Tijdens de coronacrisis is het voor veel contractanten niet evident om hun contractuele verplichtingen na te komen. Kunnen zij zich op overmacht beroepen? In deze bijdrage herhalen we de theorie en bespreken we enkele toepassingsgevallen. Een meer volledige bespreking kan u terugvinden via de link onderaan.
Algemene principes van overmacht
Toepassingsvoorwaarden
Het Belgisch verbintenissenrecht aanvaardt dat een contractant zich (tijdelijk) van zijn contractuele verplichtingen kan bevrijden door overmacht aan te tonen. De voorwaarden zijn zeer strikt:
- De ingeroepen gebeurtenis moet het nakomen van de verplichtingen absoluut onmogelijk maken.
- De ingeroepen gebeurtenis mag niet het gevolg zijn van een fout van de schuldenaar. Dit veronderstelt dat de schuldenaar het geval van overmacht niet redelijkerwijze kon voorzien of voorkomen.
Als nakoming van de verbintenis enkel moeilijk of duurder wordt, is er geen overmacht.
De strikte toepassing van de overmachtsleer stuit regelmatig op kritiek in de rechtsleer. Sommige recentere rechtspraak aanvaardt dat het volstaat dat de uitvoering van een verbintenis ‘redelijkerwijs’ onmogelijk is, i.p.v. ‘absoluut onmogelijk’, opdat er sprake is van overmacht. Alternatieve theorieën, zoals de imprevisieleer, waarbij de overeenkomst kan worden herzien in geval van redelijkerwijze onvoorzienbare omstandigheden die het uitvoeren van de contractuele verplichtingen aanzienlijk moeilijker maken, worden door de rechtspraak niet aanvaard. Het Hof van Cassatie lijkt wel niet uit te sluiten dat er in dergelijke omstandigheden sprake kan zijn van rechtsmisbruik.
Wie draagt de gevolgen?
Een contractant die overmacht kan aantonen, is niet langer verplicht zijn toekomstige contractuele verbintenissen na te komen. De contractant is slechts tijdelijk bevrijd als de overmacht van voorbijgaande aard is.
De risicoleer bepaalt wie de economische gevolgen draagt. Het risico ligt bij de schuldeiser bij eenzijdige overeenkomsten en bij de schuldenaar bij wederkerige overeenkomsten. Voor eigendomsoverdragende overeenkomsten gelden andere principes.
Veel rechtsleer blijft stil over het lot van reeds gepresteerde prestaties. Sommige rechtsleer en rechtspraak stellen dat contractanten ontvangen vergoedingen voor een toekomstige prestatie die onmogelijk is geworden, moeten terugbetalen op grond van ‘verrijking zonder oorzaak’.
Afwijken is mogelijk
Bovenstaande principes zijn van aanvullend recht. Contractanten kunnen bijvoorbeeld zelf bepalen welke situaties als overmacht aanzien worden of wat de gevolgen zullen zijn.
Toepassing
Het toepassen van deze principes is complex. Dit vraagt een grondig onderzoek, onder andere van:
- Het toepasselijk recht: de toepassing van overmacht en de gevolgen verschilt van land tot land.
- De vervulling van de voorwaarden: een feitelijke analyse is onontbeerlijk.
- De gevolgen: worden de contractuele verplichtingen opgeschort (tijdelijke overmacht) of wordt de overeenkomst ontbonden (blijvende overmacht)? Wat met ontvangen prestaties? Gevolgen ten aanzien van derden?
- De contractuele bepalingen: veel overeenkomsten wijken af van de algemene principes inzake overmacht.
Enkele toepassingsgevallen
Aanneming van werken
Of aannemers de overheidsmaatregelen kunnen inroepen als overmacht, hangt af van de omstandigheden.
Vooreerst is de sector waarin de aannemer actief is en de aard van de werken belangrijk. Enkel bedrijven in de niet-essentiële sectoren en die niet de regels van ‘social distancing’ kunnen toepassen, moeten sluiten.
Vervolgens zijn de aard en de modaliteiten van de verbintenis belangrijk. Een aannemer buiten een essentiële sector, die een resultaatsverbintenis heeft om tijdig te leveren, wiens leveringsdatum valt in de periode van de coronamaatregelen, en die onmogelijk de regel van ‘social distancing’ kan naleven, zal zich wellicht kunnen bevrijden van zijn verplichting om tijdig te leveren. Valt de leveringsdatum na de periode van de coronamaatregelen, dan zal feitelijk moeten beoordeeld worden of een aannemer, die alle mogelijke inspanningen heeft geleverd om met extra productiemiddelen de verloren tijd in te halen, in de absolute onmogelijkheid was om tijdig te leveren.
Ook grondstoffenschaarste of leveranciers die niet (tijdig) kunnen leveren, kunnen overmacht uitmaken (zie hierna).
Leveranciersovereenkomsten
Overmacht in hoofde van een leverancier wordt niet snel aanvaard. Een leverancier kan zich in principe altijd elders bevoorraden of de goederen verkrijgen tegen een hogere prijs. Een leverancier die zich wil beroepen op overmacht, zal moeten aantonen dat het daadwerkelijk onmogelijk is om zijn verplichting na te komen en dat er geen alternatieven voorhanden zijn, bijvoorbeeld omdat alle beschikbare voorraden van een grondstof wereldwijd zijn uitgeput of omdat bepaalde maatregelen het transport onmogelijk maken.
Overheidsopdrachten
Bij overheidsopdrachten bestaat de imprevisieleer wel. Een opdrachtnemer kan de herziening van de overeenkomst vragen wanneer er sprake is van omstandigheden die hij redelijkerwijze niet kon voorzien bij het indienen van zijn offerte of de sluiting van de opdracht en die hij niet kon verhelpen. Of de coronamaatregelen kwalificeren als onvoorziene omstandigheden zal een feitenkwestie zijn waarvan de bewijslast ligt bij de opdrachtnemer.
Zowel de Vlaamse als de federale regering hebben al aangekondigd om geen straffen en vertragingsboetes op te leggen bij vertragingen die het gevolg zijn van corona. In haar omzendbrief van 10 april 2020 roept de Vlaamse regering de lokale besturen op om aanvaarde werken zo snel mogelijk te betalen en te bekijken of het mogelijk is om voorschotten toe te kennen. Overeenkomsten die voorzien in een éénmalige betaling, moeten op dat vlak gewijzigd worden. De Vlaamse regering benadrukt evenwel dat de opdrachtnemers ook een schadebeperkingsplicht hebben en dat er voor de meeste ondernemingen geen verbod geldt om hun activiteiten verder te zetten.
Een opdrachtnemer die een herziening van de overeenkomst wil, moet op tijd de opdrachtgever verwittigen. Verzoeken gesteund op feiten en omstandigheden die na de termijn van 30 dagen worden gemeld, zijn onontvankelijk.
Huur
Er bestaat veel discussie over de vraag of huurders zich op overmacht kunnen beroepen vanwege de verplichte sluiting van hun handelszaak.
Voor de huurder is er zelden sprake van overmacht. De verbintenis van de huurder om de huur te betalen is vrijwel nooit onmogelijk.
Voor de verhuurder is de vraag of zijn verplichting tot het verschaffen van rustig huurgenot nog mogelijk is. Volgens bepaalde auteurs kwalificeert de verplichte sluiting als een (‘juridisch’) tenietgaan van het handelspand ( artikel 1722 BW) en moet de verhuurder het genot niet meer leveren; de huurder moet niet meer betalen. Volgens andere auteurs is de verplichte sluiting een feitelijke stoornis van een derde, waarvoor de verhuurder niet moet instaan (artikel 1725 BW).
De rechtspraak zal dit debat moeten beslechten.
Meer lezen? Download hier de uitgebreide versie van dit artikel.
Katleen Tobback, vennoot Curia (www.curia.be/curia)
Katleen is specialiste bouwrecht. Ze geeft haar cliënten juridisch en strategisch advies voor, tijdens en na de uitvoering van hun bouwprojecten. Cliënten waarderen haar om haar gedegen juridische kennis die ze combineert met een sterk inzicht in de technische materies eigen aan het bouwbedrijf.
0 reacties