Juridisch inzicht koppelt Hans Van de Wal (Elegis Advocaten) aan psychologisch doorzicht. IQ in combinatie met EQ, een meester-empaat. Het verklaart de analytische maar menselijke stijl van deze specialist (financieel) strafrecht, overeenkomsten- en handelsrecht en zijn voorliefde voor een respectvolle dialoog. Een vraaggesprek over selectieve onbeschikbaarheid, generatieverschillen en grenzen aan mensen.
“Hoe houd jij al dat werk vol?” Hans Van de Wal heeft net als menig confrater in die verbaasde vraag lang vooral de bewonderende ondertoon gehoord. In zijn rede tijdens de openingszitting van de Antwerpse balie vorig jaar heeft hij dat arbeidsethos evenwel kritisch tegen het licht gehouden: volhouden heeft niet uitsluitend positieve connotaties. Verdrinken in het werk hoort niet de standaard te zijn; soms mag een professional ook rustig zwemmen. Met dat opgemerkte discours als vertrekpunt schuift Jubel bij Van de Wal aan, om terug te blikken op zijn carrière tot nu toe en de opmerkelijke oproep in het Vlinderpaleis. “Die heeft zeker iets losgemaakt bij de aanwezigen. Sommige confraters vertrouwden me achteraf toe dat mijn tekst precies voor hen was geschreven”, getuigt hij. “Lange werkweken horen er vanzelfsprekend bij; we proberen klaar te staan voor onze cliënten. Tegelijk leeft aan de balie de vraag wanneer trop te veel is, al geeft bijna niemand het spontaan toe.”
Uw pleidooi om “geen slaaf te zijn van de stiel” klinkt al langer in zowat alle maatschappelijke geledingen. Waarom werd het toch als een verfrissend tegengeluid onthaald?
“Binnen de advocatuur heerst er nog altijd een machocultuur. Avond- en weekendwerk verrichten was bijna een erezaak voor de generatie met wie ik aan de balie begon. Toen onze stagemeesters ons destijds opdroegen om te springen, klonk het in koor: ‘hoe hoog?’. Bij twintigers en prille dertigers is dat niet langer het geval. Work-life-balans is voor hen een vanzelfsprekendheid. Ergens benijd ik hen. Kritische stemmen vinden dat het de nieuwe lichting aan honger ontbreekt om het van ons over te nemen. Maar wie heeft gelijk: wij die destijds tot middernacht werkten, of zij die beter begrenzen? Ook privé, bij ons thuis, is dat een punt van gesprek. Mijn vrouw en ik vinden het belangrijk dat de kinderen hun grenzen kunnen aangeven. Anders gaan ze zich als volwassenen misschien laten pushen, voorbij de limiet.”
Ziet u dan vakgenoten uitvallen door een gebrek aan begrenzing?
“Ja, het burn-outspook waart rond en de betrokkenen zijn vaak lang buiten strijd. Pas op, voor een intellectueel uitdagend dossier mag je best even in het rood gaan. Op voorwaarde dat dergelijke drukke periodes zijn afgewisseld met voldoende weken in het groen, pauzes en wat lanterfanten. Mijn energietank is groot, maar niet eindeloos. Ik voel geregeld de nood om afstand te nemen van wat vooral energie vreet en te pauzeren.”
“Voor een intellectueel uitdagend dossier mag je best even in het rood gaan. Op voorwaarde dat die drukke periodes zijn afgewisseld met voldoende weken in het groen, pauzes en wat lanterfanten”
Tijdig stoppen voor de energietank uitgeput raakt. Voetbaltrainer Jürgen Klopp paste het principe begin dit jaar toe door zijn afscheid aan te kondigen. Verdient zijn voorbeeld navolging?
“Voor mij is hij een heel inspirerende coach. Negen jaar lang heeft hij de voetbalmachine die Liverpool is tot in de kleinste details gemanaged. Maar zoiets houdt geen mens vol. Ook zelf probeer ik te snoeien in al mijn activiteiten wanneer de bobijn bijna af is. Zo speelde ik op 11 mei – de dag van mijn veertigste verjaardag – mijn laatste basketbalwedstrijd. De tijd die vrijkomt gaat naar mijn gezin.”
Moet u cliënten afremmen die buiten de werkuren contact opnemen of is het eenvoudig om out of office te zijn?
“Sinds mijn stage ben ik nooit compleet gedeconnecteerd geweest. Sommigen in mijn omgeving stellen wel zonder gêne dat zij van een welverdiende vakantie genieten, punt. Ik houd dan mijn mails nog te veel in de gaten. Dat is de pleaser in mij: meer doen dan wat eigenlijk van me wordt verwacht. Al gaat dat de voorbije jaren alsmaar beter. Vroeger was er de drang om zeven op zeven voor cliënten klaar te staan. Nu probeer ik tijdens het weekend er vooral te zijn voor mijn vrouw en kinderen. Het soort actief aanwezig zijn thuis dat niet samengaat met constant op je gsm kijken. Daarom ligt die soms een halve dag buiten handbereik. Pas dan kom je echt tot rust; maak je een puzzel met de kinderen of speel je samen voetbal. Maar het blijft een proces van vallen en opstaan. Soms spookt de to-dolijst toch door mijn hoofd. Nodeloos eigenlijk. Cru gesteld, loop ik een aansprakelijkheid op als dat werk in het weekend blijft liggen? Natuurlijk niet.”
Is uw vermogen om mee te voelen met collega’s aangescherpt door de psychische worstelingen van cliënten, zeker in assisenzaken?
“Ja, al is assisen het extreme voorbeeld. Ook andere dossiers vergen vaak maar een kwart juridisch advies en driekwart psychologische begeleiding: cliënten motiveren, hun eigenwaarde herstellen, coachen. Niet alleen binnen het familierecht zitten mensen soms mentaal aan de grond wanneer ze bij ons terechtkomen. In commerciële zaken kan het sommigen verrassend hard treffen indien klanten niet betalen of kritiek uiten. Een aanval op hun werk wordt heel vaak gepercipieerd als een aanval op hun persoon, en dat kwetst een mens.”
Tijdens de openingszitting benoemde u de haat-liefdeverhouding die advocaten hebben met die “vermaledijde media, al dan niet sociaal”. Is de trend van personal branding wat doorgeslagen?
“Met verwondering – soms ook bewondering – zie ik hoe advocaten sociale media strategisch inzetten en pakweg op Facebook hun beroepsactiviteiten promoten. Bij een bepaald deel van het cliënteel scoren zij daarmee. Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar bij sommige posts vraag ik me af hoe opportuun die zijn. De valkuilen zijn legio. Zo krijg ik wel vaker vriendschapsverzoeken van cliënten op Facebook na gevoelige strafzaken die met succes zijn afgerond. Ondanks mijn gewoonte om anderen te vertrouwen en minstens twee of drie kansen te geven wringt zo’n verzoek. Want wat vindt de ex-cliënt van vakantiefoto’s? Zelfs al reken ik erelonen aan met een zekere bescheidenheid, zo iemand denkt bij de aanblik van witte stranden en feestelijke buffetten misschien: ‘hé, ik heb die vakantie betaald’. Over onschuldige foto’s ontstaat dan snel wrevel.”
“Met LinkedIn is er geen zo’n haat-liefdeverhouding. Dat netwerk blijft puur professioneel en daar vloeien werk en privé niet in elkaar over. Rond andere sociale media ben ik – samen met het kantoor – nog zoekend. Hoe vallen die netwerken verantwoord in te zetten zonder de scheidingsmuur met de privésfeer af te breken? De ideale aanpak hebben we vooralsnog niet gevonden.”
Wie zich online niet in de markt moet zetten heeft vast sowieso genoeg werk. Spreekt u vanuit een luxepositie?
“Het is geen kwestie van luxe. Hopelijk doen mensen een beroep op mij omdat ik een ander dossier vakkundig heb afgehandeld of bepaalde vaardigheden bezit die vertrouwen wekken. Iemand als advocaat inschakelen omdat je vindt dat hij sympathiek is of een leuk gezin heeft, dat is een wel heel wankele basis voor een samenwerking.”
“Opnieuw, mij gaat het vooral om grenzen stellen en het evenwicht bewaken tussen bereikbaarheid en persoonlijke ruimte. Wie juridische hulp nodig heeft, is vaak geneigd de eigen noden voorop te stellen. Soms krijg ik een bericht via WhatsApp en als het antwoord twee uur op zich laat wachten, volgen twee vraagtekens. Eigenlijk is zoiets onbeleefd. En vooral, als juridisch professional is het aan mij om het tempo van een zaak te bepalen. Vergelijk dat met het werkritme in een ziekenhuis: naast spoedgevallen zijn er operaties die enkele weken kunnen wachten. Uiteraard heeft een cliënt het recht op informatie over de belangrijke stappen in zijn dossier. Maar op niet-urgente vragen tussendoor hoeft geen reactie te volgen binnen de tien seconden. Dat is gewoon niet leefbaar.”
“Als juridisch professional is het aan mij om het tempo van een zaak te bepalen. Vergelijk dat met het werkritme in een ziekenhuis: naast spoedgevallen zijn er operaties die enkele weken kunnen wachten”
“In ons kennisberoep weet ik wat de oplossing is of minstens waar die snel op te zoeken valt. Tegelijk rolt die kennis er nooit uit door een simpele druk op de knop; het kost wat tijd om alles op papier te zetten. Artificiële intelligentie of standaardantwoorden zijn op dat vlak nuttig, maar niet zaligmakend. Want als een robot het volledig overneemt, gaat het mis. Bij ChatGPT volgt aan het eind van juridische teksten doorgaans de disclaimer dat het voor correct advies nodig blijft om een advocaat te raadplegen. Stuur zo’n zin achteloos mee naar de cliënt en die gaat vreemd opkijken (lacht).”
Welke menselijke eigenschap maakt de advocaat van vlees en bloed onvervangbaar?
“Vooral het vermogen om juridisch inzicht te koppelen aan psychologisch doorzicht. Zaken zijn zelden zwart-wit. Zo vertel ik cliënten dat de uitkomst wellicht zwart is, maar met pech is wit eveneens mogelijk. Bij die inschatting van de risico’s is coaching cruciaal. Sommige cliënten moet je intomen; uitleggen dat principes geld kosten. Als zij te dicht bij de zon vliegen, is het je taak hen ervoor te behoeden dat ze neerstorten. Anderen hebben dan weer een boost nodig. Die inschatting is puur een kwestie van EQ en ChatGPT mist dat soort intelligentie. Zoals ik het wat gechargeerd verwoordde tijdens mijn lezing: een rechtszoekende zal altijd nood hebben aan een strategisch brein, een tacticus, een pleitkanon en een pitbull.”
Welke van deze vier talenten die mens van machine onderscheiden bezit u zelf het meest?
“Het tactische talent. Pleiten is vooral belangrijk voor de tribune; behalve in assisenzaken maken pleidooien zelden het verschil. En een pitbull-gehalte heb ik alleen in de mate dat ik mij goed weet vast te bijten in de materie, zonder mijn stem te verheffen of me door emoties te laten leiden. Kwaad weglopen, gespeeld of gemeend, doe ik nooit. Een stijl die wel eens onderkoeld is genoemd, maar dat is de aard van het beestje. Rustig de dialoog zoeken werkt voor mij het best. Tegen mijn kinderen zeg ik ook: ‘Het is niet omdat je luid roept, dat je gelijk hebt’.”
Kon u zich die zogenaamd onderkoelde stijl als jongere advocaat veroorloven?
“Minder. Als stagiair hoor je wel vaker: ben je eigenlijk een échte advocaat? Daardoor ontstaat geldingsdrang en kruip je sneller in de rol van boeman of professionele rotzak. Jammer. Te vaak nog geloven we vooral de roepers, die soms de grootste onzin verkopen met bravoure en overtuigingskracht. Ik zou graag wat meer ruimte zien voor empathische, rustige, begripvolle persoonlijkheden die anderen laten uitspreken, analytisch tewerk gaan en dan doordacht hun juridische analyse toelichten.”
U verwees al naar een zekere machocultuur binnen uw beroepsgroep. Komt er samen met de vervrouwelijking een stijlbreuk ten voordele van die rustige aanpak?
“Ik denk niet in clichés over mannen versus vrouwen. Maar als ik de analytische, zakelijke aanpak gecombineerd met empathie voor het gemak even vrouwelijk mag noemen, wint die zeker terrein. Veel vrouwelijke collega’s aan de balie pakken het zakelijker aan, durven een cliënt evenzeer te wijzen op de zwaktes in zijn of haar dossier. Mannelijke confraters hebben de neiging sneller op het positieve te focussen en vervolgens in overdrive te gaan. Dan is het moeilijker om met de tegenpartij te onderhandelen en tot een schikking te komen. Let wel, soms is procederen nodig, maar ik word niet vrolijk van een procedure die vier jaar aansleept. Liever heb ik iemand al geholpen na één vergadering. Als advocaat vind ik het mijn plicht geen olie op het vuur te gooien. De overgrote meerderheid van mijn confraters denkt er gelukkig net zo over. In het andere geval durf ik soms vertrouwelijk aan te geven: ‘confrater, wiens belangen verdedig je hier, die van de cliënt, of speelt hier eigenbelang?”
“In veel misdaadfilms en -series hebben criminelen iets heldhaftigs, hun ‘avonturen’ ogen cool. Wie dan niet in pole position aan de start van het volwassen leven staat, door een goede opvoeding en hogere studies, komt dan mogelijk in de verleiding”
“Geef mij dan maar het – positieve – tegenvoorbeeld. De podcastreeks Lacroix. Ik was gangster van De Standaard vond ik ongelooflijk boeiend. Rond zijn kompaan Patrick Haemers hing een sfeer van glamour, hij maakte jarenlang grote sier met misdaadgeld, maar de man kwam zielig aan zijn einde, in een strop aan de radiator van een cel. Philippe Lacroix greep wel zijn tweede kans, studeerde in de gevangenis, haalde een diploma. Nu geeft hij les en leidt hij een bescheiden bestaan. Dat vind ik pas een succesverhaal. Zoiets geeft me hoop als ik iemand bijsta die ernstige feiten heeft gepleegd. Met schuldinzicht kunnen ze hun leven beteren; er alsnog iets van maken.”
Intussen doceert u criminal law aan de Brussels School of Governance. Maar ooit was de leermeester natuurlijk zelf een student rechten. Vanwaar die studiekeuze destijds, en dit specifieke carrièrepad nu?
“Het was veeleer een kwestie van toevalligheden, meer dan een reeks bewuste keuzes. Na het zesde jaar Latijn-wiskunde adviseerden sommige leerkrachten me burgerlijk ingenieur te worden. Eén zei er evenwel: als het van je bebbel afhangt, kies dan maar rechten. Dat advies bleef hangen toen ik me medio augustus moest inschrijven. Tijdens het eerste jaar aan de universiteit had ik gemakkelijk ten onder kunnen gaan aan de verlokkingen van het studentenleven. Gelukkig sportte ik destijds fanatiek, waardoor ik op tijd ging slapen en veel in de aula zat.”
“Toen ik in het laatste jaar voor een praktijkvak mocht proeven van de advocatuur, was er opnieuw een – gelukkig – toeval. Eerst werd ik gekoppeld aan een jeugdadvocaat, maar een studiegenote met interesse in jeugdbescherming vroeg mij om van stageplek te ruilen. In haar plaats trok ik naar Elegis. Na die drie dagen kreeg ik de wenk om te solliciteren. Mijn enige sollicitatie ooit en ik was aangeworven. Zo ben ik erin gerold. Zeventien jaar later werk ik er nog, tot mijn grote tevredenheid trouwens.”
Waren er langs dat pad vol toeval speciale inspiratiebronnen?
“Mijn stagemeester Peter Engels vond ik meteen briljant als pleiter en als meester-tacticus. Van Jan De Man leerde ik veel over assisenzaken. Hij heeft mij belangeloos gecoacht voor mijn eerste assisenzaak, echt klasse. Het is indrukwekkend hoeveel kennis en wijsheid hij bezit. Ook John Maes vind ik een voorbeeld voor velen: op en top professioneel, een advocaat die het alleen moet hebben van zijn advocatenwerk.”
Hoe wordt u het liefst herinnerd en door wie?
“Vooral als vader en echtgenoot, zonder twijfel mijn belangrijkste rol in dit leven. En daarnaast als vriend en familielid. Hoe? Als iemand bij wie je terechtkon, desnoods om gewoon samen in het moment te zijn, die voor je ging zitten en goed kon luisteren. Buiten de familie- en vriendkring hoop ik voor anderen gewoon een aangenaam persoon te zijn. Niet per se de slimste, grappigste of sympathiekste. Vroeger was ik nogal full-on en kon ik anderen onbedoeld schofferen. Daaraan heb ik bewust gewerkt. En wanneer ik aangenaam ben voor mijn omgeving, zie ik mezelf ook liever.”
Interview door Joris Delporte, een uitgebreide versie van dit interview verscheen eerder in het eerste papieren Jubel Magazine. Met bijzondere dank aan Hans Van de Wal.
0 reacties