Recht op aftrek van historische btw - wat is dit nu eigenlijk? 1

23 sep 2020 | Criminal Law

Cassatie verfijnt rechtspraak verhoor getuige à charge

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
> 7 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 23/09/2020 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

In twee arresten van 8 september 2020 heeft het Hof van Cassatie de rechtspraak over het al dan niet verplicht horen van een getuige à charge verfijnd.

Gewettigde vrees voor de fysieke integriteit

In een eerste arrest (P.20.0388.N), herinnert het Hof er vooreerst aan dat het ontbreken van een goede reden voor het niet-horen van een getuige die een voor de beklaagde belastende verklaring heeft afgelegd als dusdanig niet volstaat om te besluiten tot een schending van artikel 6 EVRM, maar dat dit wel een belangrijk gegeven is bij die besluitvorming (randnr. 2 van het arrest).

Vervolgens preciseert het Hof dat het aan de rechter staat te onderzoeken of er een goede reden voorhanden is die het niet-horen op de rechtszitting van een getuige die een voor de beklaagde belastende verklaring heeft afgelegd, kan verantwoorden. De vrees die een dergelijke getuige zegt te hebben voor zijn fysieke integriteit kan een goede reden zijn om hem niet te horen. Een louter subjectief aanvoelen in dat verband door de getuige volstaat evenwel niet, aldus het Hof. De rechter moet namelijk onderzoeken of er objectieve en dus door bewijselementen ondersteunde gegevens zijn welke die vrees rechtvaardigen en of er geen haalbare alternatieven zijn (randnr. 3). Het Hof van Cassatie gaat dan na of de rechter uit de feitelijke vaststelling die hij heeft gedaan, wettig kon afleiden dat er al of niet sprake was van een legitieme vrees van de getuige voor zijn fysieke integriteit.

In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest, werd de vrees van de getuige redelijk verantwoord bevonden door de appelrechters op grond van verschillende feitelijke vaststellingen (zie de opsomming in randnr. 4). Zo werd onder meer gewezen op de aard van de feiten (namelijk een vrijheidsberoving en afpersing in het drugmilieu), op het zeer gewelddadig karakter van de feiten en het feit dat daarover geen discussie kon bestaan “gelet op de vastgestelde verwondingen en de aangetroffen zak met onder meer de rubberen elastiek waarmee hij werd vastgebonden”, alsook het gegeven dat de angst van de getuige verder werd ondersteund door politionele informatie en het aantreffen van een replica-handgranaat op de passagierszetel van een camionette die voor het adres van de getuige geparkeerd stond. De beslissing van de appelrechters om de getuige niet te horen, en dat er voor het horen van de getuige op de rechtszitting onder eed geen haalbare alternatieven zijn, werd dan ook wettig bevonden (randnr. 5).

Compenserende factoren

Ook interessant in het eerste arrest is de beoordeling van het tweede onderdeel van het cassatiemiddel. Daarin bevestigt het Hof vooreerst dat het voorhanden zijn van voldoende compenserende factoren, met inbegrip van sterke procedurele waarborgen, een belangrijk beoordelingscriterium uitmaakt om na te gaan of het niet horen van een getuige à charge al dan niet een schending van het recht op een eerlijk proces met zich brengt.

Het Hof preciseert vervolgens dat dergelijke compenserende waarborgen kunnen bestaan in (randnr. 8):

  • het toekennen van een mindere bewijswaarde aan dergelijke verklaringen;
  • het voorhanden zijn van een video-opname van het tijdens het vooronderzoek afgenomen verhoor wat een beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring moet toelaten;
  • het bestaan van bewijsmateriaal dat de inhoud van de tijdens het vooronderzoek afgelegde verklaring ondersteunt of bevestigt;
  • de mogelijkheid om aan de getuige geschreven vragen te bezorgen of de gelegenheid die de beklaagde had om tijdens het vooronderzoek de getuige te ondervragen of te doen ondervragen;
  • en de mogelijkheid voor de beklaagde om zijn standpunt kenbaar te maken op het vlak van de geloofwaardigheid van de getuige of interne strijdigheden in die verklaring of strijdigheid met verklaringen van andere getuigen.

Zo hadden de appelrechters in de zaak die aanleiding gaf tot het bestreden arrest geoordeeld dat bij wijze van compenserende factor de door de getuige afgelegde belastende verklaringen niet in aanmerking worden genomen als een volwaardig bewijs, maar slechts als een ondersteunend bewijs dat moet worden gelezen samen met andere bewijselementen. Die beslissing werd wettig bevonden door het Hof van Cassatie.

Niet gebruikt als bewijs

In het tweede arrest (P.20.0486.N) was in het geheel geen rekening gehouden met de belastende verklaringen afgelegd door de getuigen die de verdediging gehoord wenste te zien worden. Door de appelrechters was namelijk beslist dat de afgelegde verklaringen geen rol speelden bij de beoordeling van de eisers schuld en dat dit gegeven volstond voor het oordeel dat het horen van die getuigen ter rechtszitting niet vereist is voor het eerlijke verloop van het proces in zijn geheel. Die beslissing werd wettig bevonden door het Hof van Cassatie (randnr. 14 van het arrest), aangezien de appelrechters ook op wettige wijze ernstige redenen hadden opgesomd die het horen van deze getuigen in de weg stonden (randnr. 15).

De eiser in cassatie voerde verder nog aan dat de appelrechters ten onrechte niet hadden onderzocht of er geen alternatieven konden worden aangewend om het ondervragingsrecht ter zitting alsnog te waarborgen. Het Hof stelt echter vast dat de eiser niet aan de appelrechters heeft gevraagd om bepaalde alternatieven te onderzoeken, zodat bij gebrek aan een dergelijk verweer of verzoek, het arrest daarover geen uitdrukkelijke motivering moest bevatten (randnr. 16).

Joachim Meese – hoofddocent Universiteit Antwerpen en advocaat strafrecht

Lees meer van deze auteur!

***

Bovenstaande publicatie verscheen eerder op Criminis, bekijk hier de originele bijdrage.

 

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
> 7 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.