Koop je een taart bij je lokale bakker? Dan kan je zorgeloos smullen van je verworven lekkernij zonder te moeten vrezen voor diens eventuele schuldeisers. Koop je evenwel de ganse bakkerij middels een overdracht handelsfonds, dan kan je zoete inval een bittere nasmaak krijgen in de vorm van schulden verbonden aan de overlatende onderneming!
De wetgever voorziet immers in deze context in een bijzondere regeling met betrekking tot fiscale en parafiscale schulden.
In deze bijdrage geven we een beknopt overzicht van de draagwijdte van het wettelijke regime alsook de voornaamste do’s and don’ts bij de overdracht van een handelsfonds.
Wat is een handelsfonds?
Om de gestrengheid van de wetgever beter te kunnen kaderen staan we kort stil bij het begrip ‘handelsfonds’. Hoewel een echte wettelijke definitie ontbreekt, biedt het (fiscale) artikel 442bis § 1 WIB92 de nodige handvaten. Het voornoemde artikel spreekt over: “een geheel van goederen, samengesteld uit onder meer elementen die het behoud van de clientèle mogelijk maken, die voor de uitoefening van een vrij beroep, ambt of post of een industrieel, handels- of landbouwbedrijf worden aangewend”.
Algemeen kunnen we stellen dat het gaat om een universaliteit die de overnemer in staat stelt om de overgenomen bedrijvigheid uit te oefenen. Of de overgenomen goederen de uitbating als dusdanig mogelijk maken is onderworpen aan een toetsing in concreto. Het zal evenwel vanzelfsprekend lastig zijn om een sportschool uit te baten zonder sporttoestellen of een autoherstelbedrijf zonder monteurs.
Gelet op het feit dat het ‘handelsfonds’ een brede lading dekt, laat het zich raden dat de verkoop ervan een ingrijpende impact heeft op het vermogen van de overlatende onderneming. De overlatende onderneming wordt immers ontdaan van het voornaamste actiefbestanddeel nodig voor de uitbating van haar activiteiten.
Doordat een geldsom de plaats inneemt van het handelsfonds, wordt de mogelijkheid tot toekomstige winsten voor de onderneming in belangrijke mate gefnuikt. Het zijn zodoende de schuldeisers van de overlatende onderneming die het belangrijkste risico ondergaan. Het verhaalsobject van hun schuldvorderingen wordt immers in het slechtste geval beperkt tot de (eventueel te lage) overnameprijs, tenzij de schuldeiser de moed aan de dag legt om een pauliaanse vordering in te stellen.
Contouren van het wettelijke regime
Om het insolvabiliteitsrisico van de overlater te verminderen, heeft de wetgever een bijzonder gunstregime in het leven geroepen ten voordele van vier inningsinstellingen:
- De federale belastingdienst.[1]
- De Vlaamse belastingdienst.[2]
- De rijksdienst sociale zekerheid.[3]
- De sociale verzekeringsfondsen.[4]
De bijzondere bescherming die aan de inningsinstellingen wordt geboden neemt twee verschijningsvormen aan: de niet-tegenstelbaarheid van de overdracht enerzijds en de hoofdelijke gehoudenheid van de overnemer voor fiscale en parafiscale schulden van de overlater anderzijds.
Niet-tegenstelbaarheid
Zolang er aan hen geen kennisgeving is gedaan, moeten de voornoemde inningsinstellingen geen rekening houden met de overdracht. De mogelijkheid voor deze instanties blijft dus onverlet om uitvoerende maatregelen te nemen op de overgedragen activa (bv. beslag).
Vanaf de maand die volgt op de maand van de kennisgeving komt er een einde aan de niet-tegenstelbaarheid. Het verloop van deze termijn geeft wel onmiddellijk aanleiding tot een nieuw risico.
Hoofdelijke gehoudenheid
Na het verstrijken van één maand volgend op de zonet toegelichte kennisgeving is de overnemer hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen verschuldigd door de overdrager uit hoofde van fiscale en parafiscale schulden.
Deze aansprakelijkheid is beperkt tot de voor het handelsfonds betaalde prijs. In het slechtste geval betaal je dus nog steeds het dubbele (!) van wat je bij het sluiten van de deal voor ogen had.
Certificaten to the rescue
Daar waar de wetgever slaat, zalft hij evenwel meteen door de overnemer een ontsnappingsroute te bieden in de vorm van zogenaamde ‘certificaten’. Klinkt goed, maar hoe werkt dit?
De overdrager kan via standaardformulieren (raadpleegbaar op de website van de onderscheiden instellingen) een certificaat opvragen, waarin de inningsinstelling verklaart dat de overdrager geen fiscale of parafiscale schuld meer heeft ten aanzien van de respectievelijke instelling.
Na de aanvraag hebben de instanties (maximaal) dertig dagen de tijd om het certificaat af te leveren; het certificaat zelf heeft een geldigheidsduur van dertig dagen. Aangezien de certificaten regelmatig met wisselende snelheid worden opgeleverd, is het meervoudig aanvragen van eenzelfde certificaat geen uitzondering in de overnamepraktijk.
Is het certificaat niet meer geldig op het moment van de effectieve overdracht van het handelsfonds en de daarbij horende kennisgevingen, kan dit je mogelijks duur komen te staan.
Wanneer je daarentegen het aanvraag- en kennisgevingsproces correct doorloopt, word je beloond met de onmiddellijke tegenstelbaarheid en ontsnap je aan de hoofdelijke gehoudenheid.
Eensluidend afschrift?
De wettelijke bepalingen ter zake bepalen dat steeds een met het origineel eensluidend verklaard afschrift van de akte tot overdracht ter kennis gebracht moet worden van de onderscheiden inningsinstellingen.
In de praktijk wordt de soep niet zo heet gegeten als dat zij wordt opgediend. De inningsinstellingen nemen doorgaans genoegen met een kennisgeving per mail van een scan van de overeenkomst. Zij hebben daartoe zelfs specifieke mailadressen.
Veiligheidshalve doe je er evenwel goed aan om de schriftelijke bevestiging te vragen dat een scan volstaat.
Contractuele onderbouw
In overnamecontext doe je er steeds goed aan om contractueel zoveel risico’s als mogelijk te ondervangen om discussie naderhand te vermijden.
Gelet op het consensualisme in het Belgisch kooprecht, denk je er bijvoorbeeld best aan om de overhandiging van de vier certificaten als een opschortende voorwaarde te voorzien.
Daarnaast voorzie je – voor je eigen gemoedsrust – ook best dat de certificaten een maximale ouderdom mogen hebben op de overdrachtsdatum (vb. twintig dagen). Zo heb je als overnemer nog het nodige respijt om de kennisgeving van de certificaten in orde te brengen.
Conclusie
Om tegemoet te komen aan het latente insolventierisico naar aanleiding van een overdracht handelsfonds, heeft de wetgever een specifiek wettelijk regime in het leven geroepen.
Dit regime voorziet een tweeledige bescherming aan vier beschermenswaardige schuldeisers bestaande uit de niet-tegenstelbaarheid van de overeenkomst en de hoofdelijke gehoudenheid van de overnemer voor schulden van de overlater.
Door de voorafgaandelijke bevestiging te bekomen van deze schuldeisers dat er geen openstaande schulden zijn, kan je als overnemer aan het geschetste beschermingsregime ontsnappen.
Ilke Reyns, legal advisor bij VGD Accountants en Belastingconsulenten
0 reacties