Stel dat u plots opmerkt dat de voorzitter van een voetbalclub in een restaurant zit te eten met de scheidsrechter die ’s anderendaags de match fluit van de ploeg van de clubvoorzitter. U begrijpt meteen dat zoiets niet kan. Nog los van wat de reglementen daarover zeggen, voelt iedereen aan dat dit niet erg ethisch zou zijn. Of, zo u wil, een schoolvoorbeeld is van deontologisch onverantwoord gedrag.
Het probleem kende te veel vertakkingen en dus werd de deontologie maar gerelativeerd. Het blijkt iets voor losers te zijn.
Ik ging er tot enkele dagen geleden van uit dat zoiets evident was. De media hadden de afgelopen dagen een vette kluif met de perikelen rond Bpost en dat deed mij toch aarzelen over de evidentie van die deontologische evidenties. De journalisten die stukken maakten over de dagelijks gelekte informatie verschilden van mening. In De Morgen was er een duidelijk andere lezing van de gebeurtenissen dan in De Tijd en in De Standaard. Op die manier ontstond de indruk dat niet iedereen de sense of urgency inzag, want de informatie kwam van een ontslagen CEO en de situatie was niet nieuw. Uiteindelijk beslisten ook de politici om er niet te zwaar aan te tillen en de positie van de bevoegde vicepremier kwam nooit echt in gevaar. Het probleem kende te veel vertakkingen en dus werd de deontologie maar gerelativeerd. Het blijkt iets voor losers te zijn.
Een minister beschikt over een politiek kabinet, waar dus niet enkel gedetacheerde ambtenaren actief zijn. Er worden ook mensen uit het bedrijfsleven gedetacheerd, waarvan dus sommigen ook nog eens door hun werkgever doorbetaald blijven om op dat kabinet te gaan werken. Heeft een werknemer dan evidenterwijze toch ook een loyaliteitsplicht ten aanzien van zijn werkgever, of mis ik iets? Je kan toch moeilijk van die werknemer verwachten dat wanneer die op de stoel van kabinetsmedewerker zit, plots gaat ageren tegen zijn werkgever? In allerhande deontologische codes (al dan niet verankerd in wetgeving) staat geschreven dat zelfs maar de schijn van belangenvermenging uit den boze is. De commentaar dat dit een oud zeer is en dit al jaren gebeurt maakt het alleen nog maar erger. Het betekent dus dat de scheidsrechter al dikwijls voor de match is gaan eten en omdat het al zo vaak gebeurt er niets tegen kan worden ondernomen. Mag ik dat hallucinant vinden?
In allerhande deontologische codes (al dan niet verankerd in wetgeving) staat geschreven dat zelfs maar de schijn van belangenvermenging uit den boze is.
Het gaat nog verder. Die kabinetsmedewerkers zijn betrokken bij dossiers waarin hun werkgever belangen heeft. Hoe iemand dit kan vergoelijken zegt veel over de vaststelling dat “deontologie iets voor losers is” in de politiek een breed draagvlak kent. Met die ingesteldheid heeft het zelfs geen zin om het in een wet vast te leggen, want die zal dan hopeloos complex moeten zijn om de achterpoortjes te sluiten en daarmee al meteen de nooduitgangen vrijlaten voor de sjoemelaars van deze wereld. De ganse politieke klasse heeft nu boter op het hoofd door deze situatie niet alarmerend te vinden. Dat een partijvoorzitter met de door hem benoemde voorzitter van een beursgenoteerd bedrijf vooraf de bedrijfsstrategie bespreekt zal, zo mag toch gehoopt worden, bij de raad van bestuur van dat bedrijf wel de wenkbrauwen doen fronsen, maar misschien krijgen begrippen als corporate governance en onafhankelijkheid ook daar een nieuwe dimensie. Het is allicht een voorbeeld van hoe deontologie evolutief is en zich moet aanpassen aan de tijdsgeest. Is de vroeger zo verketterde oude politieke cultuur terug van nooit helemaal weg geweest? Deontologische beginselen als onafhankelijkheid en integriteit zijn voor sommigen misschien oudmodisch, maar ze zijn wel fundamenteel indien het de bedoeling is om de burger vertrouwen te doen krijgen in de instellingen.
Ook advocaten hebben deontologische regels. Daar zit soms wel wat ballast in die regels, maar de essentiële regeling gaat over de vrijwaring van de onafhankelijkheid. Wanneer de advocaat adviseert moet hij de belangen van de cliënt voor ogen hebben en niet deze van anderen. Dus ook niet zijn eigen belang. In Nederland werd een advocaat door de tuchtoverheid op de vingers getikt omdat die betaald werd door een werkgever met de vraag een onafhankelijk rapport op te stellen over het pesten op het werk bij die werkgever. Daar werd toen geoordeeld dat een advocaat niet én voor de werknemer én voor de werkgever kan optreden omdat die daarmee aan dat verslag een valse schijn van onpartijdigheid zou geven. Misschien is deontologie toch niet enkel iets voor losers, al moet er gezegd dat het nog maar zeer de vraag is of dezelfde casus in België ook tot een zelfde oordeel zou leiden.
Hugo Lamon
Lees hier eerdere columns van Hugo Lamon
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen de juridische en fiscale wereld?
Volg Jubel.be op LinkedIn
0 reacties