Een concern, eigenaar van een oliebedrijf dat “met dank aan de hoge olieprijs” torenhoge winsten maakt, roept “de torenhoge energiekosten in Europa” in om werknemers van zijn vestiging in België “op economische werkloosheid te zetten”. Dat België de werknemers vergoedt met zijn “gunstig systeem van economische werkloosheid” is aardig meegenomen en ligt vermoedelijk zelfs aan de basis van de keuze om de activiteit in de Belgische vestiging en niet in die van een ander land tijdelijk terug te schroeven.
De vakbond “twijfelt er niet aan” dat aan de criteria voor economische werkloosheid is voldaan. Die zijn immers “zeer breed”, zo luidt het uit de mond van een vakbondssecretaris in bovenstaand artikel in De Standaard.
“Twijfel is het begin van wijsheid”, is een gezegde dat zowel aan Aristoteles en Descartes als aan Rik Torfs wordt toegeschreven. Maar dat laatste is enkel het gevolg van het feit dat hij jurist is: élke orthodoxe jurist koestert de twijfel.
Eerder vaag dan breed
Is in het geschetste geval wel degelijk zonder twijfel aan “de criteria voor economische werkloosheid” voldaan? Welke zijn die criteria en waar zijn ze te vinden?
Het antwoord is vrij simpel: er zijn geen duidelijke criteria (te vinden).
Het antwoord is vrij simpel: er zijn geen duidelijke criteria (te vinden). De Arbeidsovereenkomstenwet heeft het over schorsing van de arbeidsovereenkomst of invoering van een regeling van gedeeltelijke arbeid “bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken” (art. 51, eerste lid, en 77/4, § 1, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet).
Economisch
Hoewel “economisch” een ruim begrip is, wordt door het gebruik van die term een onderscheid gemaakt met andere wettelijke schorsingsgronden zoals technische stoornis, slecht weer, verbouwings- of herstellingswerkzaamheden.
Hoge energiekosten die de concurrentiepositie van een vestiging bedreigen, zijn onmiskenbaar economisch van aard.
Wegens oorzaken
“Wegens economische oorzaken” is een uitdrukking die doet denken aan overmacht, in het Oud Burgerlijk Wetboek “vreemde oorzaak” genoemd (art. 1147 oud BW). Overmacht veronderstelt dat de schuldenaar onmogelijk zijn verbintenis kan nakomen omwille van een gebeurtenis ten aanzien waarvan hem geen enkele fout kan worden toegeschreven.
Toch neemt men aan dat economische oorzaken inroepen als schorsingsgrond, anders dan technische stoornis (art. 49 Arbeidsovereenkomstenwet) en slecht weer (art. 20 Arbeidsovereenkomstenwet), geen eenvoudige toepassingen zijn van de overmachtsleer, in die zin dat de voorwaarde van onmogelijkheid van tewerkstelling niet vereist is.
Gebrek aan werk
Gebrek betekent “niet genoeg aanwezig” zijn. Als iemand de afwezigheid die hem van zijn verplichtingen moet bevrijden, zelf creëert, is geen sprake van gebrek, maar blijft de betrokkene in gebreke. De overmachtsvoorwaarde van ontoerekenbaarheid blijft m.a.w. wel gelden: de werkgever mag het gebrek aan werk niet zelf gecreëerd hebben.
De wet zelf bepaalt dat trouwens zelf uitdrukkelijk: voor een wettige schorsing van de arbeidsovereenkomst ingeval van gebrek aan werk wegens economische oorzaken, moet het gebrek aan werk “onafhankelijk van de wil van de werkgever” zijn. De wet vermeldt dat dit niet het geval is wanneer de werkgever het werk dat normaal had moeten worden verricht door de werknemers tijdens de duur van de schorsing van de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst, uitbesteedt aan een derde (art. 30quinquies, tweede lid, Arbeidsovereenkomstenwet). De memorie van toelichting verduidelijkt dat het om een voorbeeld gaat (Parl.St. Kamer 2017-18, DOC 54 2768/001, 10).
Het is hier dat de vraag rijst naar wat de vakbond de “ethische kant van de zaak” noemt, maar toch ook een juridische dimensie heeft.
Hof van Cassatie
Het toeval, als dat al bestaat, wil dat het Hof van Cassatie zopas, op 4 april 2022, een arrest wees waarin het begrip “economische werkloosheid” aan bod komt (Cass. 4 april 2022, S.20.0047.F ). Dat gebeurt naar aanleiding van de vraag of sprake is van discriminatie omwille van het verschil in behandeling op het vlak van de vrijstelling van de wachttijd die vereist is voor het recht op werkloosheidsuitkering tussen wie om economische redenen op tijdelijke werkloosheid is gesteld en de andere tijdelijk werklozen (aangelegenheid waarop hier niet wordt ingegaan).
Het Hof oordeelt dat de bepalingen in verband met economische werkloosheid geïnspireerd zijn door het mechanisme van tijdelijke overmacht, maar niet vereisen dat de omstandigheden waarop zij gericht zijn, overmacht vormen.
(Het Hof overweegt dit, terloops gezegd, ook m.b.t. schorsingsoorzaken “technische stoornis” en “slecht weer” en wijkt op dat punt af van wat in de rechtspraak van feitenrechters en in de rechtsleer werd aangenomen).
Het Hof overweegt vervolgens dat gebeurtenissen van overmacht, technische stoornis, slecht weer en gebrek aan werk wegens economische redenen “in beginsel onafhankelijk van de wil van de werkgever zijn” (“sont en principe indépendants de la volonté de l’employeur”). Wat gebrek aan werk wegens economische redenen betreft, is dat letterlijk de vereiste van artikel 30quinquies, tweede lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet, zij het dat het Hof die vereiste nuanceert door daaraan “in beginsel” toe te voegen.
Die nuancering gaat verder door de overweging dat de genoemde gebeurtenissen “niet elke beoordeling uitsluiten” (“n’excluent pas toute appréciation”; “et” schrijft het Hof, waar je eerder “mais” zou verwachten). Het Hof aanvaardt dus een zekere marge in de waardering.
Wie beslist?
Het is in eerste instantie de werkgever die moet uitmaken of er een gebrek aan werk wegens economische oorzaken is in de zin van de wet.
De werknemer kan de inschatting van de werkgever aanvechten door voor de dagen die volgens hem ten onrechte zijn gekwalificeerd als “economische werkloosheid” een bedrag gelijk aan het gewone loon te vorderen. De wet voorziet uitdrukkelijk in een “gewaarborgd loon” als het gaat om dagen tijdens dewelke de werkgever aan derden het werk heeft uitbesteed dat normaal wordt uitgevoerd door de werknemer (art. 30quinquies, derde lid, Arbeidsovereenkomstenwet, dat, anders dan het tweede lid, niet exemplatief geformuleerd is). In dat geval is het de rechter die uiteindelijk zal oordelen of de werkgever binnen de door het Hof van Cassatie aanvaarde appreciatiemarge is gebleven.
Ook de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) kan de inschatting van de werkgever beoordelen en zo nodig betwisten. Het is inderdaad de werkloosheidsverzekering die instaat voor financiering van “de economische werkloosheid”, meer bepaald door de betaling van een werkloosheidsuitkering aan tijdelijk werklozen (art. 27, 2°, a), Werkloosheidsbesluit).
De onafhankelijke rechter over de onafhankelijkheid van de wil van de werkgever
Hoewel de werknemers van Arlanxeo volgens het artikel in De Standaard ondanks de bijpassing waartoe hun werkgever overgaat, bij de hele operatie “enkele duizenden euro’s” inschieten, lijkt het, gelet op de berustende teneur weinig waarschijnlijk dat zij (of de RVA) de beslissing van de onderneming dat sprake is van “gebrek aan werk wegens economische oorzaken” zullen aanvechten.
In dat geval zullen wij nooit weten of een (al dan niet “activistische”, maar altijd) onafhankelijke rechter zou oordelen dat hier niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarde dat het gebrek aan werk onafhankelijk moet zijn van de wil van de werkgever. Wie weet, verklaart hij die wil niet “soeverein”?
0 reacties