Advocaten Zonder Grenzen publiceert een studie over de indirecte discriminatie die de Belgische noodmaatregelen teweegbrachten bij bepaalde bevolkingsgroepen, voornamelijk de meest kwetsbaren. De analyse, opgesteld in het kader van het project ‘Covid-19-monitoring en de Rechtsstaat’, baseert zich op een reeks observaties en gesprekken die ASF in juni en juli 2020 organiseerde.
Om de verspreiding van het coronavirus in te dijken nam de Belgische regering, bij de start van de gezondheidscrisis, een reeks maatregelen vermeld in het Ministerieel Besluit van 23 maart 2020[1] gericht op het beperken van de contacten tussen de mensen en op het invoeren van een algemene lockdown.
Deze maatregelen, die op het eerste zicht neutraal zijn, omdat ze van toepassing zijn op de volledige bevolking, hadden bij hun toepassing echter een indirect discriminerende impact op bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen[2].
Uit de gesprekken met maatschappelijk werkers, bemiddelings- en toezichtsorganisaties actief in België tijdens de lockdown, evenals uit een analyse van documenten, blijkt dat migranten, mensen opgesloten in gevangenissen en gesloten centra, daklozen, vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld, ouderen en gehandicapten, de economisch kwetsbaren en de bewoners van kwetsbare wijken inderdaad een zwaardere prijs betaald hebben dan de anderen bij de noodmaatregelen.
Dit kwam enerzijds door een uniform crisisbeheerbeleid dat de reeds bestaande socio-economische ongelijkheden enkel versterkte, en anderzijds door een verschillende toepassing van de maatregelen, die meer doorgedreven was bij bepaalde bevolkingsgroepen.
In eerste instantie had de opschorting of de beperking van toegang tot sociale ondersteuning, tot visa en asiel, wegens de algemene sluiting of de digitalisering van de essentiële dienstverlening, als gevolg dat de reeds kwetsbare bevolkingsgroepen waarop deze diensten zich richten, nog verder verzwakten. De stopzetting van deze dienstverlening zorgde bovendien nog voor een ‘sneeuwbaleffect’ dat perfect geïllustreerd wordt door het feit dat er een nieuwe groep van daklozen erbij kwam die er niet in geslaagd waren om hun economische en sociale rechten te laten gelden tijdens de lockdown. Naast de stopzetting van de essentiële dienstverlening, ontwrichtte de algemene lockdown die de regering afgekondigd had bepaalde bevolkingsgroepen nog meer en werd niet iedereen op dezelfde manier geïmpacteerd. De mensen die niet ‘thuis’ konden blijven, de mensen opgesloten in gevangenissen of gesloten centra, de mensen in opvangcentra, de daklozen en de vrouwen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld, bij gebrek aan een veilige en bewoonbare woning, hebben een zwaardere tol moeten betalen. Voor hen betekende het naleven van het uitgaanverbod soms een schending van de mensenrechten, zoals het recht op waardigheid of het verbod op een onmenselijke en onterende behandeling. In andere gevallen was een lockdown gewoon materieel onmogelijk.
Daarnaast kwam er ook indirecte discriminatie kijken bij de controle op de naleving van de regels door de politiediensten. Verschillende keren werden er misbruiken opgetekend en ze lijken voort te vloeien uit het vage karakter van de maatregelen genomen door de regering en door de ruime mate van interpretatie die mogelijk was door de ordediensten. De gecombineerde analyse van de incidenten opgetekend tijdens de gesprekken, aangevuld met een analyse van de documenten, gaf inderdaad blijk van profileren bij de toepassing en de controle van de maatregelen, of in ieder geval van een neiging om bepaalde bevolkingsgroepen op een meer uitgesproken manier te benaderen, afhankelijk van hun schijnbare sociale en etnische identiteit, of in specifieke buurten en regio’s.
Zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aangeeft, brengen dergelijke vormen van discriminatie, indien ze aangetoond kunnen worden, de verantwoordelijkheid van de Belgische staat met zich mee. De staat hield inderdaad geen rekening met de bestaande ongelijkheden in de maatschappij bij de aanpak van de crisis die de economische en sociale verschillen nog scherper stelde en bracht geen nuances aan in de maatregelen zodat deze kwetsbare groepen beschermd werden.
Flavia Clementi
[1] Tekst beschikbaar op https://bit.ly/3mzaGFw .
[2] Het kan zijn dat maatregelen die neutraal geformuleerd worden, toch een discriminerend effect hebben voor bepaalde bevolkingsgroepen tijdens de toepassing ervan. Deze discriminatie wordt volgens het Europees recht en de Raad van Europa gezien als ‘indirecte discriminatie’.
0 reacties