In haar doctoraat onderzoekt dr. Eva Bernet Kempers de positie van het dier in het recht. Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe goederenrecht kijken we er immers anders naar. Via het concept van de ‘dierwaardigheid’ probeert ze een antwoord te bieden op deze hedendaagse problematiek. In onderstaande tekst schetst ze de krachtlijnen van haar onderzoek.
Het dier past niet in de binaire verdeling personen-voorwerpen
De binaire verdeling tussen ‘personen’ enerzijds en ‘voorwerpen’ anderzijds is iedere jurist welbekend. Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe goederenrecht in 2021, is deze tweedeling echter op losse schroeven komen staan. Artikel 3.39 van het hervormde goederenrecht stelt namelijk dat er, naast voorwerpen, ook een categorie ‘dieren’ moet worden onderscheiden. Volgens de voorbereidende werken is een dergelijke aanpassing nodig omdat dieren noch als voorwerp, noch als persoon kunnen worden gekwalificeerd. Ze vormen als het ware een nieuwe categorie, als wezens met een gevoelsleven en biologische noden.
Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe goederenrecht in 2021, is deze tweedeling tussen ‘personen’ en ‘voorwerpen’ op losse schroeven komen te staan
Het privaatrechtelijke onderscheid tussen voorwerpen en dieren dat in 2021 in België werd ingevoerd, is een voorbeeld van een bredere trend die plaatsvindt doorheen Europa. Deze trend wordt wel omschreven als een ‘de-objectivering’ van dieren: dieren worden steeds minder gedefinieerd door hun status als object, voorwerp van recht. Zo zien we bijvoorbeeld dat in scheidingszaken, het belang van een dier wordt meegenomen – en soms zelfs beslissend is – in de vaststelling welke partij het dier mag houden. Een groeiend aantal rechtssystemen erkent in wetgeving dat dieren niet gelijk kunnen worden gesteld aan eigendom: zij zijn voelende wezens, êtres-vivants, of Mitgeschöpfe, voor wie mensen een verantwoordelijkheid dragen.
Door ‘de-objectivering’ worden dieren juridisch steeds minder gezien als louter object
Ook de vertegenwoordiging van dieren in de rechtbank wordt steeds vaker mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld in Frankrijk, waar dierenbeschermingsorganisaties civiele partij kunnen worden bij strafzaken tegen dierenmishandelaars, en een schadevergoeding kunnen claimen in naam van een dier, of in Zwitserland, waar gedurende een aantal jaar een specifieke dierenadvocaat actief was. Het hof van beroep te Antwerpen concludeerde in een zaak van 2021 zelfs dat dieren vandaag de dag al rechten hebben, die kunnen worden afgeleid uit de publiekrechtelijke bescherming die zij genieten.
De Anglo-Amerikaanse benadering
Dieren zijn dus niet langer puur voorwerp van recht, maar wat zijn zij dan wel? In de Anglo-Amerikaanse context proberen advocaten al jaren de rechtspersoonlijkheid van dieren te erkennen via de zogenaamde habeas corpus-procedure. Het ‘Nonhuman Rights project’ spant zaken aan ‘in naam van’ olifanten en chimpansees, met als doel een hogere rechtbank te doen inzien dat een dier eigenlijk ook een persoon is, met een fundamenteel recht op lichamelijke integriteit. Advocaten benadrukken de uitzonderlijke menselijke kwaliteiten van deze dieren, en stellen dat de hun uitsluiting van rechtspersoonlijkheid berust op speciësisme: een discriminatie op basis van soort.
Deze strategie is gemodelleerd naar de manier waarop tot-slaaf-gemaakten nog maar enkele eeuwen geleden rechtspersoonlijkheid veroverden, waarmee hun eigendomsstatus werd afgeschaft. De inclusie van dieren in de categorie van ‘rechtspersoon’ wordt door de voorvechters van dierenrechten gezien als de laatste stap in de uitbreiding van de morele cirkel richting een rechtvaardige wereld.
Een dergelijke visie en bijbehorende strategie lijkt echter wat onwaarschijnlijk en ongeschikt om rechtstreeks te kopiëren naar andere delen van de wereld zoals continentaal Europa, waar meestal geen habeas corpus-procedure voorhanden is. Rechters hebben in de civielrechtelijke context niet de vrijheid om zulke radicale veranderingen door te voeren. Bovendien zijn de consequenties ervan vrij onduidelijk: de vraag is of een dergelijke revolutie dieren zelf uiteindelijk wel ten goede zou komen. Wat zou de erkenning van dierlijke personen betekenen voor eigendomsrecht over dieren, of de aansprakelijkheid van dieren, en wie zou een dier in de rechtszaal kunnen vertegenwoordigen? De switch van ‘voorwerp’ naar ‘persoon’ gaat simpelweg niet over een nacht ijs. Daarom lijkt de ‘dieren als personen’-benadering niet direct toepasbaar in de hedendaagse context van Europa.
Dierwaardigheid
In mijn doctoraat onderzocht ik een alternatieve wijze om de benadering van dieren in het recht vaste grond onder de voeten te geven, via het concept van ‘dierwaardigheid’. De erkenning van dierwaardigheid in verschillende rechtssystemen (zoals Zwitserland, Nederland, en Luxemburg) laat zien hoe dit concept precies wordt gebruikt om de intrinsieke waarde van dieren voor het recht te codificeren; het beginsel dat dieren niet kunnen worden behandeld als instrument voor menselijk nut, maar relevante belangen hebben, die in beschouwing moeten worden genomen. Het idee dat dieren waardige wezens zijn kan zowel in publiek- als privaatrechtelijke context een richting geven aan hoe met dieren om te gaan, zonder daarbij te vereisen dat hun eigendomsstatus wordt afgeschaft en aan hen volledige rechtspersoonlijkheid wordt toegekend. In plaats daarvan kunnen dieren wel een gedeeltelijke rechtssubjectiviteit genieten, wanneer bepaalde ‘incidenten van rechtspersoonlijkheid’ worden gecreëerd.
Het idee dat dieren waardige wezens zijn kan zowel in publiek- als privaatrechtelijke context een richting geven aan hoe we met dieren omgaan, zonder dat hun eigendomsstatus moet worden afgeschaft
Het waardigheidsconcept wordt verder ingevuld door de capabilities approach van politiek filosofe Martha Nussbaum, en moet op een soort-specifieke manier worden begrepen. Wat een hond nodig heeft om een waardig leven te leiden, is anders dan wat een paard nodig heeft om een waardig leven te leiden. In beide gevallen is het beginpunt dat dieren een waarde hebben van zichzelf: ze streven ernaar om te floreren als het wezen dat ze zijn, en dit streven moet in beschouwing worden genomen door het rechtssysteem.
De waardigheid van dieren vertaalt in een verantwoordelijkheid van de staat om de ontwikkeling van hun soort-specifieke kwaliteiten te garanderen, en een verantwoordelijkheid van het individu om dieren te behandelen met respect. In plaats van een hiërarchische indeling op basis van hun gelijkenis met mensen, sluit de dierwaardigheidsbenadering aan bij de diversiteit aan soorten in de wereld. Ze geeft vorm aan de plichten van mensen jegens andere dieren, die rechtstreeks op dieren van toepassing zijn. Hierdoor worden dieren niet langer enkel beschouwd als rechtsobject, maar maken zij deel uit van juridische relaties.
De benadering gestoeld op het concept van dierwaardigheid ziet de ontwikkeling van de status van dieren als een transitie in plaats van een revolutie. Ze is specifiek toegespitst op de context van civielrechtelijk Europa, waar de ontwikkeling van het recht via het politieke proces gebeurt, en dieren niet zomaar volledige rechtspersoonlijkheid zal worden toegekend. Ze vat de ontwikkelingen die het positieve recht vandaag de dag beleeft samen, en biedt tegelijkertijd houvast voor de verdere ontwikkeling van het recht op zo’n manier dat het voor alle individuen een waardige behandeling garandeert. Want dieren zijn dan wel geen personen, ze zijn ook zeker geen voorwerpen.
Eva Bernet Kempers, UAntwerpen
Wil jij ook de resultaten van je wetenschappelijk onderzoek met een ruim publiek van juridische professionals delen? Mail dan de redactie.
0 reacties