Advocaat, een prachtberoep. Ongegeneerd tegen alles kunnen zijn. Kalender voor instaatstelling? Nope, ik bepaal zelf wanneer ik concludeer. Syntheseconclusie? Neen, wat is er mis met drie conclusies samenlezen en de zeven verschillen zoeken? Grievenformulier in strafzaken? Waar gaat deze wereld heen als men in strafzaken nu ook al anarchie bant? Salduz? Maar enfin, alsof dat iets uitmaakt. Btw? Zal ’t gaan, ja? (met DDT-intonatie) Een nieuw BW? Alsof er wat mis was met de editie van Napoleon… . Zalig toch, alsof we collectief opstandige kleuters blijven en het groentebord wegduwen, niet omdat we het niet lekker vinden, maar omdat het altijd leuk is als uitgangspunt tegen iets te zijn. “Le plaisir de caresser à rebrousse-poil.” Het verbindt ons.
Toegegeven, dat is een beetje overdreven. En blind voor het positieve van die houding: want wie gedegen kritisch kijkt naar het overheidsoptreden, kan af en toe een cliënt uit de kaken van de te bijtgrage macht sleuren. Maar veralgemeend en doorlopend boos zijn op de wereld om ons heen helpt ons misschien niet altijd vooruit.
Denk daarbij aan onze plaats, als beroepsgroep in het economisch weefsel van onze samenleving. Tenzij u rijk bent geboren (het is u gegund, alhoewel u er geen enkele verdienste aan hebt) of rijk bent getrouwd (het is u ook gegund en u verdient onze uitgebreide felicitaties), werkt u voor het brood op uw plank. Kan men als advocaat een onmisbare maatschappelijke rol opnemen en ook een vis in de economische vijver zijn?
Wij, als beroepsgroep, ondergaan dezelfde economische wetmatigheden en evoluties als alle andere dienstenaanbieders, willen of niet
De advocaat boetseert mee de samenleving met de klei van de economie aan zijn vingers
Wel, het antwoord is simpel: de onmisbare maatschappelijke rol opnemen, daar kiest men vrijwillig voor. Vis zijn in het economisch water, dat ondergaat de vis. De vis kiest zijn water niet, hij kan vechten tegen de stroom, of er tegenin zwemmen, maar hij bepaalt de stroom niet. Evenmin kiest de advocaat de economie van de samenleving waarin hij werkt en leeft. En als de advocaat zou denken dat er speciaal water voor hem alleen is, dan vergist hij zich.
Anders gezegd, wij, als beroepsgroep, ondergaan dezelfde economische wetmatigheden en evoluties als alle andere dienstenaanbieders, willen of niet. Hoewel we lang niet hebben gewild zou het dus, voor de verandering, eens een originele invalshoek zijn om voor een keer niet met weemoed achterom te kijken wanneer we vooruit moeten.
Wanneer we het hebben over ons ingebakken neen-zeggen tegen iets nieuws, moeten we dan niet bekennen dat het soms een beetje een aangenomen houding is? Is er geen verschil tussen wat we openlijk zeggen en wat we uiteindelijk doen? En zal dat, wat de toekomst ons brengt, ook niet gewoon zo zijn? Inderdaad, het is een maatschappelijke en economische wetmatigheid dat wie de vernieuwingen afwijst zijn eigen graf delft. En collectief harakiri plegen, dat zien we ons niet zo snel doen. En dus zullen we evolueren. Ten minste een deel van ons.
De cliënt jaagt de lucht van de economische realiteit in het advocatenkantoor
De vraag is: wie bepaalt hoe we evolueren? Het antwoord is simpel, maar niet opbeurend (gevoelige zielen kunnen nu beter stoppen met lezen). Niet wij bepalen de toekomst, ook niet de onze. We ondergaan die. We passen ons daaraan hoogstens aan. Of we geven er een (advocaten)antwoord op. Maar het zijn – excuus voor het provocerende toontje – enkel de cliënten die onze toekomst bepalen. Lust de cliënt geen pap van wat we doen of aanbieden, dan zijn ze weg. Altijd zo geweest, zal altijd zo zijn.
Doen wij niet wat de cliënt belangrijk vindt, dan zoekt hij wel elders wat hij mist. “Quand il y a mariage sans amour, il y aura amour sans mariage.” Dat geldt ook in het huwelijk tussen advocaten en cliënten. Of dacht u dat het al jarenlang alsmaar meer afnemend aantal nieuw ingeleide zaken werkelijk niets te maken heeft met de rechtspleging, en dus ook niets met ons of met onze dienstverlening, maar wel met genetische manipulatie om het conflict-gen uit ons DNA te filteren? Waarom zijn notarissen, banken, verzekeringsmaatschappijen, consumentenverenigingen, sociale secretariaten, belastingadviseurs, consultants, boekhouders of bedrijfsrevisoren en talloze anderen in bepaalde belangrijke takken van het recht geruisloos de dossiers van ons bureau komen wegritsen? Heeft dat opnieuw werkelijk niets met wat wij zijn of deden te maken? Zou het echt niet kunnen dat (al lang geleden) cliënten bepaalde signalen uitzonden en onze voelsprieten op een verkeerde frequentie afgesteld stonden? En wij dus de vraag, de wens of het verlangen van cliënten om dingen anders te doen (transparanter, voorspelbaarder, goedkoper, efficiënter, vriendelijker, sneller, etc.) niet zagen?
Dat gebakkelei tussen de grote advocatenkantoren van Brussel en de echte advocaten van elders. Al veertig jaar lang duurt dat gejammer. Get a life. De realiteit is anders.
Dogma 1: De échte advocaat opereert zichzelf
De tegenstanders van de beslissende stem van de cliënt hebben doorgaans een mantra: het beeld van de advocaat die zich gedwongen naar de grillen van zijn cliënten plooit, is misschien waar voor de grote kantoren, maar de “echte” advocaten bepalen zelf hoe ze zich organiseren en hoe ze hun diensten aanbieden; de cliënt heeft niets of toch niet zoveel te willen. En daar gaan we weer. Dat gebakkelei tussen de grote advocatenkantoren van Brussel en de echte advocaten van elders. Al veertig jaar lang duurt dat gejammer. Get a life. De realiteit is anders.
Wat u en wij vandaag van onze telecomoperator, vastgoedmakelaar, hotelaanbieder, koetswerkbedrijf, computerboer en honderden anderen in een b2c-verhouding eisen, is niets anders dan wat twintig jaar geleden de norm werd in de b2b-relatie. Wie de toekomst van de advocatuur wegzet als iets dat alleen de grote spelers aanbelangt, maar de Vlaamsche advocaat voor de rest niet zal raken, die dwaalt vreselijk.
Dogma 2: Onze deontologie beschermt ons tegen de gevaarlijke straling van de vernieuwing
Neen, aandacht voor de socio-economische stromingen en de maatschappelijke omwentelingen betekent niet dat wat onze unique selling proposition is – een excellent en ethisch korps dat zich de rechtvaardigheid van de samenleving aantrekt – op de schop moet. Niets van onze deontologie hoeft enkel omwille van de evolutie en de toekomst van het beroep op de schop.
Wel mogelijk is dat we onze deontologie rechtsconformer moeten maken. Het kan zeker zo zijn dat dingen die we vanuit de buik anders aanvoelen, bij juridische analyse, bijvoorbeeld in het licht van de primauteit van het supranationaal recht, geen stand meer houden. Inderdaad, een deontologische norm kan wat verbieden, maar dan moet dat in een specifieke context noodzakelijk zijn, wat niet hetzelfde betekent als het behouden wat vroeger bestond. Beperkingen opleggen aan wat we kunnen of mogen doen, moet door de regelgever worden gerechtvaardigd zijn "uit hoofde van doelstellingen van algemeen belang" (art. 6 Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen). En dus kan het zijn dat het hogere recht wel dingen toelaat die onze deontologie verbiedt. Een deontologische regel of een handelen van een deontologische overheid is bijgevolg niet vanzelfsprekend juridisch juist, omdat die regel of overheid van deontologische aard is. Een advocaat moet effectief een beslissing van de stafhouder kunnen aanvechten voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter (lees: de stafhouder is niet onfeilbaar en heeft geen onaantastbaarheidsaureool boven zijn hoofd (GwH 30 november 2023, nr. 168/2023)). En de OVB mag net zomin als andere publiekrechtelijke instellingen de openbaarheid van bestuursdocumenten, zoals gewaarborgd door de Grondwet, naast zich neerleggen (Rb. Brussel (Nederlandstalig) 20 november 2023, Stevens/OVB, onuitg.). We kunnen dus niet meer antwoorden dat de rechtsregels niet voor ons, maar wel voor de anderen gelden.
Ook deontologie is recht. Dus het kan zijn dat een rechtsregel die altijd van ons was, door het Europees recht of een arrest van het Luxemburgs Hof, of het EHRM, godbetert, wordt teruggefloten
De principiële primauteit van de hogere norm erkennen is geen schande, dat is het lot van elke rechtsregel. En ook deontologie is recht. Dus het kan zijn dat een rechtsregel die altijd van ons was, door het Europees recht of een arrest van het Luxemburgs Hof, of het EHRM, godbetert, wordt teruggefloten. Er zijn maar twee opties als dat gebeurt: ofwel buigt men het hoofd – de regelgever van ons beroep sloeg de bal mis –, erkent men de juridische primauteit van de hogere norm en heeft men eerbied voor (het gezag van) de hoogste rechters, ofwel probeert men de scheidingspapieren getekend te krijgen en stapt men uit de EU of de Raad voor Europa.
Dogma 3: De echt onafhankelijke advocaat blijft immuun en doof voor cliëntengrillen
Dat betekent dus dat de roep van de cliënt om dingen anders te willen, niet automatisch een aanfluiting van onze deontologie is. Het is dus niet zo dat omdat men de diensten en de organisatie op de vraag van de cliënt afstemt, men – bijvoorbeeld – geen onafhankelijk advocaat meer is.
Is het fout dat een cliënt nu, meer dan ooit, vooraf zijn (potentiële) advocaat wikt en weegt (lees: hem laat opdraven) – zoals we al jaar en dag doen met architecten bijvoorbeeld – om in de precontractuele fase uit te leggen hoe hij tegen de zaak aankijkt en voorstelt ze aan te pakken? Is een beauty contest of pitch of de gunning van een overheidsopdracht iets dat alleen voor de grotere structuren opgaat? Natuurlijk niet. Bij uitstek zijn aanbestedingen de techniek om markten open te breken en kleinere dienstenaanbieders toegang te geven tot interessante opdrachten waarbij ze ten volle hun troeven kunnen uitspelen: flexibeler, goedkoper, persoonlijker, bereikbaarder, enzovoort.
En eigenlijk is ook daar niets nieuws onder de zon. Wat is een review op Google, een openlijke beoordeling van hoe we zijn via Facebook of Instagram, anders dan de oude mond-op-mondaanbeveling, buiten het feit dat het nu een duizendvoudige impact op ons doen of laten heeft? Elke cliënt zal zijn voorafgaande marktonderzoek doen en elke cliënt heeft de kans uit te vissen welk vlees hij in de kuip heeft vooraleer hij een opdracht geeft.
Is een advocaat niet meer onafhankelijk als het grootste deel van zijn cliënten zo te werk gaat? Is er dan wat loos met onze deontologie als we dat ondergaan? We zien het probleem niet. Hoe afhankelijk was de oude abonnementsadvocaat wel niet wanneer hij quasi exclusief een abonnementscliënt bediende? Vanzelfsprekend zal elke advocaat, groot of klein, vermijden dat zijn economisch welslagen afhangt van de beslissing van een (grote) cliënt. Dat probleem is voor elke advocaat gelijk en elke advocaat, zoals elke ondernemer, spreidt zijn risico’s. Of zit op de blaren …
Conclusie: ook morgen zullen (sommige) cliënten ons toch nog omarmen
Vandaag scoort de advocaat niet de beste punten wanneer die alleen maar goede juridische bijstand aanbiedt. Het totaalplaatje moet kloppen. Als – (toegegeven) grote(re) – cliënten vragen dat een advocatenkantoor een ESG-policy heeft (Environmental, Social and Governemental), dan betekent dat evenzeer dat onze kleiner behuisde confraters ook weten wat de rechtzoekende drijft, wat die ethisch nog wil en niet wil. We weten allemaal dat de keuze van het type advocaat ook bepalend is voor de boodschap die een cliënt wil brengen of hoe hij bij de rechter te boek wil staan. Het bewust zijn van dat belang betekent dus ook dat zelfs wie op eigen benen staat en werkt, dat belang onder ogen ziet en op zijn kantoororganisatie of dienstenaanbod betrekt.
Die vaststelling treft ook het wezen van ons dienstenaanbod, in het bijzonder hoe wij onze diensten inhoudelijk produceren. Het is een open deur intrappen dat we vandaag niet meer kunnen beweren dat de rechtzoekende in de eerste plaats bij ons terecht moet om te weten wat het recht is. Er zijn – alhoewel die zeker niet volmaakt zijn (maar dat zijn wij ook niet) – efficiëntere, toegankelijke en vooral goedkopere bronnen om te weten wat een rechtsregel is en wat die betekent: het internet is uw vriend. Goed, dan zit men bij ons gebeiteld voor het verwerken van feiten en rechtsregels, lees: het schrijven van recht. Dat is ons ding en niemand pakt het ons af, toch?
Patrick Hofströssler en Liselotte Dupont
Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Today’s Lawyer. Het tweede deel leest u binnenkort via Jubel.
Pittige en terechte analyse! Laat ons een voorbeeld nemen aan de gezondheidszorg. Die werkt beter en heeft daarom meer werk. De angst van sommigen dat een meer performante justitie zou leiden tot minder billabels, is de slechtste van alle raadgevers. Het probleem is niet dat er te weinig juridische problemen zouden zijn. Wel dat justitie en de advocatuur te weinig als de oplossing voor die problemen worden gezien.