KRIJTLIJNEN VOOR DE (VOOR-)ZORGVOLMACHT (Deel 6: (lees hier de eerste 5 delen))
6. Verplichte en mogelijke controle en tussenkomst van de vrederechter
A. Verplichte rechterlijke controle
Hoger hebben wij er op gewezen dat een beroep moet worden gedaan op de vrederechter ingeval van belangenconflict tussen de lastgever en lasthebber met het oog op de aanstelling van een lasthebber ad hoc (art. 490/2, § 1 al. 4 B.W.) in zoverre deze aanstelling niet reeds in de lastgeving was voorzien. De vrederechter handelt hier ambtshalve of op verzoek van de lastgever of iedere belanghebbende.
Deze tussenkomst van de vrederechter is ook voorzien in geval de lastgever meerdere lasthebbers heeft aangewezen en er tussen hen onderling een geschil is ontstaan dat niet conventioneel kan opgelost worden.[1] In dit geval beslecht de vrederechter het geschil in het belang van de lastgever (art. 490/2 § 1 al. 6 B.W.). De vrederechter handelt in dit geval op verzoek.
B. Mogelijke rechterlijke controle
De vrederechter kan zowel bij de aanvang van als tijdens de buitengerechtelijke bescherming tussenkomen in diverse situaties.
- Uitvoerbaarverklaring van de lastgeving – Art. 490/1 § 2 B.W.
Zoals we hoger hebben aangestipt kunnen derden (wederpartijen, notarissen, advocaten, bankiers) die met de lasthebber handelen, vragen hebben bij de uitvoerbaarheid van de lastgeving: Heeft het mandaat van de lasthebber reeds een aanvang genomen? Is de lasthebber niet wettelijk uitgesloten om het mandaat op te nemen. Bevindt de lastgever zich reeds of nog in een toestand als bedoeld in art. 488/1 B.W. (wilsonbekwaam wegens zijn fysieke of psychische toestand[2]) of 488/2 B.W. (staat van verkwisting)? Handelt de lasthebber hier niet tegen het belang van de lastgever? [3]
Rechtshandelingen die de lasthebber stelt op grond van een lastgeving die niet voldoet aan de voorwaarden om als voorzorgsvolmacht te gelden[4] kunnen nietig verklaard worden in geval van benadeling, als de lasthebber wist of had moeten weten dat de lastgever zich op dat tijdstip kennelijk bevond in een toestand als bedoeld in art. 488/1 of 488/2 B.W. De lastgever kan in voorkomend geval ook een aansprakelijkheidsvordering instellen tegen de lasthebber.[5]
Met het oog op de rechtszekerheid kan de vrederechter daarom hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de lastgever, de lasthebber, iedere belanghebbende evenals de procureur des Konings een beslissing treffen omtrent de uitvoering van de lastgeving.[6] Stelt de vrederechter vast dat de lastgever zich bevindt in de toestand als bedoeld in art. 488/1 of 488/2 B.W., dat de lastgeving beantwoordt aan het belang van de lastgever en dat de lasthebber zijn opdracht heeft aanvaard dan beveelt hij dat de lastgeving geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd overeenkomstig art. 490/2 B.W.[7] en deze beslissing wordt bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de verzoeker, de lastgever en de lasthebber.[8] In het tegenovergestelde geval kan de vrederechter, bij een met bijzondere redenen omklede beschikking, de lastgeving geheel of gedeeltelijk vervangen door een rechterlijke beschermingsmaatregel of met een rechterlijke beschermingsmaatregel aanvullen.[9] Deze maatregelen kunnen trouwens ook genomen worden indien de uitvoering van de lastgeving van die aard is dat de belangen van de lastgever in gevaar worden gebracht of indien de belangen van de lastgever hierdoor beter worden gediend.[10]
Het is zeker niet zo dat de lastgeving pas kan of mag uitgevoerd worden na een uitvoerbaarverklaring door de vrederechter.[11] De regels van de buitengerechtelijke bescherming zijn immers van rechtswege van toepassing van zodra de lastgever zich bevindt in een toestand als bedoeld in de artikelen 488/1 of 488/2 B.W.[12]
- De “alarmbelprocedure” – Art. 490/2 § 2 B.W.
De vrederechter kan te allen tijde, geheel of gedeeltelijk een einde stellen aan de lastgeving indien hij van oordeel is dat de uitvoering ervan de belangen van de lastgever in gevaar brengt of indien hij oordeelt dat een rechterlijke beschermingsmaatregel de belangen van de lastgever beter dient. De vrederechter kan verschillende wegen uit: hij kan de volmacht geheel buiten werking stellen en een rechterlijk beschermingsstatuut opleggen ofwel de lastgeving slechts gedeeltelijk beëindigen en aanvullen met rechterlijke beschermingsmaatregelen, ofwel de lasthebber bepaalde voorwaarden opleggen (voorafgaande machtiging bijvoorbeeld of te respecteren vormvereisten zoals openbare verkoop onder toezicht van de vrederechter in plaats van verkoop uit de hand enz.).
Elke beslissing waarbij de vrederechter een beschermingsmaatregel oplegt, beëindigt of wijzigt, wordt bij uittreksels bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad[13] en in het bevolkingsregister van de woonplaats van de beschermde persoon.[14]
7. Sanctieregeling en tegenstelbaarheid
A. Stelt de lastgever zelf een rechtshandeling op een ogenblik dat hij niet meer wilsbekwaam is dan kan deze rechtshandeling eventueel overeenkomstig het gemeen recht worden nietig verklaard wegens gebrek in de toestemming.
B. Werd een volmacht verleend vóór 1 september 2014 dan kon, volgens een ruime meerderheidsopvatting, deze volmacht nog gebruikt worden ook al was de lastgever intussen feitelijk onbekwaam geworden.[15] Deze volmachten eindigen ook nu niet van rechtswege, ook niet na de wijziging van art. 2003 B.W., wanneer de lastgever komt te verkeren in een toestand als bedoeld in art. 488/1 of 488/2 B.W.[16] De volmachten, verleend vóór 1 september 2014, kunnen nooit aangewend worden als buitengerechtelijke beschermingsmaatregel.[17]
C. Handelt een lasthebber op grond van een volmacht verleend vanaf 1 september 2014 die niet voldoet aan de vereisten om als voorzorgvolmacht te kunnen dienen[18] terwijl de lasthebber wist of had moeten weten dat de lastgever zich op dat ogenblik reeds bevond in een toestand als bedoeld in art. 488/1 of 488/2 B.W. dan kan de rechter die rechtshandeling nietig verklaren wegens benadeling.[19] De lasthebber moet dus controleren of zijn lastgever zich niet in dergelijke toestand bevindt op het ogenblik dat hij in zijn naam en voor zijn rekening handelt. De notaris die een akte verlijdt waarin een lasthebber optreedt op grond van dergelijke volmacht moet, als raadgever van de partijen, de lasthebber wijzen op zijn controleplicht en hem ook ondervragen over de wilsgeschiktheid van de lastgever. De notaris moet allicht niet persoonlijk de wilsgeschiktheid van de lastgever controleren.[20] Hij zal zijn ambt wel weigeren indien hij kennis heeft van de wilsongeschiktheid van de lastgever. Uit wat voorafgaat volgt ook dat derden, waaronder bankiers, vermogensbeheerders, kredietverleners enz. die over dergelijke gemeenrechtelijke volmacht beschikken in de toekomst bijzonder alert zullen moeten zijn en de wilsgeschiktheid van hun lastgever zullen moeten controleren wanneer zij handelen als lasthebbers. Ook de notarissen zullen daarmee rekening moeten houden wanneer een van hun medewerkers aangeduid wordt als lasthebber in het kader van de afhandeling van een nalatenschap, verkoop, hypothecair mandaat enz. Men kan verwachten dat dergelijke volmachten in de toekomst meer en meer onder de vorm van een (beperkte) voorzorgvolmacht zullen verleend worden. De rechter zal evenwel steeds over de nietigheidsvraag oordelen met inachtneming van de rechten van de derden die te goeder trouw met de lasthebber hebben gehandeld. Derden moeten de gezondheidstoestand van de lastgever niet controleren.[21] In ieder geval kan de lastgever de lasthebber aansprakelijk stellen voor de schade die uit zijn foutief optreden voortvloeit, onverschillig of de rechter besluit tot nietigheid van de rechtshandeling of niet.[22]
D. Voldoet de volmacht aan de vereisten om te gelden als een buitengerechtelijke bescherming dan kan de volmacht (verder) aangewend worden op het ogenblik dat de lastgever wilsonbekwaam is geworden. De lasthebber beoordeelt zelf het tijdstip waarop de lastgever komt te verkeren in een toestand bedoeld in art. 488/1 of 488/2 B.W., in voorkomend geval vastgesteld overeenkomstig de instructies die opgenomen werden in de lastgevingsovereenkomst en zijn beoordeling is tegenstelbaar aan derden te goeder trouw.[23] Dit betekent dat derden die met een lasthebber handelen niet moeten nagaan of een lastgever nog wel wilsbekwaam is. Stelt de lasthebber echter rechtshandelingen in strijd met de eventueel door de vrederechter opgelegde voorwaarden en nadere regels tot uitvoering van de lastgeving dan gelden dezelfde sancties als die welke gelden voor een rechterlijke beschermingsmaatregel.[24] Daarnaast staat ook de aansprakelijkheidsvordering open tegen de lasthebber.
E. De herroeping van de lastgeving waarvan alleen aan de lasthebber werd kennis gegeven, kan niet worden tegengeworpen aan derden die, daarvan onkundig zijnde, met hem hebben gehandeld maar de lastgever heeft wel verhaal op de lasthebber.[25]
Auteurs: erenotaris Johan Verstraete en de heer Karl Ruts
Dit artikel is het laatste deel in een zesdelige reeks van erenotaris Verstraete omtrent de voorzorgvolmacht. Lees hier ook deel 1 t.e.m. 5.
Meer lezen over financiële zorgvragen? Bestel dan hier het boek ‘Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen‘, uitgegeven door Mijnwetboek.be.
Referenties:
[1] F. SWENNEN, o.c., p. 570 nr. 24.
[2] K. ROTTHIER, o.c., p. 187 nr. 23.
[3] K. ROTTHIER, o.c., p. 256 met verwijzing naar Amendement nr. 11, R. TERWINGEN, Parl.St. Kamer 2010-2011, doc. 53, 1009/002, 8.
[4] Om als voorzorgvolmacht te kunnen gelden moet, zoals hoger aangegeven, de lastgeving een buitengerechtelijke bescherming beogen, geregistreerd zijn in het Centraal Register en mag de lasthebber niet rechtens uitgesloten zijn.
[5] Art. 490/1 § 3 B.W.
[6] Art. 490/1 § 2 al. 1 B.W. – zie hoger.
[7] Het is merkwaardig dat deze bepaling de vrederechter niet verplicht om ook na te gaan of de lastgeving werd geregistreerd in het Centraal Register.
[8] Art. 490/1 § 2 al. 2 B.W.
[9] Art. 490/1 § 2 al. 3 B.W.
[10] Zie hierna: “de alarmbelprocedure” – Art. 490/2 § 2 B.W.
[11] F. SWENNEN, o.c., p. 570 nr. 25; – K. ROTTHIER, o.c., p. 256. Zie echter: A. DEMORTIER en T. VAN HALTEREN, o.c., p. 432 e.v.
[12] T. WUYTS, o.c., p. 104 nr. 26; – F. SWENNEN, o.c., p. 570 nr. 22.
[13] Art. 1249 Ger. W.
[14] Art. 1249/1 Ger. W.
[15] Zie o.m. J. BAEL, o.c., p. 10 nr. 18; – C.S.W.-verslag A. WYLLEMAN bij dossier 4397 (nog niet gepubliceerd).
[16] ‘De inwerkingtreding en het overgangsrecht’ in P. SENAEVE, F. SWENNEN en G. VERSCHELDEN (eds.), Meerderjarige beschermde personen, Die Keure (2014), p. 281 nr. 592.
[17] P. SENAEVE, o.c., p. 281 nr. 592.
[18] Dit wil zeggen een volmacht die niet tot doel had om te gelden als voorzorgvolmacht of een voorzorgvolmacht die nog niet geregistreerd was in het Centraal Register op het ogenblik dat de lastgever wilsonbekwaam is geworden of een voorzorgvolmacht verleend aan een lastgever die niet als dusdanig kan optreden (zie art. 490 en 490/1 § 1 B.W.).
[19] A. WYLLEMAN, o.c., p. 42 nr. 90.
[20] A. WYLLEMAN, ibidem.
[21] A. WYLLEMAN, o.c., p. 42, nr. 90.
[22] Art. 490/1 § 3 al. 2 B.W.
[23] Art. 490/1 § 3 al. 1 B.W.; – zie ook art. 2005 al. 2 B.W.
[24] Art. 490/2 § 2 al. 1 B.W. juncto art. 493 B.W. – zie ook F. SWENNEN, o.c., Deel II, p. 613 nr. 102; – K. ROTTHIER, o.c., p. 192 nrs. 55-57.
[25] Art. 2005 al. 1 B.W.
0 reacties