Dossier levensverzekeringen: Taxatie in de erfbelasting (Vlaams Gewest) van het kapitaal dat wordt uitgekeerd door overlijden

Door Cazimir

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 01/10/2019 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Heeft u de andere delen van dit dossier op Jubel gemist? U leest het artikel over de impact van het nieuwe erfrecht hier. Het artikel over Het huwelijksvermogensrechtelijk statuut van individuele levensverzekeringen, vindt u hier

De figuur van de individuele levensverzekering wordt dikwijls gezien als een techniek van vermogensplanning. Cruciaal is de vraag naar de taxatie in de erfbelasting. Dit artikel heeft enkel betrekking op de regelgeving in het Vlaams Gewest.

Fictief legaat

In de praktijk wordt via de figuur van de individuele levensverzekering dikwijls een kapitaal opgebouwd. Wanneer het kapitaal van een individuele levensverzekering wordt uitgekeerd naar aanleiding van het overlijden van de verzekerde (zijnde de erflater), wordt deze uitkering in principe belast in de erfbelasting als een fictief legaat, op grond van artikel 2.7.1.0.6. Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF).

De VCF voorziet evenwel in enkele uitzonderingen (zoals bijvoorbeeld het kapitaal van een groepsverzekering betaald door werkgeversbijdragen dat wordt uitgekeerd aan de langstlevende echtgenoot of kinderen jonger dan 21 jaar).

Bovendien is het mogelijk dat de erflater het voordeel uit de levensverzekering toekent aan de begunstigde in ruil voor een tegenprestatie. Hierdoor zal er geen erfbelasting verschuldigd zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bepaalde uitvaartverzekeringen, waarbij de uitkering aan de begrafenisondernemer toekomt in ruil voor zijn diensten.

Wie is verzekeringnemer?

Wanneer een uitkering gebeurt door het overlijden van de verzekerde, moet een onderscheid worden gemaakt in functie van de persoon die het levensverzekeringscontract heeft afgesloten (i.e. de verzekeringnemer).

→ Eerste hypothese: de erflater (of diens echtgeno(o)t(e)) is de verzekeringnemer van het verzekeringscontract

1. Erfbelasting

Wanneer de erflater het levensverzekeringscontract heeft afgesloten op zijn hoofd (deze was aldus zelf zowel verzekeringnemer als verzekerde), zal de uitkering aan de begunstigden van de polis belast worden in de erfbelasting.

Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van volgend voorbeeld. Vader onderschrijft een verzekeringscontract met zichzelf als verzekerd hoofd en de kinderen als begunstigden bij overlijden (een zogenaamde AAB-polis). Vader overlijdt en de polis komt tot uitkering. De kinderen zullen erfbelasting verschuldigd zijn op deze uitkering.

Was vader echter gehuwd, speelt het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten een belangrijke rol. Wanneer vader gehuwd was onder een gemeenschapsstelsel en zijn echtgenote werd aangeduid als begunstigde (bij overlijden), zal zijn echtgenote belast worden in de erfbelasting. Echter, het bedrag waarop de erfbelasting zal worden berekend, hangt af van de wijze waarop de premies werden betaald.

  • Werden de premies betaald met gemeenschappelijke gelden, wordt de helft van de uitkering belast in de erfbelasting. Er bestaat evenwel een vermoeden dat wanneer echtgenoten gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel, de premies betaald werden met gemeenschapsgelden.
  • Werden de premies betaald met eigen gelden van vader (verzekeringnemer en verzekerd hoofd), wordt de uitkering volledig belast in de erfbelasting. Dit tegenbewijs zal geleverd moeten worden door de fiscus.
  • Werden de premies betaald met eigen gelden van moeder (begunstigde), wordt de uitkering niet belast in de erfbelasting (in de nalatenschap van vader). Dit tegenbewijs zal geleverd moeten worden door moeder.

Belangrijk is wel dat dit artikel enkel speelt wanneer één van de echtgenoten (gehuwd onder een gemeenschapsstelsel) verzekeringnemer is en deze zichzelf of de andere echtgenoot aanduidt als begunstigde. Wanneer de begunstigden van de polis de kinderen zijn, is het aldus irrelevant of de premies met gemeenschappelijke, dan wel eigen gelden werden gefinancierd. De uitkering zal volledig worden belast in hoofde van de kinderen, ongeacht met welke gelden de premies zouden zijn betaald.

Dit principe geldt ook wanneer de langstlevende echtgenoot (gehuwd onder een gemeenschapsstelsel) een levensverzekeringscontract heeft afgesloten en zichzelf heeft aangeduid als begunstigde (een zogenaamde ABA-polis). Bijvoorbeeld sluit moeder een levensverzekeringscontract af op hoofd van vader met zichzelf als begunstigde. Deze uitkering zal belast worden in de erfbelasting op het ogenblik dat vader overlijdt. De waarde waarop de erfbelasting wordt berekend, hangt opnieuw af van de wijze waarop de premies werden betaald.

Opgelet, wanneer echtgenoten gehuwd zijn onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen, en moeder sluit hetzelfde levensverzekeringscontract af (ABA-polis), zal er geen erfbelasting verschuldigd zijn op de uitkering.

2. Vergoedingsregels

In onze bijdrage inzake de impact van het nieuw huwelijksvermogensrecht op de huwelijksvermogensrechtelijke kwalificatie van de individuele levensverzekering, verwezen we reeds naar het feit dat in welbepaalde gevallen het levensverzekeringscontract een eigen goed is van de langstlevende echtgenoot (gehuwd met de erflater onder een stelsel van gemeenschap), maar dat deze een vergoeding zal verschuldigd zijn aan het gemeenschappelijk vermogen omdat deze werd gefinancierd met gemeenschappelijke gelden (en de gemeenschap zich aldus heeft “verarmd” ten voordele van het eigen vermogen).

Fiscaal wordt geen rekening gehouden met deze vergoedingsregels indien er gemeenschappelijke kinderen of afstammelingen zijn. Wanneer er geen gemeenschappelijke afstammelingen zijn, zou dit aanleiding kunnen geven tot een dubbele taxatie.

Enerzijds zal de uitkering voor de helft belastbaar zijn bij toepassing van bovenvermeld principe.

Anderzijds zal de helft van de vergoeding belastbaar zijn (gelet op het feit dat deze vergoeding toekomt aan de gemeenschap).

De Vlaamse Belastingsdienst heeft dit probleem van dubbele taxatie ingezien en stelt dat deze situatie fiscaal zal worden behandeld alsof het voordeel van de levensverzekering gefinancierd is geweest met eigen gelden van de langstlevende echtgenoot (SP nr. 18073 d.d. 15 oktober 2018). Bijgevolg zal het fictief legaat uitwerking krijgen, maar bedraagt de belastbare grondslag nul. De helft van de vergoeding blijft uiteraard onderworpen aan erfbelasting.

→ Tweede hypothese: Een derde is de verzekeringnemer van het verzekeringscontract

Daarnaast is het ook mogelijk dat een derde het levensverzekeringscontract heeft afgesloten. Met een derde wordt bedoeld: niet de erflater en niet de echtgenoot van de erflater gehuwd onder een gemeenschapsstelsel.

In de regel geeft dit geen aanleiding tot taxatie in de nalatenschap van de erflater, behoudens wanneer het begiftigingsinzicht de facto niet uitgaat van deze derde-verzekeringnemer, maar van de erflater.

Het klassieke voorbeeld van een dergelijke polis is het verzekeringscontract dat afgesloten werd door de vennootschap op het hoofd van haar bestuurder, de verzekerde en met begunstigden bijvoorbeeld de kinderen. Het staat vast dat het begiftigingsinzicht uitging van de bestuurder, aangezien een vennootschap zelf geen begiftigingsinzicht kan hebben. De uitkering zal worden belast bij het overlijden van de bestuurder alsof de bestuurder zelf een polis zou hebben afgesloten. Op basis van bovenvermelde redenering zal de uitkering aan de kinderen aldus volledig onderhevig zijn aan erfbelasting.

Wanneer de vennootschap de langstlevende echtgeno(o)t(e) van de bestuurder heeft aangeduid als begunstigde en deze gehuwd waren onder het gemeenschapsstelsel, zal steeds slechts de helft van de uitkering worden belast. De premies werden immers betaald door de vennootschap en dit wordt beschouwd als een “vorm van verloning” van de bestuurder. Dergelijke aanwinsten zijn steeds gemeenschappelijk in een dergelijk huwelijksvermogensstelsel.

Verder in deze reeks:

Vaak geven levensverzekeringen echter geen aanleiding tot uitkering naar aanleiding van het overlijden van de verzekeringnemer. Dit zal onder meer het geval zijn wanneer vader een polis afsluit, waarbij zijn echtgenote de verzekerde is en de kinderen de begunstigden, maar vader overlijdt en het verzekeringscontract komt niet tot uitkering. Ook levensverzekeringscontracten, gesloten door twee verzekeringnemers en op het hoofd van twee verzekerden, komen bij een eerste overlijden vaak niet tot uitkering. Wanneer en hoe deze polissen getaxeerd worden in de erfbelasting, leest u in onze volgende bijdrage van deze reeks.

Zie ook:

Bij concrete vragen over de taxatie van uitkeringen van een levensverzekering, kan u steeds contact opnemen met ons kantoor via www.cazimir.be of info@cazimir.be. Wij helpen u graag verder.

Wenst u op de hoogte te blijven? Volg Cazimir op LinkedIn!

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

1 Reacties

1 Reactie

  1. Johny Caytan

    Beste
    onder punt 2 vergoedingsregels wordt gesteld ” fiscaal wordt geen rekening gehouden met deze vergoedingsregels indien er gemeenschappelijke kinderen of afstammelingen zijn”. Dit is vermoedelijk gebaseerd op het hierna vermeld artikel van VCF

    Artikel 2.7.3.2.7. (01/09/2018- …)

    Voor de inning van het successierecht in rechte nederdalende lijn of tussen echtgenoten met gemeenschappelijke kinderen of afstammelingen worden de terugnemingen en vergoedingen die verbonden zijn hetzij aan de gemeenschap die heeft bestaan tussen de erflater en een echtgenoot, met wie de erflater bij het overlijden levende kinderen of afstammelingen heeft, hetzij aan de gemeenschap die tussen de verwanten in de opgaande lijn van de erflater heeft bestaan, niet in aanmerking genomen.

    Dit artikel lees naar mijn mening veel moeilijker dan gewoon ‘ indien er gemeenschappelijke kinderen zijn’.

    Vooreerst is in het artikel sprake van ‘ voor de inning’ en dus niet voor de heffing.

    Vervolgens is er sprake van kinderen in het meervoud en dus wat als er maar één kind zou zijn uit de ( laatste) gemeenschap.

    Vervolgens spreekt men van vergoedingen die verbonden aan een gemeenschap die heeft bestaan tussen de erflater en een echtgenoot. Bedoelt men hier een gemeenschap die de erflater heeft gehad met een vorige (dus andere dan de laatste) echtgenoot ( met kind) die inmiddels door scheiding of overlijden is ontbonden. Het is perfect mogelijk dat de erflater een kind heeft uit de gemeenschap waarin hij komt te overlijden maar ook uit een vorige gemeenschap of gemeenschappen. Viseert men dan enkel deze vergoedingen? Zo lijkt mij die tekst wel te lezen leest en viseert men eigenlijk niet de vergoedingen die worden toegekend naar aanleiding van de ontbinding van de huidige gemeenschap door overlijden maar deze toegekend in het kader van vorige gemeenschappen.
    Als het de bedoeling was om te stellen dat vergoedingen binnen de (laatste) gemeenschap niet in aanmerking worden genomen als er kinderen zijn uit de gemeenschap waarin hij komt te overlijden dan had men dit toch veel eenvoudiger kunnen formuleren?
    Dank bij voorbaat om dit verder in overweging te nemen.
    Met vriendelijke groeten
    1/02/2021

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.