De vergoedingen voor auteursrechten zijn in het recente verleden aanleiding geweest voor nogal wat betwistingen tussen administratie en belastingplichtigen (o.a. architecten). Na de controle- en taxatiefase in 2022, zit het gros van de dossiers vandaag op bezwaarniveau. De bezwaardiensten onderzoeken thans de bezwaarschriften, er zijn dienaangaande vragen om inlichtingen in omloop dewelke toelaten de bezwaren te duiden en aanvullend te documenteren. Het debat lijkt zich in essentie toe te spitsen op de originaliteitsvoorwaarde. Intussen is er recente rechtspraak gewezen die de belastingplichtigen sterken in hun grieven. Eén en ander opent perspectief.
Zoals we in eerdere artikels hebben aangekaart, zijn vorig jaar tal van taxaties gevestigd die ernstige vragen doen rijzen in het licht van de wetgeving inzake auteursrechten (zie o.a. De auteursrechten in fiscalibus tot 2022 – de taxatiefase voorbij: what’s next?). Het debat met de fiscus spitste zich daarbij toe op de voorwaarde van de concrete vormgeving en op de originaliteitsvoorwaarde van het auteursrecht. De administratie heeft daarbij standpunten ingenomen die ver staan van de relevante wetgeving, rulingpraktijk, rechtspraak, enz. Juridische grieven en concrete stukken van de belastingplichtigen bleken bovendien niet ernstig te zijn onderzocht. De opportuniteit van het bezwaar diende zich aan.
De vragen om inlichtingen van de bezwaarbehandelaar
Zoals reeds aangegeven, werden in het kader van de behandeling van de bewaarschriften inmiddels in diverse dossiers vragen om inlichtingen door de bezwaarbehandelaar verstuurd naar de betrokken belastingplichtigen. Het feit op zich dat vragen om inlichtingen worden gesteld lijken we alvast positief te mogen inschatten. Het doet immers aannemen dat de bezwaarschriften aanleiding zijn om de gerezen betwisting ernstig te onderzoeken.
Vaststelling is dat de administratie in nogal wat vragen om inlichtingen alvast uitdrukkelijk bevestigt dat aan de voorwaarde ‘concrete vorm’ is voldaan. Dit is bv. het geval bij architecten namens wie ontwerpen, tekeningen, maquettes, enz. werden voorgelegd. Deze klip lijkt derhalve in voorkomend geval te zijn genomen.
In de bezwaarfase lijken de vragen zich toe te spitsen op de originaliteitsvoorwaarde. De fiscus verzoekt meer bepaald om aan te tonen wat de vrije en creatieve inbreng was die leidde tot een persoonlijke noot in het werk.
De originaliteitsvoorwaarde: Cassatie legt de contouren van het debat vast
In de taxatiefase werd door de administratie meer dan eens aangekaart dat de belastingplichtige geen creatieve keuzes zou kunnen maken gelet op de instructies van zijn opdrachtgever en de dwingende regelgeving waarbinnen hij zijn opdracht moet verwezenlijken.
In dit verband heeft het Hof van Cassatie recent een bijzonder verhelderend arrest gewezen. Meer bepaald heeft het Hof bij arrest van 24 maart 2023 uitdrukkelijk geoordeeld dat een werk auteursrechtelijk beschermd kan zijn “ook al wordt de verwezenlijking ervan door technische overwegingen, regels of andere beperkingen bepaald, mits “een dergelijke bepaling de auteur niet heeft belet zijn persoonlijkheid in het werk door vrije en creatieve keuzes tot uiting te brengen”. De casus die voorlag was deze van een advocaat, een beroepsbeoefenaar die bij uitstek zijn beroep uitoefent binnen een dwingend regelgevend kader.
Deze beoordeling sluit aan bij eerdere rechtspraak in dit verband van het Europese Hof van Justitie. Onder meer bij arrest van 11 juni 2020 (HvJ C-833/18, Brompton Bicycle) heeft dit Hof geoordeeld dat een werk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kan komen ook al wordt de verwezenlijking ervan door technische overwegingen bepaald, op voorwaarde dat de auteur zijn persoonlijkheid in het werk tot uiting kan brengen.
De contouren van het debat rond de originaliteitsvoorwaarde zijn dan ook meteen duidelijk: het bestaan van voorschriften of instructies belet niet dat het werk creatief en dus origineel is.
De originaliteitsvoorwaarde versus nieuwigheidsvoorwaarde
In de taxatiefase werd door de administratie meer dan eens aangekaart dat, bv. in het domein van architecten, het werk “nieuw” zou moeten zijn, of van het kaliber “Horta” zou moeten zijn, of dat het werk niet origineel zou zijn omdat het werk een bouwstijl zou betreffen die ook andere architecten toepassen…
Nochtans volgt uit de wetgeving, de rechtspraak, de rechtsleer en de rulingpraktijk dat noch de nieuwigheid, noch de omvang, noch de bestemming, noch de kunstzinnige of het artistieke karakter van het werk een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of het werk in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. De website van de overheid bevestigt dit (Wat wordt beschermd door het auteursrecht? | FOD Economie (fgov.be)).
Uit de rechtspraak van onder meer het hof van beroep van Gent weten we tevens bevestigd dat het bouwen binnen een bepaalde bouwstijl niet belet dat de auteur (architect) eigen creatieve keuzes maakt en dus origineel werk aflevert.
In de vragen om inlichtingen van de bezwaarbehandelaars wordt thans de vraag gesteld waarin het werk zich onderscheidt van andere, wat maakt de ontwerpen zo anders.
De originaliteitsvoorwaarde: eigen creatieve keuzes zijn de essentie
Uit het voorgaande volgt de noodzakelijke doch voldoende voorwaarde dat er creatieve keuzes door de auteur in het werk zijn gelegd, hoe omvangrijk of beperkt die keuzes ook zijn geweest, dat er keuzes zijn gemaakt die verder strekken dan enkel voorschriften (zie tevens o.a. De auteursrechten in fiscalibus – het vervolgverhaal van de gerichte fiscale controles).
In het domein van de architecten bv. kan aan de hand van plannen en foto’s van de bouwprojecten geduid worden welke de creatieve keuzes zijn geweest: indeling van de woonruimtes, vorm, hoogtes, breedtes van de gevels, van de vensterbanken, van de ramen, de kleuren, de gebruikte materialen, de inplanting van het gebouw in de omgeving, de inrichting; etc.
In vele gevallen zal hard gemaakt kunnen worden dat diverse aspecten van het werk niet enkel zijn bepaald door de instructies van de opdrachtgever en/of door voorschriften maar wel teruggaan op de intellectuele inspanningen en keuzes van de auteur. Hier kan de administratie niet zomaar overheen kijken, te meer zij de toelichting zal ontmoeten (of dienen te ontmoeten) naar aanleiding van een hoorzitting in het kader van de behandeling van het bezwaar.
Originaliteitsvoorwaarde: de exploitatie van het werk en de publieke mededeling ervan niet vereist
Vaak oefent de belastingplichtige zijn beroepsactiviteit uit niet in eigen naam maar in naam en voor rekening van een vennootschap, en geeft hij zijn auteursrecht op zijn werken in cessie of concessie aan de vennootschap. In deze context stelt de administratie wel eens de vraag te bewijzen dat de vennootschap de auteursrechten exploiteert.
In dit verband kan vooreerst worden opgemerkt dat de notie de overdracht van auteursrechten “met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten” een voorwaarde inzake auteursrechten in fiscalibus is die pas van toepassing is voor auteursrechtenvergoedingen bekomen vanaf 1 januari 2023 (zie o.a. Het fiscaal gunstregime voor auteursrechten anno 2023 hervormd – welk nieuws onder de zon?). Deze voorwaarde geldt dus hoe dan ook niet voor de inkomsten bekomen tot en met 31 december 2022.
In ieder geval worden de rechten per definitie geëxploiteerd door de vennootschap wanneer deze de betrokken activiteit uitoefent in haar naam en voor haar rekening. De contracten met de klanten worden afgesloten namens de vennootschap, de inkomsten worden gegenereerd bij de vennootschap, enz.
Deze vraagstelling van de administratie wordt overigens nogal eens gesteld in het kader van situaties waarin ontwerpen worden gemaakt op maat van één klant, bv. vaak het geval in architectenopdracht voor één welbepaalde bouwheer. De administratie alludeert er met andere woorden op – tijdens de taxatiefase was dit expliciet – dat er bij een dergelijk één op één relatie met een klant er geen mededeling van het werk aan een groot publiek zou zijn en er om die reden geen auteursrecht zou zijn.
Eisen dat het werk aan een breed publiek moet worden meegedeeld is een voorwaarde toevoegen aan de wetgeving zoals van toepassing tot en met 2022. Hiervan kan onder meer bevestiging worden gezien in een recente uitspraak van het hof van beroep te Luik. Het hof oordeelde meer bepaald bij arrest van 8 maart 2023, in een zaak in hoofde van een architect, dat de fiscus een voorwaarde toevoegt aan de wet wanneer zij eist dat de creaties van de auteur zouden moeten zijn bestemd om te worden meegedeeld aan een groot aantal personen. Oorspronkelijke plannen van een architect genieten auteursrechtelijke bescherming, en verliezen deze bescherming niet doordat ze bestemd zijn voor de bouw van één gebouw in opdracht van één bouwheer, aldus het hof.
Het arrest van Luik is in meerdere opzichten interessant. Het hof oordeelt niet alleen dat architectenwerk onmiskenbaar valt onder het auteursrecht. Tevens oordeelt het dat wanneer de fiscus zou menen dat de aangegeven inkomsten niet zouden voortkomen uit de cessie of concessie van auteursrechten, zij daarvan de bewijslast draagt. In voorkomend geval komt het volgens het hof aan de fiscus toe te bewijzen dat de aangegeven inkomsten geen vergoedingen betreffen voor de auteur zijn creatieve inbreng. Uit het arrest volgt met andere woorden dat de fiscus moet aantonen dat het werk banaal zou zijn.
In de huidige praktijk zien we evenwel de omgekeerde beweging: de administratie stelt vragen aan de belastingplichtige, zij legt de bewijslast volkomen bij de belastingplichtige. Bij deze praktijk kunnen dan ook, zoals van meet af aangesteld (zie o.a. Auteursrechten in fiscalibus – wat te doen bij de gerichte fiscale controles?), ernstige vraagtekens worden geplaatst.
Volledigheidshalve geven we mee dat in het Luikse arrest de belastingplichtige alsnog in het ongelijk werd gesteld op grond van vermeend fiscaal misbruik. Het betrof naar de feiten toe een eerder uitgesproken zaak, inzonderheid wat de hoegrootheid van de auteursrechtelijke vergoeding betreft. Maar naar de principes toe zet het arrest van Luik de zaken op scherp.
Omtrent de betwistingen rond auteursrechten in fiscalibus, inkomsten tot en met 2022, is momenteel de bezwaarfase volop aan de gang. In dit kader worden door de fiscus opnieuw vragen om inlichtingen gesteld. Dit opent kansen voor de belastingplichtige om zijn dossier nader toe te lichten en te documenteren, én hierover gehoord te worden. Intussen is er ook recente rechtspraak van het Hof van Cassatie waaruit volgt dat het voorliggen van technische voorschriften en instructies van klanten niet belet dat binnen dit kader er creatieve keuzes door de auteur kunnen worden gemaakt en het werk derhalve wel degelijk origineel kan zijn. Het hof van Luik van haar kant heeft recent bevestigd dat architectenwerk principieel auteursrechtelijke bescherming geniet en dit ook geldt bij dossiers op maat van één klant. Evoluties die perspectief bieden!
Dries Verhaeghe & Jan Sandra (IMPOSTO)
LEES OOK:
0 reacties