Er was de afgelopen dagen enige commotie rond de nieuwe gedragscode voor de Leuvense ambtenaren. De regel dat ambtenaren mekaar niet meer met een kus op de wang mogen begroeten trok de aandacht van bepaalde media, maar ook hoe stadsmedewerkers hun eigen mening kunnen ventileren. Net zoals dat ook in vele andere deontologische codes het geval is, mogen de Leuvense ambtenaren zich enkel op een respectvolle en redelijke manier in het publieke debat mengen, waarbij ze steeds moeten aangeven dat ze dat op persoonlijke titel doen. Het was vooral de passage over het gebruik van sociale media die de aandacht trok: “verspreid uit respect geen kritiek over je werkgever, het beleid, je collega’s, de burger (…) via sociale media zoals Facebook en andere kanalen” met nog de volgende precisering : “indien je het moeilijk hebt met een bepaalde situatie of beslissing van het bestuur, dan bespreek je dit intern. Neem geen standpunten in op sociale media die in strijd zijn met de beleidsvisie”.
In een opiniestuk (“In Leuven is niet allen de kus in de ban gedaan”, De Standaard, 10 februari) hekelde doctoraatsonderzoeker Jasper Van Steenbergen deze passages uit de gedragscode. Het is volgens hem preventieve censuur en het tast het de vrijheid van meningsuiting aan die gewaarborgd worden door de Belgische Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De regels zouden ook een verboden afschrikwekkend effect hebben.
Het zet het debat over de grondrechten weer op scherp. Van ambtenaren wordt een loyaliteit verwacht ten aanzien van het bestuur waarvoor ze werken, maar dat belet niet dat ze ook als burger recht hebben om vrij hun mening te uiten. Traditioneel wordt daaraan toegevoegd dat ze dat in eigen naam moeten doen en dat wanneer ze daarbij kennelijk over de schreef gaan er pas achteraf kan worden ingegrepen.
De omvang en de interpretatie van de grondrechten, zoals de vrije meningsuiting, blijft een actueel thema. Dit weekend viert de Universiteit van Leuven haar 600-jarig bestaan met de grootse happening “Inside Insight”. De rechtsfaculteit organiseert o.m. twee maatschappelijke debatten: een over de scheiding der machten (waarbij ik de eer heb om in een discussiepanel te zetelen) en een ander over, jawel, de ‘grondrechtenbescherming’. De universiteit, als bakermat van intellectuele vrijheid, kan er meteen wat licht laten schijnen over hoe het Leuvens stadsbestuur met die grondrechten omgaat.
Het debat over de vrijheid van meningsuiting leeft ook bij de actoren van justitie. In 2012 publiceerde de Hoge Raad voor de Justitie de “Gids voor de magistraten” waar wordt gesteld: “De terughoudendheid en de discretie van de magistraat impliceren een evenwicht tussen zijn rechten als burger en de verplichtingen die verbonden zijn aan zijn ambt. (…) De magistraat doet het mogelijke om in zijn privéleven het vertrouwen dat de rechtzoekenden in hem en in justitie in het algemeen te vrijwaren”. In de toelichting bij dat deontologisch principe werd een felbevochten zinnetje toegevoegd: “Wanneer de democratie en de fundamentele vrijheden in gevaar zijn, wijkt de terughoudendheid van de magistraat voor het recht van verontwaardiging”. Franstalige magistratenvakbonden hebben die toevoeging vaak gebruikt om hun acties en aanvallen op ministers van justitie te verantwoorden.
Op 27 maart 2024 heeft de Hoge Raad die code geactualiseerd en uitgebreid. Voortaan moet een magistraat “voorzichtig en gematigd zijn in zijn gedrag en communicatie met het publiek”. Er wordt ook aan toegevoegd dat de magistraat gehouden blijft “door zijn deontologische verplichtingen wanneer hij de rechten uitoefent die elke burger geniet”. Ook het vroegere recht van maatschappelijke verontwaardiging wordt ingeperkt, nu de magistraat ook daar uitdrukkelijk enkel mag reageren “met naleving van de principes van waardigheid en evenredigheid ten opzichte van het gevaar dat wordt bestreden of gemeld”. Dat lijkt aan te sluiten bij de rechtspraak van het EHRM dat rechters in hun externe media- uitingen “restraint and decency” moeten betrachten, al wijst het Hof er ook op dat moet gewaakt worden voor een ontoelaatbaar “chilling effect”.
Voor magistraten ligt de vrije meningsuiting dus in balans met hun verplichte onafhankelijkheid en onpartijdigheid die essentieel zijn voor het vertrouwen van de burger in de rechtsstaat.
Anders is het voor advocaten. Het Hof voor de Rechten van de Mens heeft o.m. in het arrest Morice van 23 april 2015 erkend dat beperkingen op de vrijheid van meningsuiting slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mogelijk zijn. Voor advocaten geldt onverkort dat “The freedom of expression protects also those opinions thas offend, shock or disturb”. De meningen zijn vrij.
De positie van de partijdige advocaat is voor wat dit betreft niet te vergelijken met deze van de magistraat of deze van de ambtenaar.
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties