Via een nieuw artikel 55bis Sw werd de thematiek van de wettelijke herhaling door de wetgever aangepakt na een arrest van het Grondwettelijk Hof. Maar dit zorgt voor een groot onderscheid bij de strafuitvoering tussen gedetineerden die al dan niet in wettelijke herhaling zijn.
Artikel 55bis in het Strafwetboek werd recent ingevoerd en is een beetje tussen de mazen van het net geglipt, maar ze heeft een enorme impact. Het gaat namelijk over de problematiek van de wettelijke herhaling, het recidiveprobleem. Wanneer iemand in staat van wettelijke herhaling was, had de rechter de mogelijkheid om een zwaardere bestraffing uit te spreken. Dat kon gaan tot het dubbele van de maximumstraf. Daarnaast moest diezelfde man of vrouw, die dus al zwaarder gestraft was door de rechter, volgens de strafuitvoering ook nog eens minstens twee derde van die straf ondergaan.
Grondwettelijk Hof
Maar hier is het Grondwettelijk Hof tussengekomen en zo werd dit op de helling gezet. In een aantal specifieke gevallen is het immers zo dat die staat van herhaling niet kon worden vastgesteld, namelijk wanneer men een misdrijf pleegde na een wanbedrijf. De wetgever ging ervan uit dat als iemand werd gestraft voor een zware misdaad die straf zo hoog was dat men geen rekening meer moest houden met de staat van herhaling. Met als gevolg dat zij die onder dat stramien vielen geen twee derde van hun straf moesten uitzitten. Volgens het Grondwettelijk Hof was dat een geval van discriminatie.
Concreet leidde dit ertoe dat iedereen gewoon één derde van zijn straf moest doen. Volgens velen een goede evolutie omdat het moeilijk uit te leggen valt dat enerzijds de staat van herhaling leidt tot een zwaardere bestraffing en anderzijds ook nog eens tot een twee derde uitvoering van de straf. Dat is eigenlijk een dubbele sanctionering.
Misdaad na wanbedrijf
Maar de wetgever heeft hier anders over geoordeeld. Er werd een nieuw artikel 55bis Sw ingevoerd, waardoor ook wanneer iemand een misdaad pleegt na een wanbedrijf en de staat van herhaling kan worden vastgesteld er zwaardere sancties kunnen uitgesproken worden. Gevolg gaat zijn dat de modus vivendi, die gecreëerd werd door het oude arrest van het Grondwettelijk Hof en iedereen binnen de gevangenismuren op één derde plaatste, op de schop gaat. Mensen die gestraft zijn en zich in een wettelijke staat van herhaling bevinden, zullen dus opnieuw twee derde van hun straf moeten ondergaan in plaats van één derde. Dit betekent een enorme impact voor een groot aantal gedetineerden.
De discussie gaat dus weer oplaaien: is het verantwoord om iemand die zwaarder gestraft werd op basis van de staat van herhaling ook nog eens twee derde van die zwaardere straf te laten ondergaan? Er zal op zeer repressieve wijze omgegaan worden met die toestand van de staat van herhaling.
Het lijkt een onherroepelijke situatie, tenzij men een van beide aanpakt en in een nieuwe wet bijvoorbeeld iedereen op één derde zou plaatsen. Dat is nu nog niet aan de orde. Met andere woorden: er is nu een groot verschil tussen gedetineerden die niet in staat van herhaling zijn en één derde van hun straf moeten ondergaan, terwijl zij die wel in staat van herhaling zijn twee derde moeten uitzitten.
John Maes
Vennoot Metis Advocaten
Bekijk hier ook het interview inzake de staat van wettelijke herhaling met meester John Maes:
0 reacties