Onze arbeidsrechtbanken en -hoven doen met de regelmaat van de klok uitspraak over geschillen waarin de doelgroepvermindering centraal staat. Een doorsnee betwisting dient zich aan als volgt: een werkgever werft zijn eerste werknemer aan en vraagt – al dan niet op aanraden van zijn sociaal secretariaat – een doelgroepvermindering aan. Ter gelegenheid van zulke aanvraag vindt er geen a priori controle plaats of de werkgever wel aan de wettelijke voorwaarden voldoet om van deze vermindering te kunnen genieten. Controles hierop vinden maar plaats achteraf en dat tot soms drie jaar na de toekenning (Arbeidshof Gent (afd. Brugge) 10 november 2022, TGR 2023, 151-164).
Doelgroepvermindering is nog niet verworven
Een toegekende bijdragevermindering is dus niet verworven. Dit maakt dat het soms hard ontwaken is voor werkgevers die, volledig te goeder trouw, gebruik hebben gemaakt van de bijdragevermindering en dan plots een brief ontvangen van de RSZ waarin te lezen is dat ze hier ten onrechte gebruik van hebben gemaakt en ze de onbetaald gebleven sociale bijdragen alsnog moeten betalen. De werkgever die het hier niet mee eens is, kan uiteraard naar de arbeidsrechtbank trekken maar ondertussen worden bestaande budgetten op losse schroeven gezet en heerst grote onzekerheid.
Een technische bedrijfseenheid
De belangrijkste reden voor de RSZ om een genoten doelgroepvermindering te annuleren, is dat de beoogde doelstelling van meertewerkstelling niet wordt gerealiseerd. Volgens de wet moet de meertewerkstelling worden afgemeten op het niveau van de ‘technische bedrijfseenheid’ waarvan de aanvrager deel uitmaakt. Dit cruciale begrip werd tot voor kort niet wettelijk omschreven. Enkel aan de hand van de parlementaire voorbereiding kon men afleiden dat de wetgever wilde vermijden dat een loutere aanpassing van het juridisch statuut van de werkgever zonder reële creatie van werkgelegenheid, het recht op een doelgroepvermindering zou openen. Enter de rechtspraak.
Om tot het bestaan van een ‘technische bedrijfseenheid’ te kunnen besluiten, vereist de rechtspraak de gelijktijdige aanwezigheid van sociale én economische criteria. Meer bepaald zullen de arbeidsgerechten nagaan of er een sociale en economische verwevenheid bestaat tussen de geviseerde ondernemingen.
Sociale verwevenheid
Van sociale verwevenheid is doorgaans sprake wanneer in beide ondernemingen dezelfde werknemers werkzaam zijn geweest of indien er gemeenschappelijke bestuurders zijn.
Economische verwevenheid
De economische verwevenheid slaat op de bedrijfsactiviteit in de geviseerde ondernemingen en of die identiek, gelijkaardig of op zijn minst aanvullend is. Het is vooral hier dat het schoentje knelt. Eerder dan een onderzoek op het terrein uit te voeren, baseert de RSZ zich hoofdzakelijk op informatie die hij in allerhande publieke databanken kan terugvinden: de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO), de Nacebel-code, het maatschappelijk doel van ondernemingen zoals dat blijkt uit het Belgisch Staatsblad, Dimona-aangiftes, … Van zodra voldoende data in dezelfde richting wijzen, leidt de RSZ hier economische verwevenheid uit af. Het verhoren van bestuurders of werknemers of het afleggen van een bedrijfsbezoek, lijkt dan overbodig.
Statische informatie in databanken
Echter, ondernemingen zijn dynamische organisaties die zich voortdurend moeten aanpassen aan een steeds veranderende omgeving. De feitelijke situatie op het terrein dreigt het niet zelden te moeten afleggen tegen de statische informatie opgeslagen in allerhande overheidsdatabanken. Laattijdige aanpassingen van eerder opgeslagen overheidsdata dreigen zo cash te worden betaald. Bovendien zijn niet alle bedrijfsdata waarover de overheid beschikt even dienstig om discussies over doelgroepverminderingen te beslechten zoals verder zal blijken.
Bij nazicht van de gepubliceerde rechtspraak ontkomt men niet aan de vaststelling dat de arbeidsgerechten een groot soortelijk gewicht toekennen aan de door de overheid opgeslagen informatie waarvan ze aannemen dat deze een getrouw beeld oplevert van de werkelijke bedrijfsactiviteit.
Arbeidshof Gent gaat in tegen negatieve trend
Het arrest van het Gentse arbeidshof van 10 november 2022 vormt dan ook een welgekomen uitzondering op deze voor ondernemingen eerder negatieve tendens in de rechtspraak.
In casu leidde de RSZ het bestaan van economische verwevenheid af o.m. op basis van het feit dat de twee geviseerde (mode)ondernemingen dezelfde Nacebel-code droegen. De Nacebel-code is de Belgische variant van een op Europese leest geschoeide nomenclatuur (de Nace-code) die toelaat om bedrijven in te delen in sectoren. De toekenning van de Nacebel-code gebeurt door de RSZ (RSZ-dienst statistiek) op basis van de gegevens die de onderneming aanreikt. Ze levert geen rechten op voor de ondernemingen en brengt evenmin verplichtingen voor hen mee. Ze dient vooral als hulpmiddel voor het opstellen van economische statistieken en overzichten.
In de zaak waarover het arbeidshof zich moest uitspreken was de eerste onderneming actief als producent van een eigen kledinglijn en verdeler via de detailhandel terwijl de tweede onderneming een klassieke damesboetiek betrof.. Beide ondernemingen beschikten allebei over eenzelfde Nacebel-code wat volgens de RSZ aantoonde dat er sprake was van economische verwevenheid. Het arbeidshof is het hier niet mee eens en oordeelt dat beide ondernemingen “((…) niet zomaar op één hoopje mogen worden gegooid om de eenvoudige reden dat ze allebei actief zijn binnen eenzelfde (mode)sector. Geïntimeerde (RSZ, nvdr) heeft zich blindgestaard op enkele theoretische aspecten, terwijl de wérkelijke bedrijfsactiviteit richtinggevend moet zijn.”
Annuleren doelgroepvermindering: grondig onderzoek nodig
Aan elke beslissing van de RSZ om een doelgroepvermindering te annuleren, moet een grondig onderzoek voorafgaan. Informatie samenvoegen waarover de overheid al beschikt, kan daarbij zeker een rol spelen maar deze vorm van gegevensanalyse ontslaat de RSZ niet van zijn verplichting om – zeker in geval van betwisting – een meer gedegen onderzoek te voeren.
Ten slotte: sinds 1 januari 2022 heeft de wetgever het begrip ‘technische bedrijfseenheid’ wettelijk omschreven. Het is de eenheid bestaande uit meerdere juridische entiteiten, met een aantoonbare sociale band door middel van één gemeenschappelijk persoon, ongeacht zijn functie binnen die entiteiten en met een gemeenschappelijkheid die zich uit in een simultane of historische socio-economische verwevenheid respectievelijk simultane of historische technische bedrijfseenheid genoemd (artikel 343 van de Programmawet (I) van 24 december 2002 zoals ingevoerd bij Programmawet van 27 december 2021). De hierboven geformuleerde bedenkingen blijven ook na deze wetswijziging overeind.
Steven Renette, advocaat-vennoot Mploy
Lees andere stukken van Steven Renette
0 reacties