DAC6: Raad van State vernietigt boetetarieven cover
DAC6: Raad van State vernietigt boetetarieven

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Indien de meldingsplicht voor grensoverschrijdende constructies (DAC6) niet correct of niet tijdig wordt nageleefd, kunnen administratieve geldboetes worden opgelegd. Deze geldboetes worden geregeld bij KB van 20 mei 2020. Op 10 mei 2023 vernietigde de Raad van State dit KB. Het onderscheid tussen de verschillende categorieën van meldingsplichtige intermediairs wordt immers onvoldoende verantwoord. Hierdoor kunnen nu lagere geldboetes worden toegepast bij verzachtende omstandigheden.

DAC6: een stand van zaken

Volgens DAC6 dient men de Belgische autoriteiten te informeren over bepaalde grensoverschrijdende constructies die potentieel agressief zijn op fiscaal vlak. Het doel van DAC6 is om de fiscale overheden reeds van in de beginfase van enige adviesverlening over internationale planningen (alsmede vermogensplanningen) op de hoogte te brengen. Deze meldingsplicht wordt in eerste instantie opgelegd aan de betrokken intermediairs. In bepaalde gevallen wordt voorzien in de ontheffing van deze meldingsplicht. Dan verschuift de meldingsplicht naar andere betrokken intermediairs of, als die er niet zijn, naar de belastingplichtige.

Wanneer zijn geldboetes mogelijk?

De wet van 20 december 2019 legt een administratieve geldboete op indien de meldingsplicht niet wordt nageleefd. Administratieve geldboetes zijn mogelijk wanneer de vereiste inlichtingen niet, laattijdig of onvolledig worden verstrekt. De wet bepaalt ook de minimale en maximale bedragen van de geldboete. Deze bedragen variëren tussen 1.250 euro en 100.00,00 euro. Het precieze bedrag is afhankelijk van de inbreuk en de al dan niet bedrieglijke opzet of het oogmerk om te schaden.

In zijn arrest van 15 september 2022 stelde het Grondwettelijk Hof dat deze “sancties van strafrechtelijke aard zijn in de zin van artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 49 van het Handvest”.[1]

Hoeveel bedragen de geldboetes?

Het KB van 20 mei 2020 deelt deze administratieve geldboetes op in verschillende schalen.[2]

  • Boete van 1.250 euro tot 12.500 euro bij een onvolledige melding (zonder bedrieglijke opzet of het oogmerk te schaden).
  • Boete van 2.500 euro tot 25.000 euro indien de intermediair of relevante belastingplichtige handelde met bedrieglijke opzet of het oogmerk te schaden.[3]
  • Boete van 5.000 tot 50.000 euro bij niet of laattijdig melding (zonder bedrieglijke opzet of het oogmerk te schaden).[4]
  • Boete van 12.500 euro tot 100.000 euro indien de intermediair of relevante belastingplichtige handelde met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden.

Raad van State: schending van grondwet en Europese grondrechten

De omzetting van DAC6 in de nationale wetgeving werd door verschillende belangengroepen aangevochten. Zo werden meerdere vernietigingsberoepen ingediend bij het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.

Op 3 augustus 2020 heeft de Orde van Vlaamse Balies ook een vernietigingsberoep tegen het KB van 20 mei 2020 (inzake de boetetarieven) ingesteld. Op 10 mei 2023 vernietigde de Raad van State het KB, in navolging van het verslag van de auditeur. De Raad van State besluit tot diverse schendingen van de artikelen 10, 11, 159 en 172 van de Grondwet (al dan niet in samenhang met artikel 6 van het EVRM). Onderin worden de belangrijkste overwegingen samengevat.

Géén nihiltarief

Allereerst stelt de Raad van State vast dat de progressieve schalen géén nihiltarief voorzien. Dit is bijvoorbeeld wél het geval in de artikelen 229/1, 229/2, 229/5 van het KB/WIB. Volgens deze bepalingen kan geen geldboete worden opgelegd wanneer de overtreding gebeurt ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige (eerste en derde middel).

Het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel vereist dat een ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen of een gelijke behandeling van niet-vergelijkbare gevallen verboden is, tenzij hiervoor een objectieve en redelijke verantwoording bestaat. Volgens de Belgische Staat kan dit verschil in behandeling (en dus het gebrek aan nihiltarief) worden verantwoord door het feit dat de DAC6 regels dermate complex zijn. Bijgevolg kan de beoordeling niet worden overgelaten aan de fiscale ambtenaren. Het zijn dan de meldingsplichtige intermediairs die deze last van complexiteit moeten dragen.

De Raad van State volgt deze redenering niet. Ook voor specialisten zijn er omstandigheden (onafhankelijk van hun wil) mogelijk waardoor de meldingsplicht niet of onvolledig kan worden voldaan. Dit geldt zeker voor complexe regelgeving zoals DAC6, die in praktijk meermaals aanleiding geeft tot onduidelijkheid.

Volgens de Raad van State bestaat er voor het aangehaalde verschil in behandeling geen objectieve, noch redelijke verantwoording die in verhouding staat met het nagestreefde doel.

Geen automatische kwijtschelding

Vervolgens stelt de Raad van State vast dat er geen automatische kwijtschelding kan genoten worden wanneer een foutieve melding spontaan wordt rechtgezet. Een automatische kwijtschelding is wel voorzien in artikel 240/10, eerste lid van het KB van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen (vijfde middel).

Volgens de DAC6-richtlijn dienen de sancties voldoende effectief en afschrikkend te zijn. Daarnaast betekent een spontane rechtzetting in feite een laattijdige melding. Maar hierbij wordt te weinig rekening gehouden met de bijzonder complexe informatieplicht, de korte meldingstermijn en de draconische geldboetes. Bovendien bestaat de meldingsplicht er niet in om illegale constructies te bestrijden, maar om nieuwe en mogelijk agressieve fiscale planningsconstructies “aan het licht te brengen”. Bijgevolg is het verschil in behandeling niet redelijk verantwoord volgens de Raad van State.

Geen verzachtende omstandigheden

Tot slot besluit de Raad van State tot een ongelijke behandeling wanneer de geldboetes niet verminderd kunnen worden in geval van verzachtende omstandigheden (zesde middel). Op basis van artikel 449 WIB zou eenzelfde persoon voor dezelfde feiten wél een vermindering onder het minimum kunnen genieten indien hij voor de rechter in een strafprocedure zou verschijnen.

Krachtens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dient een parallellisme te bestaan tussen de maatregelen tot individualisering van de straf wanneer een dader van eenzelfde feiten op alternatieve wijze kan worden gestraft. Bijvoorbeeld wanneer zowel een strafrechtelijke vervolging en het opleggen van een administratieve boete mogelijk is. Dit volgt uit de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 61/2022). Het KB voorziet echter niet in de mogelijkheid om administratieve boetes te individualiseren. Evenmin laat het KB toe om een boete onder het wettelijke minimum op te leggen bij verzachtende omstandigheden.

Gevolgen van het arrest

Met dit arrest van 10 mei 2023 wordt het KB van 20 mei 2020 integraal naar de prullenmand verwezen.

Dit betekent niet dat er géén administratieve boetes meer kunnen worden opgelegd. De minimum en maximum boetetarieven worden nog steeds geregeld in artikelen 19, 31, 33 en 47 van de wet van 20 december 2019. Naar verwachting zullen nieuwe progressieve schalen en toepassingsmodaliteiten worden uitgewerkt bij KB. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de door de Raad van State vastgestelde schendingen. De onderliggende omstandigheden van de meldingsplichtige intermediair en de complexiteit van de wetgeving dienen hierbij in acht te worden genomen.

Gerd D. Goyvaerts, Stephanie Gabriel en Julie Raymaekers (Tiberghien)


Referenties

[1] GwH 15 september 2022, nr. 103/2022, punt B.33.5.

[2] KB van 20 mei 2020 tot uitvoering van de artikelen 18, 31, 33 en 47 van de wet van 20 december 2019 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies.

[3] Punt 15.1 van de FAQ.

[4] Punt 15.2 van de FAQ.

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.