Cassatie: geen uitputtingsvereiste voor terugvordering roerende voorheffing cover

19 jul 2024 | Tax & Private equity

Cassatie: geen uitputtingsvereiste voor terugvordering roerende voorheffing

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Het wordt al enige tijd aanvaard dat niet-ingekohierde roerende voorheffing kan teruggevorderd worden via een bezwaarschrift (op grond van art. 366 WIB92). Er wordt aangenomen dat de terugvordering dan moet plaatsvinden binnen de in artikel 368 WIB92 voorziene termijn van vijf jaar (Com.I.B. 1992, nr. 368/2-4). Het Hof van Cassatie heeft eind vorig jaar geoordeeld (Cass. 21 december 2023, F.22.0056.N) dat de terugvordering ook rechtstreeks voor de rechter kan plaatsvinden en de uitputtingsvereiste van een administratief beroep dus niet geldt. Het Hof verwerpt daardoor de cassatievoorziening die tegen een arrest van het hof van beroep te Gent door de fiscus werd ingesteld.

Feiten in de zaak

In casu handelde de zaak voor het hof van beroep te Gent over inkomsten ontvangen door een bedrijfsleider van zijn vennootschap en die door hen werden gekwalificeerd als roerende inkomsten uit de verhuur van het cliënteel (waardoor door de vennootschap bevrijdende roerende voorheffing werd ingehouden). De roerende voorheffing werd door de bedrijfsleider, gelet op het bevrijdend karakter (art. 313 WIB92), niet meer opgenomen in de aangifte in de personenbelasting. Later werden de inkomsten door de administratie en ook door het hof van beroep te Gent beschouwd als beroepsinkomsten (bedrijfsleidersbezoldigingen). In het initiële bezwaarschrift tegen de aanslag in de personenbelasting over de grond van de zaak (roerend inkomen of beroepsinkomen) had de bedrijfsleider echter (nog) niet de terugbetaling van de roerende voorheffing gevraagd. In ‘uiterst subsidiaire orde’ (ingeval het hof te Gent de kwalificatie als bedrijfsleidersbezoldiging zou bevestigen) vroeg de belastingplichtige aan het hof om de terugbetaling te bevelen van de roerende voorheffing die door de vennootschap aan de bron was ingehouden. Het hof van beroep ging hier op in en besloot dat de roerende voorheffing moest worden terugbetaald, gelet op het feit dat de roerende voorheffing ten onrechte werd ingehouden en doorgestort aan de Schatkist.

De fiscale administratie kon deze visie echter niet volgen en diende op haar beurt tegen dit arrest een voorziening in cassatie in. Volgens de administratie kan de belastingplichtige niet rechtstreeks voor de rechtbank de terugbetaling van de roerende voorheffing vragen, aangezien dit niet was opgenomen in het initiële bezwaarschrift. Het verzoek tot terugbetaling zou namelijk volgens de administratie onderworpen zijn aan de zogenaamde ‘uitputtingsvereiste’. Deze vereiste houdt in dat wanneer een belastingplichtige een fiscale betwisting wil voorleggen aan de fiscale rechter, deze eerst “het door of krachtens de wet georganiseerd administratief beroep” moet hebben ingesteld (art. 1385undecies Ger.W.).

Beoordeling van het Hof

Het Hof van Cassatie deelt de zienswijze van de administratie niet en verwerpt het cassatiemiddel.

Het Hof bevestigt vooreerst dat de belastingplichtige inderdaad de terugbetaling kan vorderen van de roerende voorheffing die ten onrechte werd ingehouden en doorgestort aan de Schatkist. Artikel 368 WIB92 bepaalt immers dat, bij gebrek aan een kennisgeving van de inning van de roerende voorheffing op een andere wijze dan per kohier, de aanvraag tot terugbetaling van deze voorheffing die ten onrechte in de schatkist werden gestort, verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar waarin deze voorheffingen gestort zijn geweest.

De wetgever heeft dus een verjaringstermijn van vijf jaar ingesteld voor vorderingen tot terugbetaling van aan de bron ingehouden roerende voorheffing, die zonder inkohiering of een andere kennisgeving gepaard gaan. Het Hof verwijst in zijn arrest naar de bewoordingen ‘aanvraag tot terugbetaling’ en ‘verjaart’ in de bepaling van artikel 368 WIB92, alsook naar “de wetsgeschiedenis”, om dan tot het besluit te komen dat:

de wetgever met deze bepaling een verjaringstermijn heeft willen instellen binnen dewelke de rechtsvordering tot terugbetaling van onterecht betaalde roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing uiterlijk moet worden ingesteld in het geval de voorheffingen niet werden ingekohierd en evenmin een kennisgeving van de inning ervan geschiedde, zodat er geen administratieve beslissing bestaat waartegen bezwaar kan worden aangetekend”.

Het Hof bevestigt dat er in dit specifieke geval (dus indien geen inkohiering van de voorheffing en geen kennisgeving van de inning ervan plaatsvindt) geen uitputtingsvereiste geldt, bij gebrek aan enige administratieve beslissing waartegen een bezwaarschrift kan worden ingesteld.

Conclusie en bedenkingen

In principe is deze uitspraak van het Hof gunstig voor de belastingplichtige. Het geeft de belastingplichtige de mogelijkheid om zijn vordering rechtstreeks voor de rechter te brengen binnen de termijn van vijf jaren. Opmerkelijk is dat deze rechtspraak schijnbaar ingaat tegen eerdere rechtspraak van het Hof van Cassatie. In zijn arrest van 9 februari 2018 oordeelde het Hof van Cassatie inzake bedrijfsvoorheffing namelijk dat de uitputtingsvereiste wel speelde. Ten tijde van de feiten die voorlagen in dat arrest was artikel 368 WIB92 temporeel echter nog niet van toepassing (het artikel werd pas ingevoerd door de wet van 28 december 2011 en is van toepassing op de bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing gestort sinds 1 januari 2011), zodat de conclusie toen anders was. Gelet op de inwerkingtreding van artikel 368 WIB92, is deze rechtspraak echter niet meer relevant.

Bart De Cock en Heléne MeulemanTiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.