De internationale nalatenschap: het toepasselijke huwelijksvermogensrecht cover

23 mei 2024 | Civil Law & Litigation

De internationale nalatenschap: bevoegdheid van de notaris

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

In het huidige wereldbeeld vervagen landsgrenzen steeds meer in het dagelijks leven van mensen. Partners worden gevonden tijdens een Erasmusuitwisseling, carrièremogelijkheden lonken aan de andere kant van de wereld, en pensioenen worden genoten in zonnigere oorden. In deze geglobaliseerde context is het niet verwonderlijk dat een Belgische notaris op een gegeven moment te maken krijgt met een internationale nalatenschap – een nalatenschap waarbij minstens één grensoverschrijdend element betrokken is. Dat kan bijvoorbeeld de laatste woonplaats van de overledene in het buitenland zijn, de aanwezigheid van nalatenschapsgoederen buiten België, of de buitenlandse verblijfplaats van een erfgenaam. In een reeks artikelen bekijkt Cedric Vanleenhove enkele aspecten van de internationale nalatenschap. In dit eerste artikel: de bevoegdheid van de notaris.

Bevoegdheid notaris voor afhandelen van de internationale nalatenschap

Een initiële vraag die de notaris zich wellicht stelt, is de vraag naar zijn eigen bevoegdheid. Neem bijvoorbeeld de situatie waarin een Belgische man die al vijftien jaar in China woont en daar een deel van zijn vermogen heeft, overlijdt. Kan een Belgische notaris deze nalatenschap afwikkelen? In dit geval dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen een minnelijke vereffening-verdeling en een gerechtelijke vereffening-verdeling. In het eerste scenario kan de notaris in elk dossier optreden. Hij voldoet in die omstandigheid niet aan de omschrijving van het begrip “gerecht” in artikel 3.2 van de Erfrechtverordening en is bijgevolg niet gebonden aan de bevoegdheidsregels van de Erfrechtverordening. Door de vrije notariskeuze, die ook in internationale dossiers speelt, mogen de erfgenamen ervoor kiezen de erfopvolging toe te vertrouwen aan een Belgische notaris. Dit ligt iets anders bij een gerechtelijke vereffening-verdeling. In dat geval is de notaris ook geen gerecht in de zin van artikel 3.2 van de Erfrechtverordening maar wordt hij wel aangesteld door een Belgische rechter. Die rechter zal eerst zijn eigen internationale bevoegdheid geverifieerd hebben vooraleer de vereffening-verdeling van de nalatenschap te gelasten. Opnieuw moet de notaris dus geen bevoegdheidscontrole uitvoeren, aangezien dit al eerder op het niveau van de aanstellende rechter is gebeurd.

Zijn de Belgische gerechten bevoegd bij een internationale nalatenschap?

Gewone verblijfplaats van de erflater

Er zijn in de Erfrechtverordening verschillende gronden die tot de bevoegdheid van de Belgische gerechten (en dus in tweede orde tot die van de Belgische notaris) kunnen leiden. Zo stelt de basisregel van artikel 4 dat de gerechten van de lidstaat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd zijn om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel. Niet alle lidstaten zijn gebonden door de Erfrechtverordening: Ierland en Denemarken zijn geen deelnemende lidstaten. Het Hof van Justitie besliste al eerder dat een erflater slechts één laatste gewone verblijfplaats kan hebben. Indien de laatste gewone verblijfplaats van de overledene in België lag, zullen de Belgische gerechten bevoegdheid kunnen opnemen en dit voor de gehele nalatenschap, waar ter wereld de goederen zich ook mogen bevinden.

De Erfrechtverordening bevat geen definitie van dit cruciale begrip. Aangezien de Verordening voor de invulling van het begrip niet verwijst naar het recht van de lidstaten, moet de gewone verblijfplaats een verordeningsautonome interpretatie krijgen. In de overwegingen 23 en 24 vinden we aanwijzingen die kunnen helpen bij de zoektocht naar de laatste gewone verblijfplaats:

(23) […]. Om de gewone verblijfplaats vast te stellen, dient de aangezochte autoriteit zich een oordeel te vormen over alle aspecten die het leven van de erflater in de jaren voor zijn overlijden en op het tijdstip van overlijden hebben gekenmerkt, en daarbij alle relevante feitelijke elementen in beschouwing te nemen, in het bijzonder de duur en de regelmatigheid van de aanwezigheid van de erflater in de betrokken staat en de omstandigheden van en de redenen voor het verblijf. De aldus vastgestelde gewone verblijfplaats moet, uit het oogpunt van de specifieke doelstellingen van deze verordening, duiden op een nauwe en duurzame band met de betrokken staat.

(24) In sommige gevallen kan het bepalen van de gewone verblijfplaats van de overledene een complexe zaak blijken. Dit kan het geval zijn indien de erflater om professionele of economische redenen, en soms voor een langere tijd, in een andere lidstaat is gaan wonen en werken, maar een nauwe en duurzame band met zijn land van oorsprong heeft behouden. In een dergelijk geval zou, afhankelijk van alle omstandigheden, kunnen worden geoordeeld dat de erflater zijn gewone verblijfplaats nog in zijn land van oorsprong had, waar zich het centrum van zijn belangen voor zijn gezins- en sociaal leven bevond. Andere complexe gevallen kunnen zich voordoen als de erflater afwisselend in verschillende lidstaten heeft gewoond of van staat naar staat is gereisd zonder zich voor langere tijd in een ervan te vestigen. Indien de erflater onderdaan van een van deze staten was of in een van deze staten al zijn voornaamste goederen had, zou zijn nationaliteit of de plaats waar deze goederen zich bevinden, bijzonder kunnen meewegen bij de algehele beoordeling van alle feitelijke omstandigheden.

Uit overweging 23 blijkt duidelijk dat het een feitelijk criterium betreft. Daarin verschilt de gewone verblijfplaats van de woonplaats of de domicilie, die een zuiver formeel criterium is en verwijst naar de inschrijving in een register. Er wordt gekeken naar de plaats waar iemand zijn centrum van leven had op het moment van overlijden. Er moet rekening gehouden worden met objectieve (“de duur en de regelmatigheid van aanwezigheid van de erflater in de betrokken staat”) en subjectieve factoren (“de omstandigheden van en de redenen voor het verblijf”). Zowel materiële als intentionele aanwijzingen moeten dus meegewogen worden.

Rechtskeuze

Wanneer de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats niet op het Belgische grondgebied had, is de Belgische rechter (en notaris) dus in beginsel niet bevoegd. De bevoegdheid komt op basis van artikel 4 toe aan de rechtbanken van de deelnemende lidstaat van de gewone verblijfplaats van de erflater bij zijn overlijden. Als de erflater echter een rechtskeuze voor het Belgische erfrecht maakte (wat krachtens art. 22 enkel kan indien hij de Belgische nationaliteit bezat), kunnen de erfgenamen die rechtskeuze aangrijpen en een forumkeuze voor de Belgische rechter overeenkomen (art. 7, b) iuncto art. 5). Deze mogelijkheid om af te wijken van de normaal bevoegde rechter zorgt voor een synchronisatie van de bevoegde rechter met het gekozen recht (Gleichlauf).

Plaats waar nalatenschapsgoederen zich bevinden

Indien de erflater zijn gewone verblijfplaats niet in een deelnemende lidstaat had, ontsnapt de nalatenschap in principe aan de reikwijdte van de Erfrechtverordening. Toch is er in dat scenario ook een opening voor de bevoegdheid van de Belgische rechter (en notaris). Artikel 10.1 voorziet dat, bij afwezigheid van gewone verblijfplaats in een deelnemende lidstaat op het tijdstip van overlijden, de gerechten van een deelnemende lidstaat waar zich nalatenschapsgoederen bevinden, bevoegd zijn om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel voor zover de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit van die lidstaat had; of, als dat niet het geval is, de erflater zijn vorige gewone verblijfplaats in deze lidstaat had, mits er op het tijdstip waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt niet meer dan vijf jaar is verstreken sedert deze gewone verblijfplaats is gewijzigd.

Tot slot kan er ook in België bevoegdheid gevonden worden als zogenaamd noodforum (art. 11). Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van andere bepalingen bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering uitspraak doen over de erfopvolging indien in een derde staat waarmee de zaak nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure daar onmogelijk blijkt. Er kan gedacht worden aan een burgeroorlog of een natuurramp. De zaak moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

Cedric Vanleenhove

Dit artikel is een kort excerpt uit het artikel “De notaris en de internationale nalatenschap” dat Cedric Leenhove schreef voor de Rechtskroniek voor het Notariaat, Deel 44. De auteur gaat er uitgebreider in op allerlei aspecten van de internationale nalatenschap. De volgende artikel behandelen het toepasselijke huwelijksvermogensrecht en erfrecht.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.