Het Nieuwsblad interviewde recent mevrouw Sarie De Vrieze, die de reputatie zou genieten dat ze de “strengste politierechter van Gent” is. In het interview komen enkele opvallend gewaagde uitspraken aan bod, waarbij de politierechter in kwestie duidelijk prat gaat op de rigiditeit die haar rechtspraak kentekent.
Een aantal jaren geleden verscheen verkeersveiligheid eindelijk op de Europese en nationale politieke radar. Ze werd terecht meteen beschouwd als een absolute prioriteit, wat resulteerde in een opeenvolgende reeks wetgevende initiatieven die de verkeerswetgeving de afgelopen jaren aanzienlijk verstrengden.
Dat de rechtspraak van haast alle politierechtbanken te lande deze tendens terstond oppikte en een meer rigide bestraffing vooropstelde, komt niet echt als een verrassing en is een logische en legitieme stap in de strijd om de verkeersveiligheid te verhogen.
Binnen de vernieuwde rechtspraak een opmerkelijke tendens van overdadigheid af te tekenen
Toch lijkt zich binnen deze vernieuwde rechtspraak een opmerkelijke tendens van overdadigheid af te tekenen, die zich territoriaal concentreert binnen de bevoegdheidsgrenzen van het gerechtelijk arrondissement Oost-Vlaanderen.
Heeft zich daar misschien een bolwerk van strenggezinde politierechters gevestigd? Magistraten die mekaar met superlatieven bekampen in een meedogenloze concurrentiestrijd om de titel ‘strengste politierechter’ en die niet te beroerd zijn om zich in de media uit te laten met weinig fraaie quotes als: “In de cel kunnen ze [beklaagden, noot van de auteur] tenminste niet meer met de auto rijden.” Of “Ik stuur gemiddeld elke zitting een beklaagde naar de gevangenis.” En "Mensen vinden een rijbewijs zo evident. Maar dat is een gunst, geen recht.”.
Hoewel de eigenlijke inhoud van het interview (gelukkig) gematigder is, lijken de boude citaten wel enigszins representatief voor een rechtspraak die blijkbaar doelbewust een oord van toorn en tranen wil zijn, maar jammer genoeg meteen ook de gruwel van haar schaduwzijde laat opdoemen: welke advocaat kan bijna meedogenloze uitspraken nog verantwoorden tegenover een cliënt? Laat staan dat een rechtsonderhorige ze zou kunnen vatten.
Wat te denken bijvoorbeeld van de blijkbaar fel gegeerde methode om overtreders louter op basis van hun strafrechtelijk verleden, of zelfs gewoon omdat ze verstek laten, geestelijk ongeschikt te verklaren?
Wat te denken bijvoorbeeld van de blijkbaar fel gegeerde methode om overtreders louter op basis van hun strafrechtelijk verleden, of zelfs gewoon omdat ze verstek laten, geestelijk ongeschikt te verklaren? Een techniek waarbij zelfs gebeurlijke beroepsprocedures, die in werkelijkheid in groten getale worden ingesteld, rechtsonderhorigen niet uit het drijfzand halen. De beveiligingsmaatregel van artikel 42 van de Wegverkeerswet treedt immers onmiddellijk in werking en wordt niet geschorst gedurende het hoger beroep, terwijl de rolstelling van de beroepskamer – bedolven onder de hogere beroepen – alsmaar verder uitloopt.
Uiteindelijk dient ons hoogste rechtscollege tussenbeide te komen. Zo stelt het Hof van Cassatie in een recent arrest van 8 december 2023 onomwonden:
Het bestreden vonnis stelt bij de eiser een onafgebroken strafbaar gesteld en daadwerkelijk bestraft handelen vast, waarbij het kennelijk verwijst naar zijn strafrechtelijk verleden en de talrijke veroordelingen wegens verkeersovertredingen. Het oordeelt vervolgens dat dit onvermogen tot normconform gedrag de veruitwendiging vormt van zijn antisociale persoonlijkheid en zijn psychische ongeschiktheid om als bestuurder van een motorvoertuig deel te nemen aan het veeleisend hedendaags verkeer.
De rechter kan evenwel uit het enkele gegeven dat een beklaagde talrijke keren werd veroordeeld wegens niet nader gespecificeerde verkeersovertredingen niet wettig afleiden dat hij psychisch ongeschikt is om een motorvoertuig te besturen en op grond daarvan de door artikel 42 Wegverkeerswet bedoelde beveiligingsmaatregel bevelen.
Het moge duidelijk zijn: er vallen geen prijzen te winnen met een vermeende bekroning als strengste rechter. Een strenge rechter staat niet gelijk aan een goede rechter. Integendeel, een goede rechter hoéft niet per se altijd streng te zijn, maar heeft net begrip en oog voor alle strafdoelen die de wetgever vooropstelt. Of zoals de Hoge Raad voor de Justitie het omschrijft: “In zijn beoordeling van de feiten en in het nemen van zijn beslissingen dient een magistraat een evenwicht te vinden tussen empathie, medeleven, welwillendheid, nauwgezetheid en strengheid zodat zijn toepassing van het recht wordt gezien als legitiem en rechtvaardig.”
Uitspraken als “In de cel kunnen ze tenminste niet meer met de auto rijden” en “Ik stuur gemiddeld elke zitting een beklaagde naar de gevangenis” mogen dan wel stoer overkomen, ze brengen niet de juiste boodschap over. Vooral niet op een ogenblik waarop een nieuw, modern Strafwetboek wordt uitgerold dat uitgerekend het subsidiariteitsbeginsel van de straf vooropzet met de gevangenisstraf als ‘ultimum remedium’ en in haar toekomstig artikel 27 net laat optekenen: “De gevangenisstraf is de laatst te overwegen straf, die slechts kan worden uitgesproken wanneer de strafdoelen niet kunnen worden bereikt met een van de andere straffen of maatregelen waarin de wet voorziet.”
Een gevangenisstraf, die overigens sedert 1 september 2023 daadwerkelijk wordt uitgevoerd vanaf zes maanden – houdt een onnavolgbare belemmering in voor de sociale re-integratie, is ronduit verwoestend voor de sociale banden en blijkt in fine vrij ondoeltreffend. Eén van de toekomstig gecodificeerde doelstellingen van de straf is tenslotte het bevorderen van de maatschappelijke rehabilitatie en re-integratie van de dader.
Tegen die achtergrond lijkt het, wat mij betreft, weinig opportuun voor een politierechter om zegevierend de media te halen met de hoger geciteerde bedenkelijke uitspraken.
Laurens Guinée, advocaat Lawton
Dit moet alom gezegd en herhaald worden want doofheid is in die middens een kwaal geworden.
Gust Verwerft