Op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 25 mei 2022 stond de tweejaarlijkse evaluatie van het verbod op multidisciplinaire associaties op de agenda.
Verbod op multidisciplinaire associaties
Het verbod (art. 178 Codex Deontologie voor Advocaten) verhindert in essentie dat een advocaat zijn beroepsactiviteiten inbrengt in een vennootschap waar ook een niet-advocaat deel van uitmaakt. Concreet mag een advocaat bv. geen vennootschap oprichten om met een accountant samen als één rechtspersoon advocaten -en accountancydiensten aan te bieden.
Oorspronkelijk verbood de advocatendeontologie elke duurzame multidisciplinaire samenwerking (tussen advocaat en niet-advocaat). In een arrest van 25 september 2003 oordeelde het Hof van Cassatie echter dat dergelijk absoluut verbod te ver ging.
Advocaten mogen sedertdien wel een netwerk met een niet-advocaat oprichten waarbij de leden van het netwerk hun cliënteel onderling aanbevelen, en zelfs ook een groepering waarbij de kosten van gemeenschappelijke diensten worden gedeeld. Zowel het netwerk als de groepering kunnen onder een eigen benaming naar buiten treden.
Baten of verliezen met een niet-advocaat delen, alsook zeggenschap of eindverantwoordelijkheid delen, mag evenwel niet. Dit is de verboden multidisciplinaire associatie.
Na een kort debat besloot de algemene vergadering het verbod op associaties te behouden en dit zoals voorzien in artikel 178.2. Codex Deontologie voor Advocaten, na twee jaar opnieuw te evalueren.
Waarom het verbod in stand houden?
Nu hoor ik u denken: typisch voor de behoudsgezinde beroepsgroep en haar zo mogelijk nog conservatievere beroepsorganisatie. Wereldvreemd, hautain en zonder voeling voor wat de markt vraagt. Straks vervoegen advocaten de rangen van de dodo die zich ook niet wist aan te passen aan een veranderende omgeving.
Nochtans heeft de advocatuur een goede reden om de boot inzake volledige associaties af te houden: de ‘onafhankelijkheid’. Zowel een essentiële plicht als een kernwaarde van het advocatenberoep.
Onder meer daarom hebben zowel het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als het Europees Hof van Justitie de bijzondere positie erkend die een advocaat inneemt in de rechtstaat.
Zo blijft hetgeen een cliënt aan zijn advocaat vertelt geheim zelfs voor een onderzoeksrechter, waar dit niet zo zou zijn als die cliënt hetzelfde aan gewone consultant zou vertellen. Zo is een advocaat niet het hulpje van de fiscus dat banken en cijferberoepers door de witwaswetgeving zijn geworden. Wanneer iemand door de politie wordt verhoord dan heeft hij het recht zich te laten bijstaan door zijn advocaat niet door zijn accountant. En wanneer men in voorlopige hechtenis wordt genomen en op zogenaamd ‘secreet’ wordt geplaatst dan mag zelfs je eigen moeder je niet meer komen bezoeken maar wel nog je advocaat.
Dit ‘exceptionalisme’ van de advocaat, dat in België op het vlak van witwas en beroepsgeheim overigens sterker ontwikkeld is dan in andere Europese landen, komt niet uit de lucht vallen maar staat in direct verband met de onafhankelijkheid van de beroepsgroep. Zo is het heus geen toeval dat in landen waar men niet moeilijk doet over vreemd kapitaal in de advocatuur, het beroepsgeheim t.a.v. fiscus en gerecht meer onder druk staat.
Deze bijzondere positie is er overigens niet om het ego van de advocaat te strelen (hoewel niets menselijks de beroepsgroep vreemd is) maar staat ten dienste van de cliënt-rechtzoekende.
Het is zeer de vraag of dit alles houdbaar zou zijn als de advocaat zou vervellen tot advocaat/accountant, advocaat/notaris of gewoon allround juridische dienstverlener.
Wie zichzelf bepaalde beperkingen oplegt, mag en kan soms meer. Niet ondanks maar juist dankzij die beperkingen. Dit is zowat de kwintessens van een beroepsdeontologie.
Ook big four zetten stap terug naar ‘onafhankelijkheid’
Nu mag ‘onafhankelijkheid’ een stoffig begrip lijken dat niet past in een marktgeoriënteerd denken van multidisciplinariteit, consolidatie en one-stop-shop maar dan rekent men blijkbaar buiten the Big Four. Of toch minstens één van de vier.
In De Tijd van vrijdag 27 mei 2022 werd melding gedaan van de strategische beslissing die bij EY (voormalig Ernst & Young) aan het rijpen was om de afdelingen consultancy en audit van elkaar te splitsen in aparte rechtspersonen. De reden? U raadt het al: onafhankelijkheid.
Men kan dit van oorsprong Amerikaanse accountantsnetwerk moeilijk beschuldigen van dodo-isme.
Nadat big accountancy eerst zo groot mogelijk werd, begint het nu blijkbaar toch te dagen dat het een meerwaarde kan hebben bepaalde dingen juist niet te doen of ze alleszins apart te doen.
In de jaren ’70 dacht Corporate America ook dat bedrijven zoveel mogelijk diverse activiteiten in één conglomeraat moesten onderbrengen. Wie succesvol koekjes kon verkopen, kon dat net zo goed met auto’s, ijskasten en waarom ook niet met bankdiensten, was de gedachte. Alleen bleek al snel dat de bedrijfsleiding door de overvloed aan activiteiten het overzicht verloor. Specialisatie en onafhankelijkheid bleken toch voordelen te hebben ten aanzien van generalisatie. De meeste concerns werden opengebroken in onafhankelijke eenheden.
Eenzelfde soort slingerbeweging lijkt zich bij zakelijke dienstverleners aan te kondigen. Wie multidisciplinair alle mogelijke diensten aan zijn cliënteel wil aanbieden, verliest vaak het evenwicht bij de spreidstand die dit kan teweegbrengen. Zoals EY vaststelt, is het moeilijk zowel advies te geven over het opstellen van een boekhouding en deze vervolgens op onafhankelijke wijze te controleren.
Zou het niet jammer zijn mocht de advocaat pardoes tegen de onafhankelijks-slinger aanlopen, juist op het moment dat hij terug haar richting uitkomt? Soms kan men door heel erg lang ouderwets te blijven, vanzelf weer hip worden.
Nicolaas Vinckier is advocaat bij Vinckier Advocaten en redactielid van Today’s Lawyer
Dit zou iedereen in de juridische en accountancy wereld moete lezen. Het is trouwens zeer vlot, aangenaam leesbaar, geschreven.