Deelplatformen zoals YouTube, Instagram en TikTok vergemakkelijken de verspreiding van culturele en creatieve werken, maar brengen ook uitdagingen met zich mee wanneer auteursrechtelijk beschermde content zonder toestemming van de rechthebbenden wordt geüpload.[1]
De kernvraag is of deze platforms zelf auteursrechtelijk relevante handelingen verrichten en of zij toestemming moeten verkrijgen voor content die door gebruikers zonder de nodige rechten wordt geüpload. De DSM-Richtlijn beoogde deze rechtsonzekerheid weg te werken door lidstaten te verplichten te bepalen dat platforms een mededeling aan of beschikbaarstelling voor het publiek verrichten wanneer zij toegang geven tot beschermde werken. Het verlenen van deze toegang wordt daardoor een auteursrechtelijk relevante handeling waarvoor toestemming vereist is van auteurs en houders van naburige rechten.[2]
De Belgische wetgever gaat echter verder dan de DSM-Richtlijn door deze verplichting uit te breiden naar streamingplatformen zoals Spotify en Streamz. Daarnaast introduceert België twee nieuwe vergoedingsrechten voor auteurs en uitvoerende kunstenaars, wat juridische vragen oproept over de verenigbaarheid met het EU-recht en aanleiding gaf tot verschillende vernietigingsberoepen bij het Grondwettelijk Hof.
Arrest 98/2024 van het Grondwettelijk Hof bundelt meerdere vernietigingsberoepen tegen deze Belgische bepalingen. De omvang van het arrest, alsook het aantal verzoekers en tussenkomende partijen onderstrepen de aanzienlijke belangen die spelen. Het arrest roept echter meer (prejudiciële) vragen op dan het beantwoordt.
Dit artikel doet een bescheiden poging om een overzicht te geven van de Belgische regeling, alsook enkele belangrijke standpunten van de verschillende partijen in het arrest.
De Belgische regeling: nieuwe vergoedingsrechten voor auteurs en uitvoerende kunstenaars
Artikel 17 DSM-Richtlijn bepaalt dat deelplatformen mededelingen aan het publiek verrichten ten aanzien van de content die op hun platformen wordt gedeeld, en bijgevolg toestemming moeten verkrijgen van de rechthebbenden. De Belgische wetgever voegde hieraan toe dat auteurs en uitvoerende kunstenaars, ongeacht eerdere overdracht van hun rechten, een onoverdraagbaar en onvervreemdbaar recht behouden op een vergoeding voor deze mededeling aan het publiek. Dit vergoedingsrecht kan enkel uitgeoefend worden door beheersvennootschappen of collectieve beheersorganisaties die de auteurs of uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.[3]
De wetgever heeft gekozen voor een systeem van collectief beheer, enerzijds om de valorisatie van het vergoedingsrecht door auteurs en uitvoerende kunstenaars te vergemakkelijken, en anderzijds om de betaling van de vergoeding door de betalingsplichtige partij te vereenvoudigen. Dit gebeurt door te voorzien in een uniek aanspreekpunt, namelijk de collectieve beheersvennootschappen of organisaties voor collectief beheer.[4]
Daarnaast breidde de Belgische wetgever, in tegenstelling tot de richtlijn, deze verplichtingen ook uit naar streamingplatformen. Artikel XI.228/10 en XI.228/11 WER garanderen auteurs en uitvoerende kunstenaars een passende vergoeding voor de exploitatie van hun werken door streamingplatformen. Deze bepalingen creëren aldus een parallel met de vergoeding voorzien in artikel XI.228/4 WER. In beide gevallen is het de bedoeling om het evenwicht in de machtsverhoudingen tussen enerzijds de deelplatformen of streamingplatformen en anderzijds de individuele auteurs en artiesten te herstellen.[5]
Kritiek van de Europese Commissie
Reeds tijdens de parlementaire voorbereiding bestond er al discussie over deze bepalingen. Zo bracht de Europese Commissie tweemaal advies uit waarin zij oordeelde dat het vergoedingsrecht voor deelplatformen strijdig was met de richtlijn. Volgens de Commissie is het vergoedingsrecht meer bepaald in strijd met artikel 17 DSM-Richtlijn, aangezien deze bepaling de lidstaten niet toestaat een dergelijk vergoedingsrecht in te voeren. Dit recht zou een specifieke verplichting opleggen aan deelplatformen, wat niet is voorzien in artikel 17 DSM-Richtlijn. Volgens de Commissie harmoniseert deze bepaling de rechtsverhouding tussen deze dienstverleners en rechthebbenden volledig, waardoor lidstaten geen aanvullende regels mogen invoeren.[6]
De bepaling is uiteindelijk ingevoerd, omdat de Belgische minister van Economische Zaken een wettelijke basis zag voor het vergoedingsrecht in artikel 18 DSM-Richtlijn. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat lidstaten ervoor kunnen zorgen dat, wanneer auteurs en uitvoerende kunstenaars hun uitsluitende rechten op exploitatie van hun werken of andere materialen in licentie geven of overdragen, zij recht hebben op een passende en evenredige vergoeding. Volgens het tweede lid, waarin het in het eerste lid bedoelde beginsel wordt omgezet in het nationale recht, zijn de lidstaten vrij om verschillende mechanismen toe te passen, met inachtneming van het beginsel van contractuele vrijheid en een billijk evenwicht tussen rechten en belangen.[7]
Voormalig Eurocommissaris T. Breton sluit de Belgische interpretatie echter niet uit, op voorwaarde dat de verhoudingen uit de gehele waardeketen tegenover elkaar kunnen worden afgewogen.[8] Volgens hem heeft artikel 18 DSM-Richtlijn namelijk geen expliciete betrekking op contracten tussen muziekstreamingdiensten en platenlabels. De bepaling biedt lidstaten de vrijheid om verschillende mechanismen te hanteren, waardoor het beginsel van passende en evenredige vergoeding kan worden toegepast in de gehele waardeketen, inclusief situaties waarin de rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars in sublicentie worden gegeven aan derden, zoals muziekstreamingdiensten.[9]
Vernietigingsberoepen bij het Grondwettelijk Hof
In de vernietigingsberoepen bij het Grondwettelijk Hof brengen de verzoekers verschillende punten van kritiek naar voren. Hieronder volgt een niet-exhaustief overzicht van de bezwaren.
Wat betreft het vergoedingsrecht als omzetting van artikel 18 DSM-Richtlijn (supra), stellen de verzoekers dat dit artikel uitsluitend betrekking heeft op de vergoeding die auteurs en uitvoerende kunstenaars ontvangen van hun rechtstreekse medecontractanten, zoals hun platenlabel.[10] Zij betogen dat de vrije keuze van medecontractant een fundamenteel element vormt van de contractuele vrijheid. Door een verplicht, onvervreemdbaar en onoverdraagbaar vergoedingsrecht in te voeren, dat bovendien onderworpen is aan een verplicht collectief beheer, wordt dit beginsel geschonden en wordt geen billijk evenwicht tussen de betrokken rechten en belangen gegarandeerd.[11]
Bovendien brengt het vergoedingsrecht aanzienlijke transactiekosten met zich mee. Deel- en streamingplatformen zouden afzonderlijk moeten onderhandelen met beheersvennootschappen, naast de reeds bestaande contracten met rechthebbenden. Dit kan leiden tot negatieve gevolgen voor de muzieksector en consumenten, die mogelijk minder muziekdiensten of een beperkter aanbod krijgen.[12]
Volgens de verzoekers is deze beperking niet noodzakelijk om contractueel zwakkere partijen te beschermen, aangezien artikel XI.167/1 WER en XI. 205/1 WER reeds voldoende garanties bieden zonder de contractuele vrijheid aan te tasten.[13]
Ten slotte voeren de verzoekers aan dat de bestreden bepalingen een dubbel vergoedingsrecht creëren voor hetzelfde contentgebruik. De bepalingen voegen een buitencontractueel recht op vergoeding toe boven op het contractuele recht op een passende en evenredige vergoeding voor dezelfde exploitatie. Dit zou leiden tot een dubbele vergoeding, wat in strijd is met het Unierecht.[14]
Conclusie
Het arrest brengt duidelijk sterke argumenten voor- en tegen een nieuw vergoedingsrecht zoals in artikel 60-62 DSM-wet naar voren.
Wat deze discussie alvast duidelijk maakt, is dat er nood is aan duidelijkheid rond het vraagstuk van billijke vergoedingen voor de beschikbaarstelling van audiovisuele werken op deel- en streamingplatforms. De rol van deze onlinedienstverleners wordt steeds belangrijker. Ook in Italië bijvoorbeeld worden gelijkaardige discussies gevoerd[15].
Het blijft dus afwachten hoe het Hof van Justitie de prejudiciële vragen van het Grondwettelijk Hof zal beantwoorden.
Darren Mijs
Sendoss Bougrine
Brussels Law School Consultancy
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties