Brede fiscale hervorming: de visienota cover

13 jul 2022 | Tax & Private equity

Brede fiscale hervorming: de visienota

Door Jubel

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Oost-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 13/07/2022 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Prof. Mark Delanote stelde vorige week zijn visienota voor een bredere fiscale hervorming voor. In onderstaande tekst legt hij voor de Jubel-lezers uit hoe de nota tot stand kwam en staat stil bij de hoofdlijnen van de nota. Mark Delanote – Advocaat fiscaal recht | Delanote LawInstituut voor Belastingrecht — Universiteit Gent (ugent.be)


Op 5 juli 2022 mocht ik de Algemene Visienota m.b.t. de bredere fiscale hervorming voorstellen. Deze nota vormt een voorbereidend document dat kadert binnen het hervormingsproces dat in het Regeerakkoord nader wordt toegelicht. Het rapport zelf is tot stand gekomen, mede op basis van inhoudelijke input van en reflectie met tal van gewaardeerde collegae academici (Marc Bourgeois (ULiège), Luc De Broe (KULeuven), André Decoster (KULeuven), Caroline Docclo (ULB), Axel Haelterman (KULeuven), Marie Lamensch (Vrije Universiteit Brussel en UCLouvain), François Maniquet (UCLouvain), Gert Peersman (UGent), Bruno Peeters (UAntwerpen), Pierre Pestieau (ULiège), Kevin Spiritus (Erasmus Universiteit Rotterdam), Edoardo Traversa (UCLouvain), Elly Van de Velde (UHasselt), Gerlinde Verbist (UAntwerpen)).

De nota omvat enkele meer algemene delen, waarin o.m. de algemene uitgangspunten van de hervorming worden uitgeschreven. Deze bestaan enerzijds uit de doelstellingen, engagementen en leidende principes zoals opgenomen in het Regeerakkoord en anderzijds uit de vier pijlers waarop een ‘goede belasting’ wordt gebouwd.

Deze pijlers zijn efficiëntie (en neutraliteit), herverdeling, eenvoud en rechtszekerheid. Deze pijlers zijn a.h.w. de fundamenten waarop het ganse fiscale huis steunt. De pijlers conflicteren soms met elkaar. Een evenwicht is dan ook vereist. Het blijven natuurlijk voorts maar fundamenten waarop dus verschillende huizen kunnen gebouwd worden. Maar in ieder geval en op zijn minst moet het toch voor eenieder duidelijk zijn dat we niet naast die fundamenten mogen (blijven) bouwen.

Uit deze algemene uitgangspunten worden vervolgens 26 bouwstenen gedistilleerd, gegroepeerd rond (i) de belastbare eenheid, (ii) de belaste bestanddelen, (iii) de niet-belaste bestanddelen, (iv) de tariefstructuur, (v) de heffingsprincipes en (vi) de wisselwerking met deelentiteiten.

Deze eerste twee onderdelen (algemene uitgangspunten en bouwstenen) zijn m.i. de belangrijkste, althans conceptueel. Het zou – gelet op het hooggespannen politieke klimaat – al een heus succes zijn indien over een (substantieel) deel van die bouwstenen al enige parlementaire overeenstemming kunnen bestaan. Dit kan het latere werk alvast sterk depolitiseren.

De nota omvat ook enkele meer geconcretiseerde onderdelen waarin – op basis van de genoemde bouwstenen – wordt ingegaan op de fiscaliteit van de samenlevingsvormen, de lasten op activiteitsinkomsten (en bij uitbreiding ook pensioen- en vervangingsinkomsten), de lasten op vermogensinkomsten en de lasten op consumptie (en vervuiling).

De nota focust zich vooral op de personenbelasting. Wat de consumptie betreft, wordt vooral gepleit voor meer neutraliteit, waarbij ook wordt gesuggereerd om de herverdelingsdoelstelling vooral via de personenbelasting te bewerkstelligen.

Wat dan de personenbelasting zelf betreft, wordt voorgesteld om met een meer eigentijdse gezinssamenstelling rekening te houden. De sturing in de toeslagen wordt verminderd, bv. door voor elk (bijkomend) kind eenzelfde fiscaal voordeel te voorzien, waarbij dit fiscaal voordeel voortaan overigens (en in de regel) over de beide ouders wordt verdeeld. Het huwelijksquotiënt zou komen te vervallen, wat niet wegneemt dat de partner voortaan wel als een ‘persoon ten laste’ zou kunnen worden aangemerkt. Er wordt ook voorgesteld om de werkelijk alleenstaanden een hogere belastingvrije som toe te kennen.

Op het niveau van de inkomsten zelf, wordt er, uitgaande van de bouwstenen, een duale belastingstructuur voorgesteld, waarbij ‘activiteitsinkomsten’ belast worden aan progressieve tarieven en ‘vermogensinkomsten’ aan een evenredig tarief. Een dergelijke opsplitsing is een manier om rekening te houden met de eigenheid van elk van die inkomsten.

De activiteitsinkomsten omvatten zowel de inkomsten van ondernemers als die van werknemers. De ultieme betrachting bestaat er in de belastingdruk op die inkomsten zoveel als mogelijk te laten zakken. Dit is technisch gemakkelijk realiseerbaar middels de verbreding van de tariefschijven en/of het laten dalen van de tarieven. De budgettaire kwestie is uiteraard een ander paar mouwen…

Op basis van het neutraliteitsprincipe (en de evidente eenvoud) wordt daarnaast voorgesteld om allerhande verloningsvormen in de regel op dezelfde wijze te belasten, en dit los van het statuut of de vergoedingswijze. In de relatie met de sociale zekerheid, wordt aangeraden de loonbegrippen maximaal te harmoniseren (en dit onverminderd andere aanbevelingen, zoals bv. de suggestie om in de sociale zekerheid het verzekeringsprincipe opnieuw sterker te benadrukken).

De vermogensinkomsten omvatten op hun beurt zowel de ‘vruchten’ (grosso modo de huidige onroerende en roerende inkomsten) als de meerwaarden. Hier wordt dus een vlak tarief voorgesteld, met dien verstande dat toch aangeraden wordt om het plafond van 30% niet te overschrijden (lager mag natuurlijk ook) en waarbij eveneens voorgesteld wordt om een algemene voetvrijstelling in te voeren (hetgeen dan toch een zekere progressiviteit in de heffing brengt). In bepaalde gevallen is een verlaagd tarief om evidente redenen verantwoord, bv. in de hypothese van dividenden en meerwaarden op aandelen, vermits ‘hoger in de keten’ reeds vennootschapsbelasting werd betaald. Er wordt in het rapport ook een zeer warme oproep geplaatst om rekening te houden met allerhande parallelle heffingen, inzonderheid (desgevallend regionale) transactiebelastingen of andere heffingen die als surrogaat voor het ontbreken van een meerwaardebelasting werden ingevoerd.

Het bewerkstelligen van een duale belastingstructuur impliceert dat ook rekening moet worden gehouden met de wisselwerking tussen de beide types inkomsten. Om die reden suggereert de nota bv. een vermogensrendementsaftrek in hoofde van een zelfstandige ondernemer, teneinde te garanderen dat het rendement op het professioneel vermogen correct als een vermogensinkomen wordt erkend.

Het is duidelijk dat deze aanpak uitgaat van een ‘heropbouw’, waarbij enkel nuttig bouwmateriaal opnieuw wordt gerecupereerd. Reeds in het voorwoord wordt de lezer er dan ook attent op gemaakt dat een consequente toepassing van een aantal algemene uitgangspunten in concreto ertoe leidt dat heel wat bestaande specifieke fiscale stelsels in vraag worden gesteld, om diverse redenen. De lezer wordt dan ook opgeroepen om de nota met de juiste ingesteldheid te lezen, teneinde te vermijden dat de draagwijdte van dit rapport verkeerd wordt begrepen, of sterker nog, zou leiden tot “polariserende uitspraken” (sic).

Naast een duiding bij evidente juridische spanningsvelden (zoals de nood aan rechtszekerheid, met een desgevallend gekoppeld overgangsrecht), wordt ook sterk benadrukt dat er nog steeds redenen kunnen zijn om specifieke stelsels (desgevallend gemoduleerd) te behouden en/of zelf nieuwe (meer doeltreffende) stelsels in te voeren. Dit is echter zeer vaak een loutere beleidskwestie, waar het de overheid zal zijn die beslist of zij al dan niet bepaalde neveneffecten wenst na te streven.

In de visienota wordt hierover om evidente redenen geen uitspraak gedaan. In dat opzicht werd wel een belangrijke bouwsteen aangereikt m.b.t eventueel expliciet gewenste neveneffecten via fiscale maatregelen. De betreffende bouwsteen 10 luidt letterlijk als volgt:

De in het licht hiervan genomen specifieke maatregelen moeten:

a. op bijzondere wijze verantwoord worden;

b. doelgericht, rechtlijnig en specifiek zijn;

c. recurrent geherevalueerd worden.

Aan deze bouwsteen werd bij voortduur gerefereerd, zoals bij de bespreking van allerhande alternatieve verloningsvormen, specifieke vrijstellingen, verlaagde tarieven, …. Dit wordt wel al eens uit het oog verloren in het publieke debat.

Besluitend kan dan ook worden gesteld dat de Algemene Visienota helemaal geen exclusiviteit pretendeert, en al zeker niet als het gaat over de concretisering van de uitgangspunten. Maar, zoals ook in de slotbeschouwing staat te lezen, beoogt deze nota vooral te beklemtonen dat het definiëren van duidelijke uitgangspunten en bouwstenen reeds in belangrijke mate kan bijdragen tot een opbouw van een coherent fiscaal stelsel. Net op dat vlak, loopt het in onze fiscaliteit toch al enige jaren fout.

Mark Delanote

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Oost-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.