Toegegeven, de Brusselse advocaat Pierre-Philippe Hendrickx zal het ons niet kwalijk nemen als we schrijven dat hij zeker in Vlaanderen onbekend is. Vorige week stuurde hij via LinkedIn een kopie van een brief van de griffie van het hof van beroep te Brussel, waarin hem erop werd gewezen dat de zaak van zijn cliënte, ingeleid in beroep in 2021, volgens de computervoorspellingen in april 2040 zou kunnen worden gepleit. Nadat het virtuele clickbait werd, kwam het nieuws enkele dagen later ook de reguliere media ter ore.
Even terzijde: de wet voorziet dat, wanneer een zaak wordt ingeleid, meteen ook wordt vastgelegd wanneer de zaak zal worden gepleit. Dat gebeurt overal, behalve bij het hof van beroep in Brussel. Dat is in juridisch jargon handelen contra legem en in gewone mensentaal: het hof veegt zijn voeten aan wat er in de wet staat.
Maar dat is nog het minste. Het verdoezelt vooral dat het onaanvaardbaar lang duurt. De situatie is niet nieuw. In deze rubriek werd dit al gehekeld in de blogs van 25 september 2019, 14 april 2021 en 13 juli 2022 met omschrijvingen als “schandelijk stilzitten” van het hof beroep in Brussel, die een “no-go zone” is geworden. Er zijn ook de audits van de Hoge Raad voor de Justitie uit 2004, 2008, 2009, 2015 en 2022. In dat laatste verslag wordt vastgesteld dat het hof van beroep die vorige blijkbaar niet gelezen heeft.
Nu al alle vriendelijke verbloemende omschrijvingen de revue zijn gepasseerd past nu enkel nog: dit is een schande (s-c-h-a-n-d-e). Une honte.
Ook nu weer wordt de gebruikelijke reutel aangevoerd: in Brussel zijn er nu eenmaal zware en complexe zaken. Dat argument is in het laatste rapport van de Hoge Raad voor de Justitie al onderzocht en aan de hand van cijfers en analyses helemaal onderuit gehaald.
Even klassiek is ook dat er te weinig magistraten zijn en “de kaders niet zijn opgevuld”. Dat laatste verwijst naar de in de jaren vijftig van de vorige eeuw vastgelegde aantallen magistraten, alsof er niets is veranderd. De hardste roepers van de “invulling van de kaders”-discussie zijn dezelfde als deze die zich al jaren verzetten tegen een werklastmeting. Voor wie de discussies over justitie van de laatste dertig jaar niet heeft gevolgd: met dergelijke metingen wil men nagaan hoeveel werk er is en of iedere magistraat wel eenzelfde werklast heeft (heeft u hem: we weten niet hoe hard iedereen werkt). Het enige wat gekend is zijn de statistieken van het gemiddeld aantal behandelde zaken. Het hof van beroep van Brussel behandelt minder zaken dan de collega’s in Antwerpen. Worden er in Antwerpen, waar toch ook de tweede grootste haven van Europa gevestigd is, dan enkel maar prutszaken gepleit?
De vergelijking met Antwerpen is nog om een andere reden interessant. Ook daar was vroeger een aanzienlijke achterstand, al was die daar nooit zo dramatisch als in Brussel. Die achterstand is in burgerlijke zaken weggewerkt, niet met meer personeel maar door het aanpassen van de werkprocessen. Hebben ze in Brussel al ooit naar die werkprocessen gekeken?
Er is op dit ogenblik heisa over wie de nieuwe baas moet worden van dat hof van beroep in Brussel. De zittende eerste voorzitter wil haar mandaat verlengd zien, maar er is discussie over de vraag of ze tot de juiste taalrol behoort. Moet het debat niet gaan of ze wel de juiste managementcapaciteiten beschikt, eerder dan terug te vervallen in twintigste-eeuwse communautaire discussies, al is de vraag natuurlijk wel pertinent of iemand een goed manager kan zijn van een tweetalig rechtscollege zonder het Nederlands te kunnen spreken (en zelfs maar te begrijpen). In dit surrealistisch land kan het dan weer wel dat die magistrate door het glossy magazine ELLE werd uitgeroepen tot “femme belge de l’année 2023”. Meteen van heel België dus, op grond van haar bijzondere verdiensten. Dont acte, zoals men dan in Frans zegt.
Wat moet er nu gebeuren? Dit is een noodtoestand. Er zijn al ministers van Justitie voor minder opgestapt. Er zijn al over duizenden meer futiele zaken parlementaire vragen gesteld en parlementaire onderzoeken gevoerd. De wet aanpassen zal allicht niet voldoende zijn en misschien is zelfs een wijziging van de grondwet niet voldoende. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft al geoordeeld dat de situatie de mensenrechten schendt, zodat het voor veel burgers de facto zo is dat hof van beroep van Brussel al gesloten is. Misschien kan er al om te beginnen in de wet worden ingeschreven dat omwille van deze schending van de mensenrechten en zolang de toestand duurt partijen vrijwillig kunnen eisen dat hun zaak aan een ander hof wordt toebedeeld. Zo hebben ze toch nog een rechterlijke uitspraak binnen een redelijke termijn.
Hugo Lamon
Lees hier meer columns met de visie van meester Hugo Lamon op Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
Geachte Confrater,
Weer een heel erg goed antwoord op de problemen van het Hof van Beroep in Brussel. Mijn echtgenoot, Mr Luk De Schrijver, en ik hadden ook reeds die bedenkingen gemaakt, Wij hadden gehoopt dat de Hoge Raad daar toch ook oog voor had voor de capaciteiten van de Eerste Voorzitter, die geen Nederlands kan of wil spreken, laat staan het nog verstaat.
Ik vond ook dat de commentaar van de OVB-voorzitter niet pertinent was, tot onze spijt… Uw commentaar wel…
De klimaatzaak was dan toch een lichtpunt : op een kleine 3 jaar door het Hof van beroep te Brussel gesluisd.