Mevrouw de minister van Justitie,
Wekelijks maak ik een hoogstpersoonlijke beschouwing over de juridische actualiteit. Toen ik vernam dat u onze nieuwe minister van Justitie zou worden bekroop mij de gedachte om u een brief te schrijven, zeker na het lezen van het onderdeel over Justitie in het regeerakkoord. De techniek van open brieven is niet zonder risico. Er ontstaat al snel de gedachte dat ik mij wil meten aan Joël De Ceulaer, de oppercynicus van De Morgen, of aan Dikke Freddy, die anekdotischer maar daarom niet minder scherp de actualiteit onder vuur neemt in De Standaard. Ook ik heb de reputatie om geen blad voor de mond te nemen, wat in juridische middens eerder een manco Is.
U heeft een verleden van advocaat in een groot internationaal advocatenkantoor. Of u in die hoedanigheid veel rechtbanken gezien heeft is niet zeker, maar u heeft zeker wel enige affiniteit met Justitie. Het wordt toch nog altijd positief ingeschat dat een jurist minister van Justitie is. De doortocht van niet-juristen aan het hoofd van dat departement waren geen onverdeeld succes.
Er wordt beweerd dat het departement Justitie niet uw eerste keuze was. Het valt overigens op dat Justitie in ieder geval niet erg gegeerd was. Komt dat omdat de politici beseffen dat de rechterlijke macht een kwaaie klant is?
Het hoofdstuk “Justitie” in het regeerakkoord is beknopt en vat aan met deze zin : “Het herstel van vertrouwen in het rechtssysteem betekent dat overheden de rechtsstaat moeten respecteren”. In een voluntaristische bui zou dat aanleiding kunnen geven tot een vreugdetafereel, zoiets als “wanneer het vriest, zetten we lekker de verwarming op”, maar is het geen teken aan de wand dat dit in een regeringsverklaring nog moet worden herhaald?
De passage over Justitie gaat heel veel over strafrecht, waarbij het de bedoeling is om meer aandacht te besteden aan de slachtoffers. Er is niemand die eraan twijfelt dat slachtoffers aandacht, zorg, mededogen, opvang, begeleiding en empathie verdienen van de overheid. De vraag is echter of Justitie wel altijd de beste plek is om dat te realiseren. Het valt te hopen dat bij de concretisering van de goede voornemens er aandacht is voor een holistische aanpak die zich niet beperkt tot Justitie.
Toen de regeringsonderhandelaars zich buiten de mediatieke paden van het stafrecht begaven, waren ze allicht vermoeid, weinig geïnspireerd en zelfs zichtbaar ongeïnteresseerd. De regering gaat er prat op dat er maandenlang werd onderhandeld om alles in detail uit te werken om latere discussies tussen de diverse regeringspartijen te vermijden. Wat dan te denken over een zin als: “de regering zal, in overleg met de bevoegde actoren, oplossingen zoeken om het probleem van de gerechtelijke achterstand aan ta pakken, in het bijzonder in Brussel”. Een politieke partij gebruikte het beeld dat wanneer het brandt de politiek niet in de brandweerkazerne moet blijven, maar moet uitdrukken om te blussen. Staat het hof van beroep in Brussel niet al in lichterlaaie? Er circuleerden in de aanloop van de verkiezingen plannen om de hoven van beroep te laten samensmelten om op die manier de werkprocessen te stroomlijnen. Niets daarvan dus in het regeerakkoord.
De passage over de digitalisering van justitie is vaag, maar tegelijk gloeiend ambitieus. “We maken verder werk van een degelijke informatisering en digitalisering van ons justitieel systeem die resulteert in een overzichtelijk en logisch uitgewerkt geheel”. Goed bekkende bla bla, maar komt er ook boem boem?
Opvallend ook in het regeerakkoord: “ We werken de overgang naar beheersautonomie van de rechterlijke orde af”. Afwerken? Is die eigenlijk al effectief in gang gezet?
De rechtbanken zullen ook anders georganiseerd worden. “We maken één directiecomité per arrondissement dat gezamenlijk een beheersplan opstelt voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeids- en ondernemingsrechtbank”. In mensentaal is dat dan dat de rechtbanken met elkaar moeten samenwerken. Zijn de onderhandelaars toch niet vergeten dat “arrondissement” een andere betekenis heeft bij eerste aanleg (per provincie) en de ondernemings- en arbeidsrechtbank (per ressort)? Daar zal u als bevoegde minister toch eens moeten over nadenken.
Er is ook het plan om “minstens om de vijf jaar werklastmetingen uit te voeren bij de zittende en staande magistratuur”. Mag ik dat oude wijn in oude zakken noemen? Interessant is wel de wat wollige gedachte dat de “huidige wettelijke regeling voor kaders flexibeler moet worden door ze aan te passen aan de werklast”. Dat biedt dus de mogelijkheid om alle rechters in dit land even hard te laten werken, al is er toch die mysterieuze toevoeging dat de werklast “van rechtsgebied tot rechtsgebied kan verschillen”.
Eigenlijk is het regeerakkoord zo’n beetje een catalogus van open normen. Wanneer dat met wetten gebeurt komt dan later het verwijt dat rechters activistisch zijn door die vaagheid concreet in te vullen. Voor u als minister is de vaagheid van het regeerakkoord misschien een aanzet om activistisch, voluntaristisch en gedreven justitie op de kaart te zetten als een “efficiënt, performant, toegankelijk en klantgerichte dienstverlener”.
Uw kritische bondgenoot,
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties