In het huidige wereldbeeld vervagen landsgrenzen steeds meer in het dagelijks leven van mensen. Partners worden gevonden tijdens een Erasmusuitwisseling, carrièremogelijkheden lonken aan de andere kant van de wereld, en pensioenen worden genoten in zonnigere oorden. In deze geglobaliseerde context is het niet verwonderlijk dat een Belgische notaris op een gegeven moment te maken krijgt met een internationale nalatenschap – een nalatenschap waarbij minstens één grensoverschrijdend element betrokken is. Dat kan bijvoorbeeld de laatste woonplaats van de overledene in het buitenland zijn, de aanwezigheid van nalatenschapsgoederen buiten België, of de buitenlandse verblijfplaats van een erfgenaam. In een reeks artikelen bekijkt Cedric Vanleenhove enkele aspecten van de internationale nalatenschap. In dit artikel: het toepasselijke huwelijksvermogensrecht.
Verdeling van het huwelijksvermogen
Ook in internationale nalatenschappen moet eerst het huwelijksvermogen vereffend en verdeeld worden vooraleer de nalatenschap vereffend en verdeeld kan worden. Het huwelijksvermogen wordt uiteraard niet beheerst door het toepasselijke erfrecht maar behoort tot een aparte verwijzingscategorie. De datum van het huwelijk zal doorslaggevend zijn om te bepalen onder welk recht en stelsel de erflater gehuwd was met de langstlevende.
Binnen het IPR voor huwelijksvermogens moeten immers, afhankelijk van de datum van het huwelijk, drie verschillende regimes onderscheiden worden. Huwelijken die dateren van vóór 1 oktober 2004 worden beheerst door oude verwijzingsregels zoals die zijn ontwikkeld door de rechtspraak. Huwelijken die zijn aangegaan op of na 1 oktober 2004 maar vóór 29 januari 2019 zijn onderworpen aan het WIPR. Huwelijken die zijn aangegaan op of na 29 januari 2019 vallen onder het toepassingsgebied van de Huwelijksvermogensverordening.
Huwelijken pre-WIPR
De oude verwijzingsregels voor huwelijken pre-WIPR zijn gebaseerd op het oude artikel 3 BW (dat door het WIPR werd opgeheven). Artikel 3, lid 3 BW voorzag: “De wetten betreffende de staat en de bekwaamheid van de personen zijn toepasselijk op de Belgen, ook wanneer zij in het buitenland verblijven”. De rechtspraak ontwikkelde daaruit verschillende objectieve conflictregels, verwijzingsregels die gelden bij afwezigheid van een rechtskeuze.
Wanneer de echtgenoten geen rechtskeuze maakten en dezelfde nationaliteit hadden bij het sluiten van het huwelijk, beheerst het recht van hun gemeenschappelijke nationaliteit hun huwelijksvermogen. Bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit moest in een eerste periode aangesloten worden bij het recht van de nationaliteit van de man; later werd deze aanknopingsfactor vervangen door het recht van de eerste stabiele echtelijke verblijfplaats van de echtgenoten.
Huwelijken onder WIPR en Huwelijksvermogensverordening
Voor huwelijken die zijn aangegaan onder het WIPR en voor de meest recente huwelijken die beheerst worden door de Huwelijksvermogensverordening zijn de verwijzingsregels in grote mate gelijklopend. In beide gevallen wordt eerst aangeknoopt bij de eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten na het huwelijk (art. 51, 1° WIPR en art. 26.1, a) Huwelijksvermogensverordening). Bij gebreke daaraan worden de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk onderworpen aan het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting (art. 51, 2° WIPR en art. 26.1, b) Huwelijksvermogensverordening). In het geval van een meervoudige nationaliteit in hoofde van een echtgenoot moet het nationaliteitsconflict beslecht worden.
Het verschil tussen beide instrumenten zit hem in de laatste aanknopingsfactor. Het WIPR verwijst finaal naar het recht van het land van huwelijkssluiting (art. 51, 3° WIPR) terwijl de Huwelijksvermogensverordening in laatste orde aanknoopt bij het recht van het land waarmee de echtgenoten samen op het tijdstip van de huwelijkssluiting de nauwste band hebben, met inachtneming van alle omstandigheden (art. 26.1, c) Huwelijksvermogensverordening). Waar de plaats van de huwelijkssluiting voorspelbaarheid teweegbrengt, doet het criterium van de nauwste band o.i. het omgekeerde. Hoe kan de notaris rechtszekerheid bieden aan cliënten ingeval het recht bepaald moet worden aan de hand van het criterium van de nauwste band? De beoordeling staat immers op losse schroeven want de rechter die bij een geschil definitief trancheert, kan een andere opvatting hebben over het resultaat van de zoektocht naar de nauwste band. De Huwelijksvermogensverordening en het WIPR sluiten in ieder geval renvoi uit (respectievelijk in art. 16 WIPR en art. 32 Huwelijksvermogensverordening).
Dit artikel is een kort excerpt uit het artikel “De notaris en de internationale nalatenschap” dat Cedric Leenhove schreef voor de Rechtskroniek voor het Notariaat, Deel 44. De auteur gaat er uitgebreider in op allerlei aspecten van de internationale nalatenschap. De volgende artikel behandelen het toepasselijke huwelijksvermogensrecht en erfrecht.
0 reacties