schuldbemiddelaar of een aanvraag ingediend voor een collectieve schuldenregeling, dan mag tot geen enkele verdere invorderingsmaatregel worden overgegaan vooraleer een beslissing over zijn aanvraag wordt genomen of tot er vijfenveertig kalenderdagen zijn verstreken sinds de aanvraag. Die termijn vangt aan op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop de aanvraag werd ingediend bij een minnelijke schuldbemiddelaar. De consument moet de schuldinvorderaar onmiddellijk op de hoogte stellen van de datum van zijn verzoek tot schuldbemiddeling, de contactgegevens van de bemiddelaar en de beslissing die werd genomen om de maatregelen en gedragingen van minnelijke invordering te laten opschorten. Heeft de consument zijn schuld op een gemotiveerde wijze betwist volgens de in de ingebrekestelling vermelde procedure, dan mogen geen verdere invorderingsmaatregelen worden genomen, vooraleer over die betwisting een beslissing werd genomen. Er is sprake van een gemotiveerde betwisting wanneer de consument de redenen vermeldt waarom hij geen betaling verschuldigd is.
Besluit
Er wordt duidelijk een laag consumentenbescherming toegevoegd door Boek XIX WER. Deze bescherming moet ervoor zorgen dat de schuld van de consument bij een minnelijke invordering niet te snel en/of buitensporig toeneemt indien hij niet tijdig betaalt. De nieuwe wettekst munt helaas niet altijd uit in duidelijkheid, zodat wel wat toepassingsvragen ontstaan.
Reinhard Steennot, hoogleraar UGent
Voor KnopsPublishing licht prof. Steennot deze nieuwe wet toe in een opleiding gericht op gerechtsdeurwaarders.
0 reacties