Een maandelijks pensioen van 1.500 euro wordt aan ieder van ons beloofd in de huidige verkiezingskoorts. De zelfstandige zit met zijn wettelijk pensioen doorgaans serieus onder dit bedrag. Sinds de wet van 18 februari 2018 (“POZ-wet”) kunnen zelfstandigen die actief zijn als natuurlijke persoon, nu zelf tweedepijlerpensioenen opbouwen die de vergelijking kunnen doorstaan met tweedepijlerpensioenregelingen van andere beroepsgroepen. Het nieuwe stelsel, dat trouwens lijkt op het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) en op het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW), kreeg “POZ “ als roepnaam mee (Pensioenovereenkomst voor Zelfstandigen). De POZ-wet biedt mogelijkheden voor de advocaat of in het algemeen de vrije beroeper die niet (meer) werkt als bedrijfsleider in een vennootschap: hoe hoger het belastbaar inkomen, hoe groter het mogelijk op te bouwen aanvullend pensioen onder de POZ.
Werknemers en (zelfstandige) bedrijfsleiders konden al langer een aanvullend tweedepijlerpensioen opbouwen met fiscale ondersteuning tot aan de zogenoemde 80%-grens. Zelfstandigen die geen bedrijfsleiders waren, moesten het daarentegen traditioneel stellen met hun wettelijk pensioen en daarnaast het -voorzeker interessante maar tegelijk beperkte- VAPZ met een maximale bijdrage van 3.256,87 euro (voor de gewone VAPZ in 2019). Een meer omvattende tweedepijlerregeling ontbrak.
Welk pensioen?
Een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de zelfstandige voor of na de pensioenleeftijd, in rente of in kapitaal. Het pensioen wordt opgebouwd door gestorte bijdragen die worden gekapitaliseerd.
Voor wie?
Voor de zelfstandigen actief als natuurlijk persoon, de meewerkende echtgenoten en de zelfstandige helpers.
De zelfstandige moet actief zijn als natuurlijk persoon, dit wil zeggen hij moet een beroepsactiviteit hebben waaruit winsten of baten in de zin van het W.I.B. kunnen voortkomen. Zelfstandigen die enkel bezoldigingen als bedrijfsleider ontvangen zijn dus uitgesloten van deelname.
De zelfstandige moet bovendien actief zijn als zelfstandige in hoofdberoep, of minstens moet hij als zelfstandige in bijberoep bedragen verschuldigd zijn die minimum even hoog zijn als de minimumbijdrage in hoofdberoep.
Kan POZ worden opgebouwd naast andere tweedepijlerpensioenen?
De POZ kan uiteraard gecombineerd worden met het VAPZ. POZ combineren met aanvullende pensioenopbouw als bedrijfsleider zal enkel kunnen wanneer de zelfstandige naast inkomen als bedrijfsleider, ook nog een activiteit heeft waarvoor hij winsten en baten ontvangt: hij zal voor deze laatste activiteit en de daarmee verbonden winsten en baten nog een POZ kunnen opbouwen.
Hoe werkt het?
De POZ-wet legt enkel een minimum sociaalrechtelijk kader vast en creëert zelf geen enkel aanvullend pensioen. De zelfstandige dient zelf nog individueel een pensioenovereenkomst te sluiten om onder de regeling te vallen. Deze overeenkomst sluit de zelfstandige bij een pensioeninstelling, dus bij een IBP of een verzekeringsinstelling. Hij wordt hierdoor een aangeslotene. De overeenkomst duidt de begunstigde(n) aan.
De zelfstandige kan ook meer dan één pensioenovereenkomst met meerdere pensioeninstellingen tegelijk sluiten.
De pensioenovereenkomst blijft van kracht tot aan de pensionering.
De aangeslotene kan wel te allen tijde de gesloten pensioenovereenkomst stopzetten en een nieuwe pensioenovereenkomst sluiten bij een andere pensioeninstelling, mocht hij dat willen. Indien hij dat wenst, kan de zelfstandige dan zijn verworven reserves overdragen naar een andere pensioeninstelling die voor het beheer ervan de POZ-wet toepast.
Doordat het wettelijk kader minimaal is opgevat, is de inhoud van de pensioenovereenkomst van cruciaal belang. Zo is het de pensioenovereenkomst die bepaalt in welke mate er verworven reserves en/of prestaties zijn.
Welke bijdragen betaalt de aangeslotene?
Dit wordt bepaald in de pensioenovereenkomst. Er is geen minimumbijdrage, maar wel een maximumbijdrage die voor belastingvermindering in aanmerking komt. De idee is dat de zelfstandige elk jaar fiscaal ondersteund bijdragen mag betalen die maximaal mogen resulteren in een totaal van wettelijke en tweedepijlerpensioenen tot maximum 80% van het gemiddelde van de winsten en baten van de drie vorige belastbare tijdperken (n-3, n-2 en n-1). De wet zelf bevat de (bijzonder complexe) 80% formule om de grens te berekenen. De bijdrage in de POZ-regeling kan dus aanzienlijk zijn.
Inhaalbijdragen (“backservice”) kunnen worden betaald voor maximum 10 jaar van beroepswerkzaamheid voorafgaand aan het sluiten van de pensioenovereenkomst. Enkel jaren gepresteerd vanaf 1 januari 2018 hiervoor in aanmerking.
Hoeveel bedraagt het pensioen?
De pensioenovereenkomst bepaalt hoe het pensioen berekend wordt. Of een bepaald rendement gewaarborgd wordt door de pensioeninstelling of niet, hangt uitsluitend af van de inhoud van pensioenovereenkomst en dus van het “product” waarvoor de zelfstandige heeft geopteerd (cf. tak 21 versus tak 23). De POZ-wet legt geen zogenoemde “nulgarantie” op bij pensionering. Indien een rentevoet wordt gewaarborgd in een tak 21, dan situeert die zich vandaag, zo leert een kleine zoektocht op het internet, tussen de 0 en 1% per jaar (met instapkosten daarnaast).
Welke informatie krijgt de aangeslotene over de evolutie van zijn POZ?
Hij zal, zolang hij bijdragen blijft betalen, jaarlijks geïnformeerd worden over onder meer de verworven reserves (en desgevallend de verworven prestaties) die hij heeft opgebouwd. De zelfstandige zal in elk geval ook de stand van zaken kunnen volgen via mypension.be.
Wanneer wordt het aanvullend pensioen uitbetaald?
De POZ volgt hier het pad van de andere tweedepijlerregelingen: uitbetaling gebeurt op het moment van pensionering, namelijk wanneer de betrokkene zijn wettelijk pensioen opneemt, of ten vroegste vanaf wanneer hij zijn vervroegd wettelijk pensioen zou kunnen opnemen indien deze vervroegde uitbetaling is opgenomen in de pensioenovereenkomst.
De klassieke mogelijkheden voor voorschotten met het oog op investeringen in onroerend goed die bestaan voor andere tweedepijlerregelingen, bestaan ook in de POZ-wet.
Fiscaal en parafiscaal regime van de POZ?
Op dit ogenblik zijn het niet de rendementen op de bijdragen die de POZ aantrekkelijk maken. Het is de (para)fiscale ondersteuning van de regeling die de doorslag geeft.
Kort gezegd, zal de zelfstandige die een beperkt bedrag wenst te besteden aan de opbouw van een aanvullend pensioen best zorgvuldig de (para)fiscale behandeling van de verschillende mogelijkheden die de tweede en derde pijler hem bieden, vergelijken. De POZ-regeling is immers niet noodzakelijk de meest optimale.
De zelfstandige met een ruimer budget komt onvermijdelijk uiteindelijk terecht bij de POZ die, wanneer de andere mogelijkheden die zijn uitgeput, als enige, ondanks de premietaks (4,4%) en de sociale bijdragen op de pensioenuitkering ( 3,55% RIZIV-bijdrage en max. 2% solidariteitsbijdrage), nog een interessante fiscale hefboom biedt voor zijn pensioenopbouw. Dit is het gevolg van de (federale) belastingvermindering aan het tarief van 30% op de bijdragen betaald binnen de 80%-grens. Het pensioenkapitaal zelf wordt belast aan 10% indien het niet vroeger wordt uitgekeerd dan de vroegst mogelijke pensioenleeftijd of naar aanleiding van het overlijden (anders aan 33%).
Conclusie
De zelfstandige die een pensioen wil kunnen genieten dat 80% benadert van zijn vroegere beroepsinkomsten, zal meerdere pensioenen in parallel moeten opbouwen: de wetgever heeft met de POZ alvast een significante bouwsteen voor dit pensioenenzelfbouwpakket aangeleverd. Het concept en het begrippenkader sluiten nauw aan bij de reeds bestaande tweedepijlerregelingen, een coherentie die de jurist kan waarderen.
Drie uitdagingen bij de regeling. Vooreerst moet de zelfstandige bepalen of de POZ in zijn strategie een optimale bouwsteen uitmaakt, wat niet steeds evident zal zijn.
Ten tweede is het “product” in de pensioenovereenkomst cruciaal, want dit zal bepalen hoeveel het pensioen uiteindelijk bedraagt. Correcte en volledige informatie van de zelfstandige is hierbij cruciaal, zowel qua rendement als qua risico’s.
Derde is de berekening van deze 80%-grens waarvan de bijzondere complexiteit niet meteen uitnodigt om met de POZ aan de slag te gaan. Idealiter vindt de zelfstandige zijn mogelijke POZ-bijdrage voor het lopend jaar gewoon terug op mypension.be. Dit zou pas een mooie aanmoediging voor de tweedepijler zijn.
Een eerdere bijdrage over het nieuwe Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW) kunt u hier lezen.
Bekijk hier ook het Advocatennet-interview met Véronique Pertry over het VAPW en het POZ:
0 reacties