De huidige Belgische CFC-regels vormen de omzetting van de regels uiteengezet in de Europese ATAD-richtlijn (de Anti-Tax Avoidance Directive) en zijn één van de uiteindelijke resultaten van de BEPS-actie van de OESO. BEPS staat voor ‘base erosion and profit shifting’. Met dit initiatief strijdt de OESO tegen het uithollen de belastbare basis van vennootschappen en het verschuiven van winsten naar laag belaste landen. Doel is dat vennootschappen eerlijk belasting betalen in het juiste land. Deze regels werden in het Wetboek Inkomstenbelastingen ingevoerd eind 2017, en in 2018 al voor het eerst gewijzigd.
Wat zijn CFC’s?
Een CFC is een controlled foreign company of een gecontroleerde buitenlandse vennootschap. CFC-regels maken het mogelijk een deel van de winst van een gecontroleerde buitenlandse vennootschap toe te rekenen aan de ‘moedervennootschap’ die de touwtjes van deze CFC in handen heeft. De winst van de CFC die in een laag belast land gevestigd is, kan dan zo deels in het land van de moeder belast worden, zelfs al heeft de CFC geen winst aan haar moeder uitgekeerd (in de vorm van dividenden). Bedoeling is te vermijden dat een vennootschap een deel van haar winsten kunstmatig in laag belaste landen verkrijgt om in België aan taxatie te ontsnappen. Kortgezegd kunnen CFC-regels dus als een vorm van antimisbruikregels worden beschouwd.
België hanteert de zogenaamde transactional approach van CFC-regels. Dit betekent dat de winsten van een CFC alleen bij de Belgische controlerende vennootschap worden belast als er een kunstmatige constructie is opgezet. Met andere woorden als de economische risico’s en de beleidsbeslissingen verbonden aan de winst eigenlijk in België liggen en helemaal niet aan de CFC kunnen worden toegerekend.
Toepassingsgebied
De Belgische CFC-regels vind je terug in artikel 185/2 WIB92. Ze zijn dan ook van toepassing op Belgische vennootschappen en andere entiteiten die onder Belgische vennootschapsbelasting vallen.
Onder de geviseerde CFC’s vallen zowel dochtervennootschappen van Belgische moedervennootschappen, als buitenlandse vaste inrichtingen.
Wanneer wordt de winst van de CFC in België belast?
Om de winst van de CFC in België te kunnen belasten, moeten er twee voorwaarden tegelijkertijd vervuld zijn:
- De controlerende Belgsiche belastingplichtige vennootschap bezit rechtstreeks of onrechtstreeks de meerderheid van de stemrechten of een deelneming van ten minste 50% in het kapitaal van de gecontroleerde vennootschap, of heeft recht op ten minste 50% van de winst.
- De gecontroleerde buitenlandse vennootschap is in haar land van vestiging niet onderworpen aan inkomstenbelasting of is onderworpen aan inkomstenbelasting die minder dan de helft van de vennootschapsbelasting bedraagt die verschuldigd zou zijn als de buitenlandse vennootschap in België zou zijn gevestigd. Met andere woorden als de CFC aan een ‘aanzienlijk gunstiger’ fiscaal regime is onderworpen. Hoewel het op zich eenvoudig lijkt om te bepalen of aan deze voorwaarde is voldaan, is dat toch niet steeds het geval. Vaak zullen complexe berekeningen vereist zijn, zo moet er onder andere rekening worden gehouden met de fiscale aftrekken en moet worden nagegaan wat de impact is van het tussen België en het land van de CFC afgesloten dubbelbelastingverdrag.
Welke winst kan in België worden belast?
De niet uitgekeerde winst van de CFC kan in België worden belast als ze wordt gegenereerd door activa en risico’s die zijn gekoppeld aan sleutelfuncties die worden uitgeoefend door de Belgische vennootschap en niet door de CFC. De ATAD spreekt daarbij over de plaats waar de “significant people functions” worden uitgeoefend. De regeling bestrijdt dus de fameuze kunstmatige constructies waarbij de winsten worden verschoven naar een laagbelast land, terwijl alle sleutelfuncties eigenlijk in een ander land worden uitgeoefend.
Bij het beoordelen van de kunstmatige constructie zal de fiscus rekening houden met objectieve en subjectieve elementen.
Het objectief element houdt in dat de CFC de risico’s niet zou nemen of geen eigenaar zou zijn van de aciva als ze niet onder controle stond van de Belgische vennootschap. Een voorbeeld uit de memorie van toelichting: een Belgische controlerende vennootschap ontwikkelt en onderhoudt een softwarepakket en heeft hiervoor het nodige personeel, maar de intellectuele eigendom van de software rust bij een geceontrolleerde buitenlandse vennootschap en de CFC behaalt winst uit het in licentie geven hiervan. De “significant people functions” (ontwikkeling en onderhoud) liggen duidelijk in België.
Daarnaast is er het subjectief element: de constructie moet opgezet zijn met de bedoeling een fiscaal voordeel te behalen.
Toerekenen van de winst aan Belgische vennootschap
Eens we hebben vastgesteld dat de winst van de CFC aan de Belgische vennootschap moet toegerekend worden, moeten we het precieze bedrag nog bepalen. Dat gebeurt op basis van het at arm’s length-beginsel. Met andere woorden: welke prijs zou een onafhankelijke partij betalen voor de diensten, de sleutelfuncties, die door de Belgische vennootschap worden uitgeoefend. Als de sleutelfuncties tussen verschillende entiteiten zijn verdeeld, kan dit een complexe berekening worden.
Dit artikel is een verkorte versie van: “CFC rules in Belgian Corporate Income Tax. Scope of the new rules and interplay with other legislation” van Sarah DU BOIS en Emilie MAES. De volledige versie kunt u lezen in het Tijdschrift Beleggingsfiscaliteit 2019/10.
0 reacties