De beleggingsvennootschap: autonoom fiscaal begrip of echo van het financieel recht?

10 jun 2022 | Tax & Private equity

De beleggingsvennootschap: autonoom fiscaal begrip of echo van het financieel recht?

Recente vacatures

Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel
Jurist
Arbeidsrecht Gerechtelijk recht Publiek recht
3 - 7 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 10/06/2022 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Het begrip ‘beleggingsvennootschap’ kan voor wat in België gevestigde vennootschappen betreft, verwijzen naar vennootschappen die geregeld worden door een bijzonder financieel-rechtelijk statuut, zoals bijvoorbeeld de Belgische openbare of institutionele beveks of de Belgische private privak. Onder bepaalde voorwaarden genieten deze beleggingsvennootschappen zelfs van een afzonderlijk fiscaal regime in de Belgische vennootschapsbelasting (art. 185bis WIB 1992).

Daarnaast kunnen echter ook vennootschappen die niet van een bijzonder financieel-rechtelijk statuut genieten, en bij gevolg in principe aan het gemeenrechtelijke regime inzake de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen zijn, onder bepaalde voorwaarden desalniettemin als een ‘beleggingsvennootschap’ zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 5° f) WIB 1992 kwalificeren. Een kwalificatie als beleggingsvennootschap brengt alsdan bepaalde fiscale voordelen met zich mee. Zo zijn beleggingsvennootschappen, alsook haar aandeelhouder-vennootschappen, vrijgesteld van de kwantitatieve voorwaarden inzake de dbi-aftrek en de vrijstelling van meerwaarden op aandelen. Daarnaast kunnen beleggingsvennootschappen onder bepaalde voorwaarden van een vrijstelling “ratione personae” van de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen genieten.

Begripsomschrijving ‘beleggingsvennootschap’ in het WIB92

Artikel 2, § 1, 5° f) WIB 1992 definieert een ‘beleggingsvennootschap’ ruim als zijnde “enigerlei vennootschap die het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal tot doel heeft”. Uit deze definitie kan afgeleid worden dat het doel, zijnde “het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal”, doorslaggevend is. Noch wet, noch de administratieve commentaar geven verder veel duiding.

Zowel binnenlandse als buitenlandse vennootschappen kunnen kwalificeren als ‘beleggingsvennootschap’.

Ten gevolge van de zeer vage omschrijving van het begrip ‘beleggingsvennootschap’ wordt vaak rechtszekerheid gezocht door middel van een rulingaanvraag. Zo werd reeds in verschillende beslissingen – op vrij consistente wijze – bevestigd dat een ‘beleggingsvennootschap’ minstens aan volgende criteria moet voldoen, namelijk een pluraliteit aan beleggers, een pluraliteit aan beleggingen en de afwezigheid van de intentie om een groep te vormen. Wat ook vaak wordt vermeld is het gegeven dat de beleggingsvennootschap enkel en alleen activa aanhoudt in het kader van haar beleggingsactiviteit.

Pluraliteit aan investeringen

Om te kwalificeren als “beleggingsvennootschap” is een pluraliteit aan investeringen vereist. De vereiste van een pluraliteit aan investeringen wordt doorgaans verantwoord vanuit de bezorgdheid dat het beleggingsrisico voldoende moet worden gespreid.

In de rulingpraktijk werd al herhaaldelijk bevestigd dat deze voorwaarde ook op een onrechtstreekse wijze kan worden ingevuld. Dit kan bijvoorbeeld door te participeren in een transparante entiteit die op haar beurt een veelheid aan investeringen heeft.

Pluraliteit aan investeerders

Het begrip ‘gemeenschappelijk beleggen’ impliceert in principe een pluraliteit aan beleggers. De wet, noch de administratieve commentaar, preciseert echter hoeveel beleggers minimaal vereist zijn om te kwalificeren als “beleggingsvennootschap”.

In de rulingpraktijk worden private privaks systematisch erkend als beleggingsvennootschappen. Dit is uiteraard zeer logisch. Het gegeven dat een vennootschap het financieel-rechtelijke statuut van private privak aanneemt, wijst er al op dat het een entiteit is die het collectieve beleggen van kapitaal tot doel heeft. Voor wat de voorwaarde inzake pluraliteit aan investeerders betreft, kunnen er in het geval van een private privak sowieso weinig twijfels bestaan, gelet op de voorwaarde van zes onafhankelijke investeerders.

Beleggingsvennootschap versus holdingvennootschap

Het begrip ‘beleggingsvennootschap’ wordt in de rulingpraktijk uitgelegd door het te contrasteren met het begrip ‘holdingvennootschap’. Het oogmerk van een beleggingsvennootschap is het creëren van een meerwaarde op korte termijn ten voordele van de aandeelhouders. Daarentegen is het oogmerk van een holdingvennootschap eerder de creatie van een (meer)waarde voor haar dochtervennootschappen op langere termijn. Deze doelstelling van holdingvennootschappen kan duidelijk afgeleid worden uit artikel 3, 48° van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.

Deze onderscheiden doelstellingen kunnen tot uiting komen in een statutaire levensduur van een beperkte duur (wat vaak het geval is bij een beleggingsvennootschap), respectievelijk een onbepaalde duur (wat in principe het geval is bij een holdingvennootschap). De beperkte duurtijd van de vennootschap wordt in de rulingpraktijk inderdaad vaak weerhouden als een criterium voor de kwalificatie als beleggingsvennootschap. Zo werd beslist dat uit de beperkte looptijd van de vennootschap kan afgeleid worden dat er geen intentie is om een groep te vormen; een beperkte duurtijd van de vennootschap zou een langetermijnpolitiek met betrekking tot haar participaties immers onmogelijk maken.

Nochtans heeft de Dienst Voorafgaande Beslissingen in andere beslissingen een aantal keren aanvaard dat een vennootschap met een onbepaalde looptijd toch als ‘beleggingsvennootschap’ door het leven kan gaan. Soms is het subtieler, en heeft het fonds zelf een onbepaalde duurtijd, maar hebben de compartimenten en/of het onderliggende masterfonds een beperkte duurtijd.

Het voorgaande doet ons concluderen dat een beperkte duurtijd er weliswaar toe kan bijdragen om een kwalificatie als beleggingsvennootschap te versterken, waarbij dit evenwel geen ‘noodzakelijke voorwaarde’ is. Het gaat eerder om een ‘secundair’, niet-essentieel kenmerk. Belangrijker is waar de primaire focus ligt van de vennootschap: het op lange termijn creëren van meerwaarde in het voordeel van de dochters (wat typisch is voor een ‘holding’) dan wel het op korte of middellange termijn creëren van winsten voor de investeerders (wat typerend is voor een beleggingsvennootschap).

Ook in de beslissingen van de Dienst Voorafgaande Beslissingen worden bijkomende indicatoren gebezigd om te besluiten tot de kwalificatie van beleggingsvennootschap. Zo wordt soms gekeken naar de dividendpolitiek, waarbij het uitkeren van de nettowinst aan haar aandeelhouders in plaats van het herinvesteren ervan erop kan wijzen dat er geen intentie is om een groep te vormen. Ook het op korte termijn afstoten van portfoliovennootschappen – hetgeen vaak het hoofddoel is van private equity-fondsen – draagt bij tot de kwalificatie als beleggingsvennootschap aangezien dit in schril contrast staat met de functie van een holdingvennootschap.

Vrijstelling van de kwantitatieve voorwaarden inzake dbi-aftrek en meerwaarde op aandelen

Zoals hierboven reeds werd vermeld zijn beleggingsvennootschappen vrijgesteld van de participatie- en permanentievoorwaarde (hier gezamenlijk genoemd de ‘kwantitatieve voorwaarden’) voor wat betreft de dbi-aftrek en de vrijstelling van de belasting van meerwaarden op aandelen. Zo bepaalt artikel 202, § 2, derde lid, 1° en 3° WIB 1992 dat de voorwaarden vermeld in het eerste lid “evenwel niet van toepassing zijn op de inkomsten die worden verkregen door “beleggingsvennootschappen”(…), of op de inkomsten die worden verleend of toegekend door beleggingsvennootschappen (…)”. Dit betekent dat een beleggingsvennootschap, alsook haar aandeelhouders (Belgische vennootschappen of BNI-ers met een Belgische inrichting), vrijgesteld zijn van de kwantitatieve voorwaarden voor de dbi-aftrek, alsook voor de vrijstelling van belasting van meerwaarden op aandelen. Deze vennootschappen hoeven bijgevolg geen 10 % van het kapitaal van hun dochtervennootschappen aan te houden of een aanschaffingswaarde te kennen van ten minste 2,5 miljoen euro om van de dbi-aftrek of een meerwaardevrijstelling te genieten.

De dbi-vrijstelling voor meerwaarden op aandelen is, net als bij de vrijstelling inzake dividenden, gebaseerd op het vermijden van dubbele belasting. De meerwaarde op aandelen slaat immers op reeds belaste winsten uit het verleden (opbouw van belaste reserves) of de (nog te belasten) winst van de toekomst.

De kwalificatie als beleggingsvennootschap kan een uitweg bieden wanneer niet voldaan is aan de kwantitatieve voorwaarden. De bevestiging van de vrijstelling van de kwantitatieve voorwaarden wordt ook doorgaans gevraagd aan de Dienst Voorafgaande Beslissingen.

Het begrip ‘beleggingsvennootschap’ en de nieuwe jaarlijkse taks op de effectenrekeningen

Op 26 februari 2021 is de nieuwe jaarlijkse taks op de effectenrekeningen in werking getreden. Anders dan de taks op de effectenrekeningen die in 2019 vernietigd werd door het Grondwettelijk Hof is de nieuwe jaarlijkse taks ook van toepassing op effectenrekeningen die worden aangehouden door rechtspersonen. De nieuwe jaarlijkse taks is echter slechts verschuldigd indien de gemiddelde waarde van de financiële instrumenten op de effectenrekening meer dan 1.000.000 euro bedraagt. Alle financiële instrumenten die aangehouden worden op een effectenrekening worden in rekening genomen om de gemiddelde waarde te bepalen. Het tarief van de nieuwe jaarlijkse taks bedraagt – net als de vernietigde taks – 0,15%.

Een vrijstelling ratione personae werd voorzien voor effectenrekeningen die aangehouden worden door een aantal rechtspersonen. Zo is de nieuwe jaarlijkse taks onder meer niet van toepassing op effectenrekeningen die uitsluitend voor eigen rekening worden aangehoudendoor bepaalde financiële ondernemingen. Hierbij wordt verwezen naar de lijst van financiële ondernemingen zoals die wordt opgesomd in artikel 198/1, § 6, 1° tot en met 12° WIB 1992. Het betreft onder meer de alternatieve ICB’s (“de alternatieve instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 3, 2° van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders”, cfr. art. 198/1, §  6, 9° WIB 1992), alsook de ICB’s die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG. Zoals hoger in deze bijdrage is aangegeven, kwalificeren beleggingsvennootschappen die niet aan een bijzonder (Belgisch) financieel-rechtelijk statuut onderworpen zijn, maar desalniettemin onder het geharmoniseerde onderdeel van de wet van 19 april 2014 vallen omdat ze bij een reeks beleggers kapitaal ophalen om dit overeenkomstig een bepaald beleggingsbeleid in het belang van die beleggers te gaan beleggen, als alternatieve ICB’s. Bijgevolg dienen zij ook van de vrijstelling ratione personae van de nieuwe jaarlijkse taks op de effectenrekeningen te kunnen genieten.

De verdere analyse van de auteurs leest u in hun integrale tekst in het Tijdschrift Beleggingsfiscaliteit (TBF).

Deze tekst is een ingekorte versie van een tekst die eerder verscheen in TBF. Het originele stuk is van de hand van Anouk Van der Mast  (Associate Tiberghien Advocaten) en Christophe Coudron  (Counsel Tiberghien Advocaten). De integrale versie – met uitgebreid voetnotenapparaat – kunt u lezen in Tijdschrift Beleggingsfiscaliteit 20.

Recente vacatures

Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel
Jurist
Arbeidsrecht Gerechtelijk recht Publiek recht
3 - 7 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

1 Reacties

1 Reactie

  1. Juan Velasco

    Hoe kan ik mijn bvba beleggingsvennootschao worden ? Wat moet ik doen ?

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.