Sinds aanslagjaar 2024 is het toepassingsgebied van de regels rond Controlled Foreign Companies (CFC) aanzienlijk uitgebreid. Deze regelgeving heeft tot doel om niet-uitgekeerde passieve inkomsten van bepaalde buitenlandse dochtervennootschappen of inrichtingen te belasten bij de Belgische aandeelhouder-vennootschap. De uitbreiding heeft geleid tot een complexe set aan regels. Om meer duidelijkheid te scheppen in deze materie, heeft de fiscus een circulaire gepubliceerd.
Wat is een CFC?
Zoals in een eerder artikel besproken is een CFC een laagbelaste buitenlandse dochtervennootschap of inrichting van een Belgische vennootschap. Om als CFC te kwalificeren, moet aan twee voorwaarden voldaan worden, met name de participatievoorwaarde en de taxatievoorwaarde.
Indien de CFC geen beroep kan doen op een van de vrijstellingsgronden (substantievrijstelling, beperkte passieve inkomsten en financiële ondernemingen), zullen de niet-uitgekeerde passieve inkomsten van de CFC belast worden bij de Belgische vennootschap-aandeelhouder, naar rato van haar participatie in de CFC.
Verduidelijkingen in circulaire nr. 2024/C/82 van 13 december 2024
Hoewel de nieuwe wet al in werking is sinds aanslagjaar 2024, bleven verschillende vragen onbeantwoord. Om deze reden publiceerde de administratie eind vorig jaar een langverwachte circulaire. Deze biedt opheldering over een aantal zaken, maar niet alle onduidelijkheden zijn hiermee weggenomen. We lichten de belangrijkste verduidelijkingen toe.
Participatievoorwaarde
De participatievoorwaarde kan pas vervuld zijn als de Belgische belastingplichtige minstens één aandeel aanhoudt in de potentiële CFC. Dit betekent dat kleindochtervennootschappen of zustervennootschappen van de belastingplichtige niet als CFC kunnen kwalificeren.
Taxatievoorwaarde
Deze voorwaarde is vervuld indien de buitenlandse entiteit niet onderworpen is aan inkomstenbelasting, of onderworpen is aan een inkomstenbelasting die minder dan de helft bedraagt van de hypothetische Belgische belasting.
De beoordeling hiervan moet per geval gebeuren. Voor Europese vennootschappen verwijst de circulaire naar de belastingen die vermeld staan in de Moeder-Dochterrichtlijn.
Verder verduidelijkt de circulaire dat de binnenlandse bijheffing in het kader van de minimumbelasting voor multinationale groepen niet als inkomstenbelasting wordt beschouwd in het kader van de taxatievoorwaarde.
Wat betreft de berekening van de hypothetische Belgische belasting, biedt de circulaire ook verdere verduidelijking:
- Alle bepalingen van de vennootschapsbelasting zijn van toepassing (met uitzondering van de voorgeschreven formaliteiten).
- Voor vennootschappen uit de Europese Economische Ruimte (EER) is het niet nodig om het buitenlandse boekhoudresultaat om te zetten naar Belgische boekhoudregels.
- Er hoeft geen herberekening plaats te vinden van de fiscale verliezen die bestonden vóór aanslagjaar 2024.
Vrijstellingsgronden
Indien de buitenlandse entiteit voldoet aan zowel de participatievoorwaarde als de taxatievoorwaarde, wordt zij als CFC beschouwd en moet hiervan melding gemaakt worden in de aangifte vennootschapsbelasting. Daarbij moet ook worden aangegeven welke vrijstellingsgrond eventueel van toepassing is.
Substantievrijstelling
De substantievrijstelling geldt voor CFC’s die een wezenlijke economische activiteit uitoefenen, ondersteund door personeel, uitrusting, activa en gebouwen, zoals blijkt uit relevante feiten en omstandigheden. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten de volgende drie voorwaarden cumulatief voldaan zijn:
- De entiteit moet goederen of diensten aanbieden op een bepaalde markt (economische activiteit).
- De activiteit moet wezenlijk zijn.
- De activiteit moet ondersteund worden door personeel, uitrusting, activa en gebouwen.
De circulaire geeft aanvullende toelichting over situaties met betrekking tot vennootschappen die enkel intragroepsdiensten aanbieden, holdingvennootschappen, de invulling van het begrip ‘wezenlijk’ en de vereisten omtrent personeel.
Stephanie Vanmarcke en Febe Louage – Vandelanotte
0 reacties