In aanloop naar de plechtige openingszitting van vrijdag 20 oktober, heeft de Antwerpse balie op donderdag 19 oktober een druk bijgewoond colloquium georganiseerd over de Unique Selling Proposition (USP) van de advocaat.
Wat is het uniek onderscheidend kenmerk van de advocatuur?
Het colloquium heeft duidelijk gemaakt dat de advocaat de wijzigende markt moet kennen en hierop proactief moet inspelen, maar steeds gewaarborgd door de absolute kernwaarden van het beroep: onafhankelijkheid, partijdigheid, beroepsgeheim en het vermijden van strijdige belangen. Minister van justitie Koen Geens vatte het in zijn toespraak kernachtig samen: de advocaat moet het vermogen hebben om “neen” te zeggen.
Sfeerreportage colloquium ‘De USP van de advocaat’
Het colloquium werd ingeleid door stafhouder Jan Meerts, die aan de hand van enkele voorbeelden de problematiek situeerde.
Stafhouder Jo Stevens, gewezen voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies, heeft een globaal overzicht geboden; de advocaat die het gehele werkterrein bezet, van adviesverlening, over bemiddeling en onderhandeling tot het voeren van de nodige procedures en de bijstand bij de uitvoering, dit alles gewaarborgd door de wettelijk en deontologisch verankerde beroepsethiek.
Mr. Anne Ariën, stafhouder balie Turnhout, heeft de onafhankelijkheid van de balie én van de individuele advocaat onder de aandacht gebracht en stond ook stil bij de essentiële partijdigheid.
Mr. Johan Du Mongh gaf toelichting bij de strijdigheid van belangen en vicestafhouder Marco Schoups gaf een uiteenzetting over de principes van het beroepsgeheim van de advocaat.
Stafhouder Edward Janssens, voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies, zat het colloquium voor. Hij heeft een proeve van toekomstvisie over het beroep van advocaat voorgehouden.
De slottoespraak was voor minister van Justitie Koen Geens, die verduidelijking bracht over zijn plannen tot modernisering van het beroep van advocaat. De minister gaf bovendien duidelijk aan geen voorstander te zijn van vreemd kapitaal binnen de advocatenvennootschap en hij heeft de essentie van de deontologie kernachtig herleid tot het vermogen om “neen” te kunnen zeggen: neen tegen nog maar een dreiging tot strijdigheid van belangen of schending van het beroepsgeheim, neen tegen wat de advocaat niet als een gerechtvaardigde zaak ervaart, neen tegen een dossier waarbij de cliënt niet beter van kan worden.
Bekijk hierboven in het artikel de sfeerreportage van het colloquium over de USP van de advocaat, georganiseerd door de Antwerpse balie.
Of bezoek Advocatennet.be, waar u vanaf 24 oktober ook videoverslagen terugvindt van de plechtige openingszitting van Balie Antwerpen op vrijdag 20 oktober.
DE “UNIQUE SELLING PROPOSITION” VAN DE ADVOCAAT
Het is nogal “bon ton” tegenwoordig, om zich, in de sociale media of elders, te beklagen over de wijze waarop de advocatuur in het algemeen werkt, méér nog, om elke meerwaarde van dit oud beroep in twijfel te trekken, in vrij scherpe bewoordingen zelfs, b.v. in de trant van:
“Wat is de unieke meerwaarde van een advocaat? Er zijn op de markt toch ook andere actoren aanwezig (juristen, notarissen, boekhouders, bedrijfsrevisoren, bemiddelaars…) die getraind zijn, problemen oplossen en gespecialiseerd advies verlenen? Advocaten werken steeds in de schaduw van de ivoren toren van justitie: wereldvreemd, traag, inefficiënt, en niet goedkoop. Zij kunnen niet tot minnelijke oplossingen komen, omdat zij niet de vereiste “skills” hebben om te onderhandelen of te bemiddelen. Zij hebben er steeds belang bij dat conflicten escaleren i.p.v. minnelijk worden opgelost.”
Zulke weinig genuanceerde geluiden komen nochtans doorgaans niet van magistraten of van het cliënteel van de advocaten, wél van bepaalde beroepscategorieën die het pleitmonopolie van advocaten zeer graag zouden zien verdwijnen of van personen die nooit op advocaten beroep (willen) doen. Toch hebben ze zulke weerklank gevonden, dat de beroepsverenigingen van de advocatuur zich ertegen menen te moeten verdedigen en hele studiedagen wijden aan de kwestie: wat is de “unique selling proposition” van de advocaat t.o.v. andere beroepen op de juridische markt of op de markt van de dienstverlening?
Dat die vraag gesteld wordt, is nochtans niet zo vanzelfsprekend. Vraagt men b.v. ook aan de geneesheer (die ziekten of letsels behandelt en medisch advies verleent over de preventie of de behandeling ervan) wat zijn “unique selling proposition” is t.o.v.de bakker (die brood bakt en verkoopt) of t.o.v. de apotheker (die geneesmiddelen verkoopt en bereidt en hierover advies verleent)? Neen, want het gaat toch om fundamenteel verschillende beroepen?
De kritiek van buitenstaanders over de advocatuur in het algemeen, snijdt dikwijls geen hout. Blijft er in heel België nog één advocaat over, die zich niet permanent bijschoolt, géén gebruik maakt van computersoftware of smartphones en niet “a.s.a.p.” antwoordt op vragen van zijn cliënteel of van de rechtbank? Hoeveel zaken worden door advocaten in der minne geregeld voordat het tot pleidooien moet komen of tot een rechterlijke beslissing? Welke advocaat zou zijn cliënten (kunnen) tegenhouden als zij een zaak minnelijk wensen te regelen? Liggen de tarieven van Belgische advocaten niet eerder laag in vergelijking met die van de advocatuur in andere landen?
Laten we echter niet voorbijgaan aan de kern van de zaak, want ondernemers, die steeds naar meerwaarde zoeken, verwachten een concreet antwoord op hun vraag. Is de “unique selling proposition” van de advocaat t.o.v. de andere actoren op de juridische markt of op de markt van dienstverlening aan bedrijven.
misschien, zoals de verdedigers van de advocatuur soms betogen, te zoeken in de onafhankelijkheid van de advocaat, in zijn partijdigheid, in zijn beroepsgeheim, in zijn andere deontologische verplichtingen, in het vertrouwen dat hij krijgt van zijn cliënteel? Of gelegen in het bijzonder contact dat de advocaat heeft met, of zijn kennis over de specifieke activiteit van zijn cliënten?
Welneen. Al die aspecten zijn ongetwijfeld belangrijk voor het beroep van advocaat, maar vindt men ook min of meer in andere professies terug.
De mosterd kan men het best terug gaan halen in de klassieke Oudheid, meer bepaald bij M.T. Cicero (106-43 v.Chr.). Deze Romeinse advocaat vergeleek zijn beroepsactiviteit met die van de beroepssoldaat: “Spreken in rechtszaken is een zware opgave (…) daar staat een tot de tanden gewapende tegenstander, die getroffen en verslagen moet worden, daar is diegene van wie de beslissing afhangt dikwijls afwijzend of boos of, erger nog, een vriend van uw tegenstander en uw vijand. En dié man moet iets aangepraat of uit het hoofd gepraat worden(…)”.
De reden waarom men een advocaat inschakelt, en die zijn beroep zo uniek maakt, is inderdaad zijn kennis, kunde en ervaring waar het er op aankomt om voor zijn cliënteel te vechten, in de rechtbanken. Als huursoldaat weet de advocaat door noodzaak, gespecialiseerde training en gevechtspraktijk, hoe men zich het best voorbereidt op de strijd, hoe men van suggesties, beweringen, feiten, bewijsmateriaal en rechtsregels wapens maakt en hoe en in welke volgorde men ze het best gebruikt, wat de krijgskansen zijn, hoe ze kunnen keren, en dat hij steeds tot het uiterste moet gaan om in de strijd te overleven en voor zijn opdrachtgevers een zo gunstig mogelijk resultaat te behalen.
Als huursoldaat kan de advocaat als geen ander vechten voor zijn opdrachtgevers, maar hen ook een méér dan louter theoretisch/wetenschappelijk/academisch advies geven over conflict, risico’s en kansen.
Dàt is het beste argument om een advocaat in te schakelen i.p.v. andere vertrouwenspersonen op de markt.